ECLI:NL:RBNNE:2023:1277
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de gevolgen van de waardestijging
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 4 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Westerwolde beoordeeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 259.000 per 1 januari 2021, die resulteerde in een aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. Eiser stelde dat de WOZ-waarde met 15,63% was gestegen, terwijl de stijging van vergelijkbare woningen gemiddeld lager was (8,82%). Eiser betoogde dat onvoldoende rekening was gehouden met de ligging van de woning, die niet aan de openbare weg ligt maar alleen via een recht van overpad bereikbaar is.
De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde van een woning jaarlijks opnieuw moet worden vastgesteld op basis van verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de WOZ-waarde niet wordt bepaald aan de hand van eerdere WOZ-waarden van vergelijkbare woningen, maar op basis van actuele verkoopcijfers. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de ligging van de woning correct heeft gewaardeerd en dat de gebruikte referentiewoningen goed vergelijkbaar zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft en de WOZ-waarde van de woning gehandhaafd blijft op € 259.000. Er wordt geen proceskostenvergoeding of griffierecht toegekend aan eiser.