ECLI:NL:RBNNE:2023:1208

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
18/176954-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overval op tankstation, maar veroordeling voor bedreiging met de dood

Op 30 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van een overval op een tankstation in Bellingwolde en bedreiging van verbalisanten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overval, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij een van de daders was. Hoewel er vingerafdrukken van de verdachte op een achtergelaten tas waren aangetroffen, kon niet met zekerheid worden vastgesteld dat deze tijdens de overval op de tas waren gekomen. De rechtbank oordeelde dat de andere bewijsmiddelen, zoals de aangetroffen schoenen en verklaringen van getuigen, niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval te bewijzen.

Echter, de rechtbank achtte de bedreiging van de verbalisanten wel bewezen. De verdachte had tijdens zijn aanhouding dreigende woorden geuit tegen twee verbalisanten, wat leidde tot de veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie op basis van de bewezenverklaring.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat het feit niet bewezen was. De vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 5] werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreekse schade was toegebracht. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen bij haar uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/176954-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Atema, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 mei 2019, te Bellingwolde, in de gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kassalade en/of een geldbedrag (ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
  • in versnelde pas op die [benadeelde partij 1] is/zijn afgelopen, en/of
  • ( vervolgens) die [benadeelde partij 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkendvoorwerp, heeft/hebben getoond, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, tegen die [benadeelde partij 1] heeft/hebben gezegd: “geld, geld,geld” en/of “snel, snel, snel”, en/of
  • ( vervolgens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebbengericht op die [benadeelde partij 1] , en/of
  • ( vervolgens) genoemd tankstation naar binnen is/zijn gegaan, en/of- met die [benadeelde partij 1] in gevecht is/zijn geraakt.
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2021, in de gemeente Groningen, [benadeelde partij 3] en/of
[benadeelde partij 4] , verbalisanten bij de Eenheid Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen "ik ben vuurwapen gevaarlijk. Ik onthoud jullie gezichten, ik pak jullie nog wel. Ik schiet jullie een kogel door de kop", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie allereerst aangevoerd dat uit de verklaring van aangever [benadeelde partij 1] en de camerabeelden voortvloeit dat de kleinste overvaller een Actiontas, welke met de rechterhand op het witte gedeelte is vastgehouden, in de shop van het tankstation heeft achtergelaten. Na forensisch onderzoek zijn op deze tas twee vingerafdrukken van verdachte aangetroffen, waaronder een van zijn rechter wijsvinger op het witte gedeelte van de tas. Bovendien heeft aangever over de lengte van de kleinste overvaller verklaard, hetgeen volgens het politiesysteem overeenkomt met de lengte van verdachte. Voorts is op de camerabeelden waarneembaar dat een van de overvallers gifgroene/gele Nike-sportschoenen heeft gedragen; vergelijkbare schoenen (wat betreft kleur en merk) zijn kort na de overval op de vermoedelijke vluchtroute van de daders gevonden. In de linkerschoen zijn DNA-sporen van [naam 1] , de vader van [naam 2] , aangetroffen en [naam 1] heeft bevestigd toentertijd over zulke schoenen te hebben beschikt. Gelet op de verklaring van aangever kan [naam 1] vanwege zijn leeftijd (45+) en corpulente postuur niet de verdachte zijn geweest. Wel is gebleken dat medeverdachte [medeverdachte] de avond van de overval samen met [naam 2] in de woning van [naam 1] is geweest. In dat kader is tussen voornoemde personen en verdachte een link te leggen, nu uit het politieonderzoek volgt dat verdachte in de periode van de overval met [naam 2] en haar familie is omgegaan, destijds in het huis van [familienaam] is verbleven en dat toentertijd verschillende spullen van [familienaam] uit het huis zijn verdwenen. Daarnaast heeft het NFI een mogelijke verwantschap, zijnde een ouder-kindrelatie, geconstateerd naar aanleiding van de DNA-profielen die op de Actiontas en de Nike-schoenen zijn aangetroffen. Ook heeft verdachte verklaard min of meer dezelfde schoenmaat te hebben als de maat van de aangetroffen schoenen. Op grond van het voorgaande zijn de aangetroffen schoenen te herleiden naar verdachte. Verder vormen de tapgesprekken tussen de politie en de toenmalige vriendin van verdachte, [naam 3] , een aanwijzing dat zij van verdachtes betrokkenheid bij de overval op de hoogte moet zijn geweest. Immers heeft zij in dat gesprek bevestigd dat zij ten tijde van de overval een relatie met verdachte had, zonder dat de politie daarbij een jaartal noemde, en heeft zij kort na dat gesprek contact met verdachte gezocht over haar telefoongesprek met de politie en over de vooraankondiging van de uitzending van Opsporing Verzocht, terwijl zij op dat moment niks meer met verdachte te maken wilde hebben. Ten slotte heeft de officier van justitie opgemerkt dat dit alles goed aansluit bij de MMA-melding, die al op 24 oktober 2019 werd gedaan en waarin de voornaam en leeftijd van verdachte zijn genoemd als een van de overvallers.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen met onvoldoende zekerheid is vast te stellen dat verdachte een van de daders van de overval op het tankstation in Bellingwolde is geweest. Weliswaar is uit dactyloscopisch onderzoek gebleken dat op de – door een van de overvallers in de shop van het tankstation achtergelaten – Actiontas twee vingerafdrukken van verdachte aanwezig zijn geweest, echter kan niet met voldoende zekerheid bepaald worden of betreffende sporen bij gelegenheid van de overval of op een ander moment op de boodschappentas terecht zijn gekomen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat op de vorenbedoelde tas eveneens vijf andere dactyloscopische sporen zijn aangetroffen, waarvan de exacte herkomst onduidelijk is gebleven.
