ECLI:NL:RBNNE:2023:1174

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
28 maart 2023
Zaaknummer
18/730140-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de productie en handel in amfetamine in Leeuwarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het bereiden en opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine(olie). De verdachte is niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. K.H.T. van Gijssel. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten die verband hielden met de productie van amfetamine in een loods in Leeuwarden, waar op 21 mei 2019 een operationeel drugslaboratorium werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, die volledig aan het openbaar ministerie kon worden toegerekend. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank overwoog dat de productie van synthetische drugs een ernstige bedreiging vormt voor de volksgezondheid en dat de verdachte zich met deze activiteiten had ingelaten zonder rekening te houden met de risico's en gevolgen voor anderen en het milieu. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds de feiten niet meer met justitie in aanraking was gekomen en positieve stappen in zijn leven had gezet. De rechtbank besloot tot een aanzienlijke strafmatiging vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730140-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] , laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Diemen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair hij in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden, in een pand gelegen aan of bij de [adres] , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, en/of een of meerdere ander(e)
stof(fen)/materia(a)l(en)/middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand gelegen aan of bij de [adres] (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door - met een ander en/of met een (bestel)bus voornoemd pand binnen te rijden, en/of - (in en/of nabij voornoemd pand) hand- en spandiensten te verrichten bij die
productie van amfetamine, zijnde amfetamine en/of (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, toen aldaar in een pand gelegen aan of bij de [adres] , aldaar, een of meer grondstof(fen) en technische appara(a)t(en) voor het vervaardigen van amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
3.
hij in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, toen aldaar in een pand gelegen aan of bij de [adres], aldaar, een of meer grondstof(fen) en technische appara(a)t(en) voor het
vervaardigen van amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, feit 2 en feit 3.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de OVC-gesprekken die deel uit maken van het onderzoek ‘Calabrese’, alsmede uit het feit dat een op 21 mei 2019 in werking zijnde drugslaboratorium is aangetroffen, kan worden afgeleid dat verdachte samenwerkte met de familie [naam 1] uit Brabant. De familie [naam 1] heeft verdachte willen opleiden voor het opzetten van een drugslaboratorium en het produceren van onder meer BMK en amfetamineolie. De bemoeienis van de familie uit Brabant blijkt duidelijk uit de OVC-gesprekken. Verdachte heeft samen met de medeverdachten een drugslaboratorium opgezet in Leeuwarden aan de [adres] .
Feit 1. primair en feit 2 kunnen wettig en overtuigend bewezen worden op basis van onder andere de processen-verbaal waarin de instap en het onderzoek aan de loods wordt beschreven, de camerabeelden en de OVC-gesprekken uit het onderzoek ‘Calabrese’. Verdachte is – zoals blijkt uit de camerabeelden - veelvuldig aanwezig geweest in en nabij de loods. Voorts heeft hij goederen en personen vervoerd en hand- en spandiensten bij de loods verricht.
Feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen op grond van de verklaring van verdachte dat hij de garagebox aan de [adres] voor iemand huurde en gelet op de resultaten van het onderzoek dat naar de vaten in deze garagebox is verricht.
Standpunt van de verdediging
Feiten 1 en 2
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij een keer wat van A naar B heeft gebracht met een bus, maar dat betekent niet dat hij strafbaar heeft gehandeld. De aard van wat hij heeft vervoerd was hem onbekend. Het chauffeuren van mensen en het plaatsen van platen voor een aantal ramen is onvoldoende om het medeplegen van de productie van harddrugs te kunnen bewijzen. Deze handelingen zijn eerder te kwalificeren als medeplichtigheid. Ten aanzien van de medeplichtigheid ontbreekt echter het dubbele opzet omdat verdachte ervan overtuigd was dat het om een hennepplantage zou gaan. De onder 1. subsidiair en onder 2 ten laste gelegde medeplichtigheid kan hiermee niet worden bewezen . De camerabeelden bevestigen de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van de amfetamine, kan niet worden vastgesteld dat verdachte beschikkingsmacht over de amfetamine heeft gehad. Ook de wetenschap dat zich in de loods amfetamine bevond ontbreekt. Dat verdachte vanaf het begin af aan op de hoogte is geweest van het amfetaminelaboratorium is enkel gebaseerd op speculaties.
Feit 3
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er te veel onduidelijk is met betrekking tot de nummering van de garageboxen en wat zich daar allemaal heeft afgespeeld tot 26 juni 2019. De politie heeft pas eind juni 2019 een inval gedaan en verdachte is voor het laatst begin mei 2019 gezien bij een garagebox aan de [adres] .
Oordeel van de rechtbank

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten. Deze bewijsmiddelen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

Bewijsoverweging

Ten aanzien van feit 1. primair:

