ECLI:NL:RBNNE:2023:1101

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
LEE 21/3301
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan deugdelijke machtiging in WOZ-zaak

In deze zaak heeft mr. D.A.N. Bartels beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden, waarbij hij optreedt als gemachtigde van een eiser. De rechtbank heeft Bartels verzocht om een deugdelijke machtiging over te leggen, maar deze is niet verstrekt. Ondanks herhaalde verzoeken om bewijsstukken en een machtiging, heeft Bartels geen gehoor gegeven aan de verzoeken van de rechtbank. De zitting vond plaats op 2 september 2022, waarbij Bartels aanwezig was, maar de verweerder niet. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat Bartels niet gemachtigd was om namens de eiser op te treden. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen geldige machtiging was overgelegd. Tevens is het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel was dat er geen sprake was van spanning of frustratie bij de eiser, gezien het feit dat Bartels niet gerechtigd was om beroep in te stellen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat er geen aanleiding toe was. De uitspraak is gedaan op 8 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/3301
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen
mr. D.A.N. Bartels,als gesteld gemachtigde van [eiser] te [woonplaats] ,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: M.S.H. van den Oever).

Procesverloop

D.A.N. Bartels (Bartels) heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder. Bartels heeft daarbij aangegeven beroep in te stellen namens [eiser]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bartels heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2022. Bartels is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Feiten

1.1.
Bartels heeft een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Hij heeft daarbij gesteld het beroep namens [eiser] in te stellen. Bartels heeft geen machtiging overgelegd.
1.2.
De rechtbank heeft Bartels (bij aangetekend schrijven) verzocht om binnen vier weken een machtiging over te leggen. Bartels heeft hierop geen machtiging overgelegd.
1.3.
Naar aanleiding van de nota griffierecht heeft Bartels een beroep op betalingsonmacht gedaan namens [eiser] Daarbij heeft Bartels de rechtbank medegedeeld dat zijn klant niet in staat is het griffierecht te betalen. De rechtbank heeft Bartels vervolgens verzocht om bewijsstukken over te leggen. Dergelijke stukken heeft Bartels niet overgelegd. Daarom heeft de rechtbank het beroep op betalingsonmacht afgewezen en een nieuwe nota griffierecht verstuurd. Daarop heeft Bartels het verschuldigde griffierecht voldaan.
1.4.
De rechtbank heeft getracht met Bartels tot afstemming van zittingsdata te komen. Daartoe heeft de griffier telefonisch contact gehad met Bartels en heeft Bartels toegezegd om op 21 juni 2022 zijn beschikbaarheid door te geven. Bartels heeft zijn beschikbaarheid niet doorgegeven op 21 juni 2022.
1.5.
De rechtbank heeft Bartels op 23 juni 2022 een brief en een e-mail verstuurd en Bartels daarbij verzocht om zijn beschikbaarheid door te geven. De rechtbank heeft in die brief en e-mail – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:

U heeft namens uw cliënten een groot aantal beroepen aanhangig bij de rechtbank Noord-Nederland. Gelet op het belang van een doelmatige procesgang, waaronder het belang dat zaken binnen redelijke termijn worden afgehandeld, wil de rechtbank met u een aantal zittingsdagen inplannen voor de maanden september tot en met december 2022. Daartoe heeft de griffier op dinsdag 21 juni 2022 telefonisch contact met u opgenomen en u verzocht om uw beschikbare data door te geven voor de maanden september tot en met december 2022. Dit verzoek heeft de griffier bij e-mail bevestigd. In dat telefoongesprek heeft u toegezegd om diezelfde dag nog uw beschikbare data in die periode aan de rechtbank door te geven. Omdat de rechtbank van u geen opvolging aan die toezegging had ontvangen, heeft de griffier u donderdagochtend 23 juni 2022 tweemaal geprobeerd telefonisch te bereiken, helaas zonder resultaat. Om die reden zendt de rechtbank u deze brief.
Gelet op het aantal aanhangige beroepen wil de rechtbank in de periode september tot en met december vijftien (15) zittingsdagen met u inplannen. De rechtbank geeft u daarbij de volgende mogelijkheden:
September: 6, 12, 19 t/m 30;
Oktober: 3, 5, 6, 7, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 28;
November: 1, 2, 4, 7, 8, 10, 11, 14 t/m 30;
December: 2, 5 t/m 9, 12 t/m 16.
De rechtbank verzoekt u om uit bovenstaande data 15 dagen te kiezen waarop een zitting bij de rechtbank Noord-Nederland kan plaatsvinden.(…)”
1.6.
Op dezelfde dag, 23 juni 2022, heeft de rechtbank een e-mail van Bartels ontvangen waarin hij onder meer het volgende heeft geschreven:

Omwille van de duidelijkheid én leesbaarheid volgt hierna een opgave van de (lees: mijn beschikbaarheids)data dat het mij -per nu, kan elk moment hierna weer muteren- nog zou lukken om de door u nog te plannen mondelinge behandelingen digitaal binnen het door u genoemde tijdsframe bij te wonen:
2 september, 19 en 21 oktober, 11, 18, 23, 29 en 30 november alsmede 21, 23, 27, 28 én 30 december.(…)”
1.7.
De rechtbank heeft bij brief van 27 juni 2022 aan Bartels bevestigd dat op de door hem aangedragen data (zie 1.6.) zittingen zullen worden ingepland. Tevens heeft de rechtbank verzocht om nog voor vier dagdelen beschikbare data door te geven voor de periode 2 september 2022 tot en met 19 oktober 2022, waarop Bartels per e-mail van 28 juni 2022 als volgt heeft gereageerd:

Wie goed doet, goed ontmoet: ik ben altijd/bij voortduring gewend zoveel mogelijk zaken te schikken. Uit deze handelswijze vloeit voort dat ik nog 4 dagdelen binnen het door u nader aangegeven tijdsframe mijzelf heb kunnen vrijspelen.
Ik ben nu wederom beschikbaar digitaal de ochtenden van donderdag 8 september én die van maandag 12 september aanstaande alsmede Vrijdag 16 september aanstaande de gehele dag eventueel fysiek.
Daartegenover staat dat ik nog wel beschikbaar ben woensdag 23 november aanstaande doch uitsluitend digitaal! Acceptabele uitruil toch!?
1.8.
De rechtbank heeft deze zittingsdata bij brief van 1 juli 2022 bevestigd.
1.9.
Op 4 augustus heeft de rechtbank twee (aangetekend verstuurde) brieven aan Bartels verstuurd: een uitnodigingsbrief voor de zitting van 2 september 2022 en een begeleidende brief. In de uitnodigingsbrief staan alle zaaknummers vermeld van de zaken die op 2 september 2022 behandeld zullen worden. Tevens heeft de rechtbank bij deze uitnodigingsbrief een bijlage gevoegd waarop alle zaaknummers, namen van belanghebbenden en heffingsambtenaren vermeld staan die bij de verschillende procedures betrokken zijn. Verder heeft de rechtbank in de begeleidende brief onder meer geschreven:
Volmacht
Tijdens het onderzoek ter zitting gaat de rechtbank in op de ontvankelijkheid van de beroepen, meer specifiek gaat de rechtbank in op de vraag of u gevolmachtigd bent in elk door u ingesteld beroep. In dit kader verzoekt de rechtbank u om in elk beroep de stukken op sturen aan de hand waarvan zij kan vaststellen dat sprake is van een geldige volmacht, waaronder:
- een schriftelijke machtiging waaruit blijkt op welke za(a)k(en) deze betrekking heeft en waaruit blijkt dat deze machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen;
- een kopie van het identiteitsbewijs van de volmachtgever;
- indien sprake is van een beroep namens een rechtspersoon: een uittreksel uit het handelsregister (eventueel meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen (niet ouder dan één jaar);
- indien van toepassing: een verklaring van erfrecht.
Als u de hierboven genoemde stukken niet uiterlijk op de zitting aan de rechtbank verstrekt, kunt u niet ontvankelijk worden verklaard in het desbetreffende beroep. Indien u de stukken digitaal aan de rechtbank wenst toe te zenden, verzoekt de rechtbank u het onderstaande e-mailadres te gebruiken: nnl.bestuur@rechtspraak.nl(…)”
1.10.
Bartels heeft de rechtbank op 22 augustus 2022, 29 augustus 2022 en wederom 29 augustus laten weten verhinderd te zijn op vrijdag 2 september 2022. Daarbij heeft Bartels iedere keer wisselende reden aangevoerd van zijn verhindering, te weten achtereenvolgens:
- afspraken met andere rechtbanken en gerechtshoven op 2 september 2022;
- zijn vliegreis naar een ver oord;
- medische afspraken;
- miscommunicatie met de rechtbank Noord-Nederland wat betreft het afstemmen van zittingsdata, waaronder de zitting van 2 september 2022;
- corona;
- het ontbreken van een formele zittingsuitnodiging;
- de omstandigheid dat de zitting op 2 september 2022 fysiek zal plaatsvinden.
1.11.
De rechtbank heeft de uitstelverzoeken afgewezen.
1.12.
Bartels is ter zitting verschenen.

