Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3 wordt
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Bij de straf heeft de officier van justitie rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door een strafkorting van 20% toe te passen. Daarnaast heeft hij bij zijn eis rekening gehouden met de Richtlijn voor strafvordering voorbereiding/bevordering synthetische drugs en vergelijkbare uitspraken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft de raadsman bepleit om daarnaast een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde: contact met de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het bereiden en opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine(olie) en het verrichten van voorbereidingshandelingen daartoe.
De productie van en handel in synthetische drugs moet krachtig worden bestreden wegens de schadelijkheid daarvan voor de volksgezondheid. Het betreft hier verslavende en bewustzijnsbeïnvloedende middelen ten aanzien waarvan de wetgever (onder meer) om die reden de productie en het bezit heeft verboden. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs ook direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door de vele illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden. Verder is de vervaardiging van amfetamine bezwarend voor de directe leefomgeving van de locatie van het laboratorium, onder andere vanwege de opslag en bewerking van gevaarlijke stoffen en het mogelijke explosiegevaar. Van de productie van synthetische drugs is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met ondermijnende en zwaardere vormen van criminaliteit.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich met de productie van synthetische drugs heeft ingelaten, zonder acht te slaan op de risico’s en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte de afgelopen jaren niet onherroepelijk veroordeeld is voor overtreding van de Opiumwet. Verdachte is sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met politie in justitie in aanraking gekomen.
Verdachte is op 26 juni 2019 aangehouden en een dag later in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is op 17 september 2019 onder voorwaarden geschorst. Verdachte moet zich daarom inmiddels al ruim drieënhalf jaar houden aan schorsingsvoorwaarden. Uit het aanvullend reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 27 september 2021 kan worden afgeleid dat verdachte sinds zijn schorsing een positieve draai aan zijn leven lijkt te hebben gegeven. Verdachte is een kringloopwinkel gestart, is opnieuw vader geworden en lijkt zijn financiën goed op orde te hebben. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de meldplicht en ambulante behandeling als bijzondere voorwaarden.
Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS)
Op grond van de LOVS wordt als uitgangspunt voor het bereiden van harddrugs bij een gewicht van 20 kilo of meer, een gevangenisstraf van boven de 50 maanden als uitgangspunt gesteld. In deze zaak is door het LFO een berekening gemaakt. Van de aanwezig BMK kan ongeveer 249 tot en met 274 liter amfetamineolie worden verkregen en dit kan omgezet worden tot ongeveer 498 tot 657 kilo onversneden amfetaminepasta. Gelet op het oriëntatiepunten en de ernst van de feiten is de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is echter ook sprake van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag betreffen de Rechten van de Mens heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Verdachte is op 27 juni 2019 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De officier van justitie heeft ter zitting erkend dat er geen goede reden is voor de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich heeft laten wachten is in deze zaak geheel toe te rekenen aan het openbaar ministerie.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten 1 jaar en 8 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van betekenis van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg dient te hebben.
Op te leggen straf
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn aanzienlijk matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De reclassering heeft eveneens oplegging van bijzondere voorwaarden geadviseerd. Verdachte heeft zich al ruim 3,5 jaar gehouden aan deze voorwaarden en is niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen gedurende deze tijd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om naast de algemene voorwaarden nog bijzondere voorwaarden op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.