Vastgestelde feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat ten aanzien van feit 1 primair op grond van de in de bijlage van dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In een loods aan de [adres] in Leeuwarden is op 21 mei 2019 een operationeel amfetaminelaboratorium aangetroffen. De inbeslaggenomen camerabeelden hebben uitgewezen dat onder andere verdachte gedurende de periode 15 mei tot en met 21 mei 2019 meermalen in en rond de loods aanwezig is geweest. In de loods heeft de politie diverse stoffen aangetroffen die blijkens de bevindingen van het NFI, chemicaliën zijn die in de regel gebruikt worden voor de productie van amfetamine. Daarnaast heeft verdachte, zoals hij ook zelf heeft verklaard, een aantal maanden eerder een garagebox aan de [adres] in Leeuwarden gehuurd. Uit door een observatieteam gemaakt beeldmateriaal is gebleken dat verdachte meermaals nabij en in deze garagebox is geweest. Tevens is waargenomen dat verdachte in elk geval één keer binnen korte tijd voorwerpen heeft vervoerd van de garagebox naar de loods aan de [adres] . Later blijkt dat zich in deze garagebox stoffen hebben bevonden die, zo volgt uit het onderzoek van het LFO, ingezet worden bij de productie van amfetamine. Uit het aan onderhavig dossier gevoegd dossier inzake onderzoek ‘Calabrese’ blijkt dat in januari en februari 2019 verdachte meerdere malen contact heeft gehad met personen die geobserveerd werden in het kader van het onderzoek Calabrese, een omvangrijk drugsonderzoek rondom de familie [naam 1] in Brabant. De rechtbank stelt vast dat op 21 mei 2019, de dag waarop de doorzoeking in de loods aan de [adres] te Leeuwarden heeft plaatsgevonden, er in Oss door anderen is gesproken over het aangetroffen laboratorium aan de [adres] . Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte betrokken was bij de ondertekening van het huurcontract van de loods.
Betrokkenheid van verdachte bij de productie/aanwezigheid van amfetamine
Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij feit 1 primair overweegt de rechtbank het volgende.
Uit het dossier volgt niet rechtstreeks dat verdachte zelf – al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen – handelingen heeft verricht die erop neer komen dat hij – met anderen – amfetamine heeft bereid of anderszins handelingen heeft verricht die rechtstreeks te koppelen zijn aan de productie van amfetamine. In het dossier ligt immers niet besloten dat verdachte in de loods is aangetroffen gedurende het productieproces. Evenmin is op of aan het instrumentarium dat voor de productie is gebruikt en overige daarmee samenhangende voorwerpen, zoals mondkapjes en handschoenen, DNA-materiaal van verdachte aangetroffen.
Uit het dossier volgt wel dat verdachte in januari 2019 al in het bijzijn van [naam 2] (verdachte in voornoemd omvangrijk strafrechtelijk (drugs)onderzoek Calabrese) in Burgum (Friesland) is gezien. In februari 2019 is hij ook meermalen samen met [naam 2] bij [adres] in Oss gezien, tezamen met één of meerdere personen die mogelijk de initiator van, of in elk geval betrokken zijn geweest bij het amfetaminelaboratorium aan de [adres] in Leeuwarden. Dit kan ook worden afgeleid uit de OVCgesprekken. Vervolgens heeft verdachte begin maart 2019 een garagebox aan de [adres] te Leeuwarden gehuurd. Verdachte geeft aan dat hij op 26 april 2019 de sleutel aan een derde persoon ter beschikking heeft gesteld. Verdachte is in de periode 26 april 2019 tot en met 21 mei 2019 ook meermalen bij deze garagebox geweest. Uit de beschreven camerabeelden kan worden afgeleid dat verdachte op 15 mei 2019 om 22:37 uur bij de garagebox in de [adres] is, dat hij een op een jerrycan lijkend voorwerp en een tweetal grote zakken uit de garagebox haalt. Deze voorwerpen worden in een voertuig, een Mercedes, geladen. Uit de camerabeelden van de [adres] blijkt vervolgens dat om 22:53 uur een auto die lijkt op de Mercedes waarin verdachte rijdt, het terrein op komt gereden. De persoon die uitstapt lijkt op verdachte. Op de beelden is te zien dat de kofferbak van de auto wordt geopend en dat er meerdere voorwerpen uit de Mercedes worden gehaald en vervolgens in de loods worden gelegd. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een keer een jerrycan met Round-up en twee zakken met zout heeft vervoerd. Daarnaast is te zien dat verdachte met handschoenen de loods in gaat. Verdachte komt meermalen met een bakwagen voorzien van kenteken 59-BG-JZ het terrein opgereden, waarna hij de auto achteruit rijdt, richting de loods. Deze bakwagen is door vier mannen op 7 mei 2019 gekocht, bij welke aankoop verdachte vermoedelijk ook betrokken was.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de hierboven beschreven gedragingen van verdachte van dien aard zijn, dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen, gericht op de onder 1. primair ten laste gelegde gedragingen, zodat deze gedragingen kunnen worden aangemerkt als het medeplegen van die gedragingen.