Overwegingen

Vooraf 1: uitnodiging voor de zitting en verzoek bijhouden agenda
2. Bartels heeft gesteld dat de brief van de rechtbank van 4 augustus 2022 niet voldoet aan de eisen van een uitnodiging, omdat deze te laat was en niet de namen van de klanten bevat. Volgens Bartels bejegent de rechtbank hem in strijd met de goede procesorde, omdat de rechtbank Bartels houdt aan de zittingsdatum 2 september 2022, en omdat de rechtbank alle zaken op hetzelfde tijdstip heeft geagendeerd. Tot slot heeft Bartels ter zitting verklaard dat hij graag wil zien dat de Raad voor de Rechtspraak zijn agenda gaat bijhouden, zoals dat ook gebeurt bij andere rechtbanken.
3. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de brief van 4 augustus 2022 aan alle eisen die aan een uitnodigingsbrief voor een zitting worden gesteld. Bartels heeft deze brief blijkbaar ook opgevat als uitnodiging om ter zitting te verschijnen, gelet op zijn verzoeken om uitstel van de zitting. Nog daargelaten dat Bartels ook ter zitting is verschenen.
4. Wat betreft de uitstelverzoeken overweegt de rechtbank dat de redenen voor uitstel per uitstelverzoek verschillen. Dit heeft bij de rechtbank twijfels doen rijzen over de deugdelijkheid van de uitstelverzoeken. Te meer omdat Bartels de uitstelverzoeken – ondanks verzoeken daartoe – niet heeft onderbouwd. De rechtbank heeft mede om die redenen de uitstelverzoeken afgewezen. De andere redenen zijn dat de zittingsdatum met Bartels in een eerder stadium is afgestemd, de uitstelverzoeken pas drie weken na ontvangst van de uitnodigingsbrief door de rechtbank zijn ontvangen en nader uitstel van de zitting in strijd zou zijn met de goede procesorde.
5. Voor zover Bartels bedoelt te stellen dat hij onvoldoende tijd heeft gehad om zich op de zitting voor te bereiden, overweegt de rechtbank dat Bartels de uitnodigingsbrief blijkens het track & trace bericht van PostNL op 5 augustus 2022 heeft opgehaald. De stelling van Bartels dat hij de uitnodigingsbrief pas op 9 augustus 2022 heeft ontvangen, strookt hiermee niet en de rechtbank gaat aan deze stelling om die reden dan ook voorbij. Op grond van artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een partij ten minste drie weken van tevoren voor de zitting worden uitgenodigd. De uitnodigingsbrief is door Bartels ruim vier weken voor de zittingsdatum ontvangen, oftewel ruim op tijd. Bartels heeft niet toegelicht, laat staan aannemelijk gemaakt, dat hij desondanks te weinig tijd heeft gehad om aan de verzoeken van de rechtbank te voldoen. Nog daargelaten dat de rechtbank van oordeel is dat van een professioneel gemachtigde zoals Bartels verwacht mag worden dat hij op de hoogte is van de verplichting uit de Awb om een machtiging over te leggen, hetgeen in de praktijk dan ook veelal bij beroepschrift gebeurt. [1] Het kan voor Bartels dan ook geen verrassing zijn dat hij een machtiging diende over te leggen.
6. Bartels betoogt dat in de uitnodigingsbrieven niet alleen het zaaksnummer, maar ook de namen van klanten en de omschrijving van het object waarop de zaak betrekking heeft moeten worden vermeld. Anders zou Bartels niet kunnen herleiden op welke zaak de uitnodigingsbrief betrekking heeft. De rechtbank volgt Bartels hierin niet. De combinatie van de betreffende rechtbank en een zaaksnummer, die bij de bevestiging van het beroep aan (de gemachtigde van) eisers kenbaar wordt gemaakt, moet worden geacht voldoende te zijn om de correspondentie van de rechtbank te herleiden tot de betreffende zaak. Voor zover Bartels bedoelt dat de rechtbank haar (administratie)systemen moet aanpassen aan zijn administratie, miskent Bartels dat de rechtbank niet zijn administratiekantoor is en niet enige verantwoordelijkheid draagt voor zijn administratie. Een en ander geldt ook voor zijn wens dat de Raad voor de Rechtspraak (of de rechtbank) zijn agenda gaat bijhouden.
7. Ten aanzien van de beroepsgrond inzake datum en de agendering van de zitting overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft, zoals volgt uit het procesverloop, de zittingsdatum vooraf met Bartels afgestemd. Dat Bartels een beschikbare dag ten onrechte heeft opgegeven komt voor zijn risico, in het bijzonder nu de rechtbank de data heeft bevestigd en Bartels daarop niet heeft laten weten dat er een fout in was geslopen. De rechtbank heeft Bartels voor meerdere zaken uitgenodigd. Ter zitting zijn alle zaken achtereenvolgens (en separaat) behandeld. Meer specifiek heeft de rechtbank steeds een onderzoek ter zitting geopend, behandeld en vervolgens gesloten alvorens de volgende zaak te openen. Zou een eiser zijn verschenen, dan had geen van de andere eisers zijn of haar zaak bijgewoond. Het uitgangspunt van behandeling achter gesloten deuren is dus steeds gewaarborgd. Namen en nadere informatie van de ene klant worden slechts bekend bij de andere klant voor zover Bartels ter zitting expliciet heeft verzocht om hetgeen hij over die klant heeft verklaard in het proces-verbaal te laten terecht komen van de behandeling van de zaak van een andere klant. Voor de volledigheid overweegt de rechtbank hierbij nog dat de verwerende partijen op die zittingsdag hebben aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen, omdat de behandeling van de zaken beperkt zou blijven tot de formeelrechtelijke aspecten van iedere zaak. De stelling van Bartels dat de bejegening strijdig is met de goede procesorde faalt.
