ECLI:NL:RBNNE:2023:1283

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
LEE 22/2825 en LEE 23/70
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek en ongeldig verklaren van een rijbewijs na verkeersincidenten

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland de beroepen van eiser tegen het opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek en de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De rechtbank heeft de zaken geregistreerd onder de nummers LEE 22/2825 en LEE 23/70. Eiser was betrokken bij meerdere verkeersincidenten, waaronder een eenzijdig ongeval op 13 januari 2022. Naar aanleiding van deze incidenten heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) besloten om een onderzoek naar de rijvaardigheid van eiser op te leggen. Eiser heeft echter niet deelgenomen aan het onderzoek, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR een goede motivering heeft gegeven voor de oplegging van het onderzoek en dat eiser niet is verschenen bij het onderzoek. De rechtbank oordeelt dat het besluit van het CBR om het rijbewijs ongeldig te verklaren terecht is, omdat eiser geen geldige reden voor zijn afwezigheid heeft opgegeven. De rechtbank concludeert dat de beroepen van eiser ongegrond zijn en dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan op 31 maart 2023 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 22/2825 en LEE 23/70

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.M. de Boer),
en

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Sheikchote).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het aan hem opleggen van een rijvaardigheidsonderzoek en tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Verweerder heeft hiertoe besloten in de primaire besluiten
1.1.
Met de bestreden besluiten van 3 juni 2022, 19 juli 2022 en 1 december 2022 op de bezwaren van eiser is verweerder bij die besluiten gebleven. Het beroep tegen de besluiten van 3 juni 2022 en 19 juli 2022 is geregistreerd als LEE 22/2825. Het beroep tegen het besluit van 1 december 2022 is geregistreerd als LEE 23/70.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

LEE 22/2825
2.1.
Op 15 maart 2021, 12 september 2021, 28 september 2021, 4 november 2021, 18 december 2021, 24 december 2021 en 9 januari 2022 hebben zich verkeersincidenten voorgedaan waarbij eiser (mogelijk) betrokken was.
2.2.
Op 13 januari 2022 was eiser betrokken bij een eenzijdig verkeersongeval waarbij hij met zijn auto in de sloot is beland. Op dezelfde datum heeft de politie aan verweerder een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) gedaan.
2.3.
Bij primair besluit I van 23 maart 2022 heeft verweerder aan eiser een onderzoek naar zijn rijvaardigheid opgelegd. Bij het besluit is een factuur opleggingskosten bijgevoegd.
Bij schrijven van dezelfde datum heeft verweerder een vrijwel gelijkluidend besluit (primair besluit II) aan eiser toegezonden, met een factuur opleggingskosten als bijlage. De verschillen zijn dat in de tweede brief wel verwezen wordt naar de gemachtigde van eiser en dat een andere inhoudelijke onderbouwing wordt gegeven. De kenmerken van de brieven zijn gelijk. De kenmerken van de facturen zijn niet geheel gelijk (F1000 0047 2201 3108 versus F0000 0047 2201 3178).
2.4.
Bij brief van 1 april 2022 (primair besluit III), met als onderwerp: besluit ingetrokken, heeft verweerder aan eiser onder meer het volgende meegedeeld:
Op 23 maart 2022 hebben wij u een brief gestuurd. In de brief staat dat u moet meewerken aan een rijvaardigheidsonderzoek. Ook staat in de brief dat u tijdelijk niet meer mag rijden. De geldigheid van uw rijbewijs is namelijk geschorst. Nu hebben wij nieuwe informatie gekregen die invloed heeft op ons besluit. In deze brief leest u wat dit voor u betekent.
(…)
We trekken ons besluit in
U hoeft geen onderzoek te laten doen. Uw rijbewijs is weer geldig. Dat betekent dat u weer mag rijden.
Waarom trekken we ons besluit in?
Wij hebben uw dossier nogmaals beoordeeld. Op 23 maart 2022 hebben wij u onterecht tweemaal een onderzoek naar de rijvaardigheid opgelegd. Wij zullen ons besluit met factuurnummer F1000 0047 2201 3180 intrekken. Let op! U dient alsnog de medewerking te verlenen aan het onderzoek naar de rijvaardigheid.
U hoeft niet te betalen
U hoeft de opleggingskosten van het onderzoek niet te betalen. Heeft u al betaald? Dan betalen we u zo snel mogelijk terug.
2.5.
Bij brief van 13 april 2022 heeft verweerder aan eiser een betalingsherinnering gestuurd over de factuur met het kenmerk F0000 0047 2201 3178. Bij brief van 26 april 2022 heeft verweerder bevestigd dat eiser de opleggingskosten had betaald. Bij brief van gelijke datum heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij kan bellen om het rijvaardigheidsonderzoek in te plannen. Op 23 mei 2022 heeft verweerder een gelijkluidende brief aan eiser toegezonden. Bij brief van 1 juni 2022 heeft verweerder bevestigd dat voor het rijvaardigheidsonderzoek de datum van 19 september 2022, om 10:20 uur, is bepaald.
2.6.
Bij besluit van 3 juni 2022 (besluit op bezwaar I) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit III kennelijk ongegrond verklaard.
2.7.
Bij besluit van 19 juli 2022 (besluit op bezwaar II) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
LEE 23/70
3. Bij primair besluit van 19 september 2022 heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard wegens het niet deelnemen aan het rijvaardigheidsonderzoek. Bij besluit van 1 december 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser hiertegen kennelijk ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

4. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
LEE 22/2825
5.1.
Zoals ter zitting is besproken en door de gemachtigde van verweerder is erkend, is de tekst van het primaire besluit III (zie 2.4.) verwarrend. Bij een eerste lezing zal voor de gemiddelde lezer niet duidelijk zijn wat wel en wat niet wordt ingetrokken. Bij nadere lezing komt echter toch naar voren dat verweerder opmerkt dat het onderzoek naar de rijvaardigheid tweemaal is opgelegd en dat het besluit met het factuurnummer F1000 0047 2201 3180 wordt ingetrokken. Dit betekent dat het primaire besluit I wordt ingetrokken.
5.2.
De rechtbank deelt niet de opvatting van eiser dat ook het primaire besluit II is ingetrokken. Naast de tekst van het primaire besluit III, waar die intrekking niet uit blijkt, betrekt de rechtbank ook dat de procedure over de oplegging in het primaire besluit II daarna is voortgegaan (zie 2.5.).
5.3.
De beroepsgrond gericht tegen het bestreden besluit I slaagt daarom niet.
6.1.
Eiser stelt dat de gestelde incidenten geen grondslag vormen voor de oplegging van het onderzoek.
6.2.
Verweerder heeft er in het bestreden besluit II op gewezen dat eiser reeds in 2016 heeft moeten meewerken aan een cursus over verantwoord rijgedrag. Nadien heeft de politie op 4 september 2020 en 13 januari 2022 een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wvw gedaan. Daaruit blijkt dat de politie in de jaren 2017 tot en met 2022 meerdere meldingen heeft ontvangen over sterk afwijkend rijgedrag met het motorvoertuig van eiser, te weten slingerend rijden en rijden met wisselende snelheden wat leidde tot gevaarlijke situaties op de weg. In enkele gevallen heeft de politie zelf dergelijk rijgedrag door eiser geconstateerd. Over het incident op 13 januari 2022 (zie 2.2.) merkt verweerder op dat eiser later een andere verklaring voor het ongeluk heeft gegeven dan op de dag zelf. Bovendien is eiser vaker bij aanrijdingen betrokken geraakt waarbij eiser aandrong op onderling afhandelen van de schade, dus zonder de verzekeringspartijen te betrekken. De politie vond het verder opmerkelijk dat eisers auto een groot aantal kleine schades bleek te hebben. Verweerder benadrukt dat in het geval van eiser sprake is van een uitzonderlijk aantal verkeersgerelateerde incidenten.
6.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het besluit om het onderzoek op te leggen goed onderbouwd. Eiser heeft geen steekhoudende inhoudelijke weerlegging gegeven van de hierboven samengevatte onderbouwing door verweerder. De beroepsgrond gericht tegen het bestreden besluit II slaagt om die reden niet.
LEE 23/70
7.1.
Eiser is op 19 september 2022 (zie 2.5.) niet verschenen bij het rijvaardigheidsonderzoek. Hij heeft bij verweerder niet gemeld dat hij verhinderd was en heeft ook nadien geen reden gegeven voor zijn niet-deelname.
7.2.
Onder deze omstandigheden is verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, op goede gronden tot het oordeel gekomen (als bedoeld in artikel 133, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen) dat er geen sprake was van een geldige reden voor verhindering. Uit artikel 132, tweede lid, van de Wvw volgt dat verweerder in een dergelijk geval het rijbewijs ongeldig dient te verklaren.
7.3.
Het beroep van eiser geregistreerd als LEE 23/70 is om die reden ongegrond.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 131
1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen.
(…)
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels vastgesteld ter uitvoering van het eerste lid.
Artikel 132
1. Behoudens de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde uitzonderingen is diegene verplicht zijn medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregel, die zich:
(…)
b. ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onderdeel b, dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking besluit het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder.
Reglement rijbewijzen
Afdeling 4. Onderzoeken naar de rijvaardigheid of geschiktheid
Artikel 133
(…)
2. Indien betrokkene niet op de voor het onderzoek vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het afwezigheidsbericht tijd en plaats van het onderzoek door het CBR opnieuw vastgesteld tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.
(…)
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
§ 7. Onderzoeken
Artikel 23
(…)
3. Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid:
a. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage onder A, onderdelen I, Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig, of II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer;
(…)
Bijlagebij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
A. Rijvaardigheid en rijgedrag
I. Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig
(…)
I.2. Beheersing van het motorrijtuig
1.Gebrek aan stuurvastheid waardoor, al dan niet in combinatie:
a. slingerend wordt gereden;
(…)
3.Overige feiten of omstandigheden waaruit een gebrek in de vaardigheid in de beheersing van het motorrijtuig blijkt:
a. het motorrijtuig niet onder controle houden;
(…)
II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer
1. Niet adequaat kijkgedrag
Hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, zich onder meer manifesterend bij het:
(…)
f. dan wel zich manifesterend door slecht kijkgedrag in het algemeen.
2. Gebrekkige rijvaardigheid
Gebrekkige rijvaardigheid die blijkt uit:
(…)
b. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
(…)