Uit bestendige rechtspraak over medeplegen volgt ook dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), er desondanks sprake kan zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan in uitzonderlijke gevallen in hoofdzaak vóór of ná het strafbare feit zijn geleverd. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Dat verdachte niet aangetroffen is in de loods juist op een moment dat er feitelijk amfetamine werd bereid, is gelet op bovenstaande niet van belang. Wel dient vastgesteld te worden dat verdachte gedurende de tenlastegelegde periode een zodanig materiële en intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de feitelijke bereiding van amfetamine, dat – ondanks het niet kunnen vaststellen van persoonlijk door verdachte al dan niet gezamenlijk met anderen verrichte uitvoeringshandelingen – van medeplegen van de bereiding van amfetamine kan worden gesproken. Een dergelijke bijdrage wordt geleverd indien vastgesteld is dat verdachte nauw heeft samengewerkt met anderen of dat er sprake was van een taakverdeling waarbij verdachte een substantieel deel van de uitvoeringshandelingen heeft verricht en dat daarnaast vastgesteld kan worden dat verdachte op cruciale momenten van het productieproces aanwezig is geweest.
Gelet op hetgeen de rechtbank aan de hand van het dossier ten aanzien van de feitelijke gedragingen van verdachte heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt teneinde de amfetamine te bereiden en aanwezig te hebben.
Voorafgaand aan de periode dat het amfetaminelaboratorium in de loods gereed is, is verdachte in de maand februari meermalen in Brabant gezien bij [naam 2] . Op de dag van de instap van de politie is [naam 2] vrijwel direct hiervan op de hoogte. Uit de OVC-gesprekken kan ook worden afgeleid dat de personen uit Brabant (die voorkomen in het voornoemde onderzoek “Calabrese”) zich bemoeid hebben met de inrichting van het amfetaminelaboratorium aan de [adres] te Leeuwarden. In deze OVC-gesprekken wordt ook over verdachte gesproken op een dusdanige wijze dat daaruit kan worden afgeleid dat verdachte een rol van betekenis speelde bij het laboratorium aan de [adres] . Dat verdachte een rol van betekenis speelde wordt ook bevestigd door de camerabeelden waarop verdachte in de periode 15 mei tot en met 21 mei 2019 dagelijks en veelvuldig bij de loods aan de [adres] is te zien. Het wijst erop dat verdachte meer deed dan alleen het vervoeren van personen en goederen van A naar B. Zijn verrichtingen passen meer bij iemand met zeggenschap over en verantwoordelijkheid voor het amfetaminelaboratorium.
Verdachte was vermoedelijk ook betrokken bij de aanschaf van de bakwagen die is gebruikt voor het vervoeren van spullen naar de loods, hij was meermalen in en bij de loods terwijl het laboratorium operationeel was en hij was ook nauw betrokken bij het tot stand komen van de huurovereenkomst inzake de loods waarin het amfetaminelaboratorium is aangetroffen. Verdachte heeft, zoals hij ook zelf heeft verklaard, de garagebox aan de [adres] gehuurd. Ook heeft hij verklaard dat hij goederen en spullen vervoerd heeft en hand- en spandiensten verricht heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hij deze handelingen heeft verricht ten behoeve van een hennepkwekerij. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Noch in de garagebox, noch in de loods zijn goederen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een hennepkwekerij. Integendeel: grote hoeveelheden chemicaliën en apparatuur voor grootschalige productie van synthetische drugs zijn aangetroffen. Bovendien is vastgesteld dat verdachte veelvuldig in en bij de loods is geweest. Het ging daarbij niet alleen om korte bezoekjes. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat hij op 18 mei 2019 gedurende 45 minuten in de loods is geweest. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte heeft gezien en wist dat het een amfetaminelaboratorium betrof en geen hennepkwekerij.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte geen beschikkingsmacht had over hetgeen zich in de loods aan de [adres] bevond. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte echter een substantiële invloed op de gang van zaken met betrekking tot de productie van amfetamine. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verdachte samen met anderen beschikkingsmacht had over het laboratorium en over de amfetamine.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen is komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van verdachte aan de in de tenlastelegging omschreven gedragingen naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat feit 1 primair wettig en overtuigend te bewijzen is.