Vooraf 2: nadere stukken
8. Bartels heeft na de zitting stukken ingediend. Het betreft een groot aantal stukken in veel verschillende zaken, zonder dat duidelijk is gemaakt welke stukken betrekking hebben op deze zaak. De rechtbank ziet in deze stukken geen aanleiding het beroep te heropenen. Bartels heeft niet duidelijk gemaakt welke stukken hij met welk doel in wenst te brengen. Bartels is verder gedurende de procedure herhaaldelijk door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om (specifieke) stukken in te dienen. Van die gelegenheden heeft hij geen gebruik gemaakt. Voor zover dit komt omdat zijn administratie niet op orde is, komt dat voor zijn eigen risico. Bartels heeft overigens ook geen afdoende reden gegeven waarom hij niet uiterlijk op het door de rechtbank gestelde tijdstip aan de verzoeken van de rechtbank kon voldoen. Het voorgaande betekent dat de na de zitting ingediende stukken te laat zijn ingediend en buiten beschouwing worden gelaten.
Ten aanzien van de machtiging
9. Zoals blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting, heeft Bartels niet beoogd om voor zichzelf beroep in te stellen. Het gaat in deze zaak dus uitsluitend om de vraag of Bartels namens [eiser] beroep mocht instellen.
10. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging overleggen. [2] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [3] Bartels heeft in de beroepsprocedure na het verzoek daartoe geen volmacht ingediend. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is gebleken dat Bartels gemachtigd was om namens [eiser] beroep in te stellen. De rechtbank zal het beroep bij gebreke aan een deugdelijke machtiging niet-ontvankelijk verklaren.
11. Ter zitting heeft Bartels nog verzocht om, in de zaken waarin de machtiging niet voldoende is, hem een nadere termijn te stellen om de machtiging in te dienen. De rechtbank gaat aan dit verzoek voorbij. Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft Bartels voldoende kansen gehad om een machtiging over te leggen. Daarbij is hem iedere keer een termijn gesteld en is Bartels gewezen op de mogelijke gevolgen indien hij niet binnen die termijn een deugdelijke machtiging zou overleggen. [4]
Immateriële schadevergoeding
12. Bartels heeft namens [eiser] verzocht om immateriële schadevergoeding (ISV) wegens overschrijding van de redelijke termijn.
13. Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geval een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting achterwege blijven. [5] De rechtbank overweegt dat in dit geval redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat Bartels niet gerechtigd was om – namens [eiser] – beroep in te stellen. Indien in een dergelijk geval degene die niet gerechtigd is een rechtsmiddel aan te wenden toch dat rechtsmiddel aanwendt, bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat de lange duur van de procedure spanning en frustratie bij diegene heeft veroorzaakt. In zo’n geval behoeft de rechter, vanwege het ontbreken van zodanige spanning en frustratie, ook niet vast te stellen of de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank wijst het verzoek om ISV daarom af.
Overige stellingen
14. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, komt de rechtbank niet toe aan bespreking van hetgeen Bartels verder naar voren heeft gebracht.
Proceskosten
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Bontsema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.
w.g. griffier w.g. rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer).
Als het een Rijksbelastingzaak betreft (dat is een zaak waarbij de Belastingdienst partij is), kunt u digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds per brief op de hierna vermelde wijze.
Betreft het een andere belastingzaak (bijvoorbeeld een zaak waarbij een heffingsambtenaar van een gemeente of een samenwerkingsverband partij is), dan kan het hoger beroep uitsluitend worden ingesteld door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hoger beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hoger beroepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Artikel 8:24, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 6:6 van de Awb.
4.Artikel 6:6, tweede lid, van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 2.4, eerste en derde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2022.
5.Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1660.