Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Zij heeft in haar strafmaat rekening gehouden met de zeven ad informandum gevoegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke taakstraf, eventueel gecombineerd met een geldboete. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bereid is om zich aan eventuele voorwaarden te houden. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal de positieve levensontwikkeling van verdachte doorkruisen, met als voornaamste gevolg het verlies van zijn baan. Verder heeft de raadsman verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte onder 3, 4, 5, 7, 8 en 9 erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich – bij zijn aanhouding – schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood, geuit tegen twee verbalisanten. Verdachte heeft door het plegen van dit feit angstgevoelens bij de politieagenten veroorzaakt, die op dat ogenblik een van hun politietaken uitoefenden. Politieambtenaren moeten hun werkzaamheden kunnen uitvoeren zonder met verbale bedreigingen van deze ernstige aard te worden geconfronteerd.
De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De reclassering heeft in een advies van 30 augustus 2021 over verdachte gerapporteerd. Uit dit rapport, en nadien, blijkt dat de reclassering niet met verdachte in contact heeft kunnen komen. Op basis van de op dat moment beschikbare informatie is geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen en is het niet mogelijk gebleken over bijzondere voorwaarden een advies uit te brengen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 11 maart 2023 volgt dat hij de afgelopen jaren voor verschillende strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde en het aantal ad informandum gevoegde feiten, acht de rechtbank slechts oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf toepasselijk. De rechtbank ziet, mede gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte, geen aanleiding om hieraan een voorwaardelijk gedeelte te koppelen. Verdachte heeft zich niet voor enig reclasseringscontact opengesteld; dit wordt onderstreept door het feit dat alle voorwaardelijke sancties die de afgelopen jaren zijn opgelegd alsnog zijn ten uitvoer gelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.