De rechtbank stelt verder vast dat kort na de overval langs een mogelijke vluchtroute van de overvallers groen-/geelkleurige sportschoenen van het merk Nike zijn aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is er echter geen sluitend bewijs dat verdachte daadwerkelijk degene is geweest die deze schoenen heeft gedragen.
De rechtbank vindt dat er, gelet op het voorgaande niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het ten laste gelegde en zal verdachte daarom vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2023;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 oktober 2021,opgenomen op pagina 183 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021175194 d.d. 21 december 2021, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 oktober 2021,opgenomen op pagina 192 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 oktober 2021 in de gemeente Groningen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , verbalisanten bij de Eenheid Noord-Nederland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] dreigend de woorden toe te voegen “ik ben vuurwapengevaarlijk. Ik onthoud jullie gezichten, ik pak jullie nog wel. Ik schiet jullie een kogel door de kop”.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 26 maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest. Zij heeft in haar strafmaat rekening gehouden met de zeven ad informandum gevoegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke taakstraf, eventueel gecombineerd met een geldboete. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bereid is om zich aan eventuele voorwaarden te houden. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal de positieve levensontwikkeling van verdachte doorkruisen, met als voornaamste gevolg het verlies van zijn baan. Verder heeft de raadsman verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte onder 3, 4, 5, 7, 8 en 9 erkende ad informandum gevoegde feiten, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich – bij zijn aanhouding – schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood, geuit tegen twee verbalisanten. Verdachte heeft door het plegen van dit feit angstgevoelens bij de politieagenten veroorzaakt, die op dat ogenblik een van hun politietaken uitoefenden. Politieambtenaren moeten hun werkzaamheden kunnen uitvoeren zonder met verbale bedreigingen van deze ernstige aard te worden geconfronteerd.
De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De reclassering heeft in een advies van 30 augustus 2021 over verdachte gerapporteerd. Uit dit rapport, en nadien, blijkt dat de reclassering niet met verdachte in contact heeft kunnen komen. Op basis van de op dat moment beschikbare informatie is geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen en is het niet mogelijk gebleken over bijzondere voorwaarden een advies uit te brengen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 11 maart 2023 volgt dat hij de afgelopen jaren voor verschillende strafbare feiten onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde en het aantal ad informandum gevoegde feiten, acht de rechtbank slechts oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf toepasselijk. De rechtbank ziet, mede gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte, geen aanleiding om hieraan een voorwaardelijk gedeelte te koppelen. Verdachte heeft zich niet voor enig reclasseringscontact opengesteld; dit wordt onderstreept door het feit dat alle voorwaardelijke sancties die de afgelopen jaren zijn opgelegd alsnog zijn ten uitvoer gelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van het reeds ondergane voorarrest, passend en geboden. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is geëist nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 270,78 ter vergoeding van materiële schade en €2.700,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
[benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 275,- ter zake van materiële schade, vermeerderd metwettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat de vordering integraal dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van hoofdelijkheid.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 5] :
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien het gevoegde ad informandum feit 5 (opzetheling identiteitsbewijs) niet in rechtstreeks verband staat tot de diefstal van de rugtas met inhoud.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
De raadsman heeft aangevoerd dat, gezien de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijkheid dient te volgen.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 5] :
De raadsman heeft zich aan het standpunt van de officier van justitie gerefereerd.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 1] :
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van benadeelde partij [benadeelde partij 5] :
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit 5 geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op het artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van onder 1 ten laste gelegde:
Verklaart de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van onder 5 ten laste gelegde:
Verklaart de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 5] niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. J. Duiven, rechters, bijgestaan door mr. M. Huiskamp, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2023.