Ten aanzien van feiten 2 en 3

Ten aanzien van het tweede en derde feit is de rechtbank van oordeel dat, gelet op datgene wat op grond van het dossier kan worden vastgesteld, verdachte door zijn handelwijze om de opzettelijke bereiding van amfetamine voor te bereiden en te bevorderen, grondstoffen voorhanden heeft gehad als vermeld in lijst 1 van de Opiumwet. Verdachte heeft deze stoffen opgeslagen of op doen slaan in een door hem gehuurde garagebox aan de [adres] . Daarnaast heeft hij deze stoffen vervoerd en uitgeladen naar en in een loods aan de [adres] , waarvan verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat deze stoffen bestemd waren tot het plegen van voormeld grondfeit.
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte geen beschikkingsmacht had over hetgeen zich in de loods aan de [adres] bevond. Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zijn handelwijze – met daarbij de voorbereidende werkzaamheden - een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de inrichting van de loods en daarmee ook zeggenschap over hetgeen daar is aangetroffen.
De rechtbank acht daarmee ook de feiten 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1. primair., 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij omstreeks 11 mei 2019 tot en met 21 mei 2019 te Leeuwarden, in een pand gelegen aan de [adres] , meermalen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine.
2.
hij omstreeks februari 2019 tot en met 11 mei 2019 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine voor te bereiden en/of te bevorderen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), toen aldaar in een pand gelegen aan of bij de [adres] , een of meer grondstoffen en technische apparaten voor het vervaardigen van amfetamine voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
3.
hij omstreeks 9 maart 2019 tot en met 21 mei 2019 te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine voor te bereiden en/of te bevorderen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), aldaar in een pand gelegen aan of bij de [adres] , een of meer grondstoffen voor het vervaardigen van amfetamine en voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) ernstige redenen hadden te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

De voortgezette handeling van:
primair Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C gegeven verbod, meermalen gepleegd; en
en 3. Medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorte bereiden of te bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wordt
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Bij de straf heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door een strafkorting van 20% toe te passen. Daarnaast heeft hij bij zijn eis rekening gehouden met de Richtlijn voor strafvordering voorbereiding/bevordering synthetische drugs en vergelijkbare uitspraken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om daarnaast een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde: contact met de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bereiden en opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine(olie) en het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe.
De productie van en handel in synthetische drugs moet krachtig worden bestreden wegens de schadelijkheid daarvan voor de volksgezondheid. Het betreft hier verslavende en bewustzijnsbeïnvloedende middelen ten aanzien waarvan de wetgever (onder meer) om die reden de productie en het bezit heeft verboden. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs ook direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door de vele illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden. Verder is de vervaardiging van amfetamine bezwarend voor de directe leefomgeving van de locatie van het laboratorium, onder andere vanwege de opslag en bewerking van gevaarlijke stoffen en het mogelijke explosiegevaar. Van de productie van synthetische drugs is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met ondermijnende en zwaardere vormen van criminaliteit.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich met de productie van synthetische drugs heeft ingelaten, zonder acht te slaan op de risico’s en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte de afgelopen jaren niet onherroepelijk veroordeeld is voor overtreding van de Opiumwet. Verdachte is sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met politie in justitie in aanraking gekomen.
Verdachte is op 26 juni 2019 aangehouden en een dag later in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is op 17 september 2019 onder voorwaarden geschorst. Verdachte moet zich daarom inmiddels al ruim drieënhalf jaar houden aan schorsingsvoorwaarden. Uit het aanvullend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 27 september 2021 kan worden afgeleid dat verdachte sinds zijn schorsing een positieve draai aan zijn leven lijkt te hebben gegeven. Verdachte is een kringloopwinkel gestart, is opnieuw vader geworden en lijkt zijn financiën goed op orde te hebben. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden.
Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS)
Op grond van de LOVS wordt als uitgangspunt voor het bereiden van harddrugs bij een gewicht van 20 kilo of meer, een gevangenisstraf van boven de 50 maanden als uitgangspunt gesteld. In deze zaak is door het LFO een berekening gemaakt. Van de aanwezig BMK kan ongeveer 249 tot en met 274 liter amfetamineolie worden verkregen en dit kan omgezet worden tot ongeveer 498 tot 657 kilo onversneden amfetaminepasta. Gelet op het oriëntatiepunten en de ernst van de feiten is de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is echter ook sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag betreffen de Rechten van de Mens heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 27 juni 2019 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De officier van justitie heeft ter zitting erkend dat er geen goede reden is voor de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich heeft laten wachten is in deze zaak geheel toe te rekenen aan het openbaar ministerie.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten 1 jaar en 8 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van betekenis van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg dient te hebben.
Op te leggen straf
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn aanzienlijk matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De reclassering heeft eveneens oplegging van bijzondere voorwaarden geadviseerd. Verdachte heeft zich al ruim 3,5 jaar gehouden aan deze voorwaarden en is niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen gedurende deze tijd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om naast de algemene voorwaarden nog bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 46, 47, 56 en 57 van het Wetboek van
Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair., 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2023.
mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. C. Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.