ECLI:NL:RBNNE:2023:1086

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
18/730148-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake medeplichtigheid aan de productie van amfetamine in Leeuwarden

Op 21 mei 2019 werd een amfetaminedrugslaboratorium ontdekt in een loods aan de Troelstraweg 195a in Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1995, heeft in opdracht van een ander bewakingswerkzaamheden verricht bij deze loods. Zijn rol bestond uit het bewaken van het terrein en het verlenen van hand- en spandiensten, wat hem opzettelijk behulpzaam maakte bij de bereiding en het aanwezig hebben van amfetamine. De rechtbank constateert een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van 1 jaar en 7 maanden, volledig toe te rekenen aan het openbaar ministerie. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 270 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte is vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar het subsidiaire feit van medeplichtigheid aan de productie van amfetamine is wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730148-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats]), wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.N. Dijkers, advocaat te Diemen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair hij in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden, in een pand gelegen aan of bij de [adres], meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, en/of een of meerdere ander(e) stof(fen)/materia(a)l(en)/middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand gelegen aan of bij de [adres] (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door handen spandiensten te verrichten bij die productie van amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, toen aldaar in een pand gelegen aan of bij de [adres], aldaar, een of meer grondstof(fen) en technische appara(a)t(en) voor het vervaardigen van amfetamine en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken van feit 1 primair en feit 2 en dat verdachte wordt veroordeeld voor feit 1 subsidiair.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting gemotiveerd bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair en feit 2 en dat een veroordeling kan volgen voor feit 1 subsidiair ten aanzien van de periode 15 mei tot en met 21 mei 2019.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte hier dan ook van vrijspreken.
De rechtbank acht, evenals de raadsman en de officier van justitie, het onder 1. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de ten laste gelegde periode het volgende.
In een loods aan de [adres] te Leeuwarden is op 21 mei 2019 een operationeel amfetaminelaboratorium aangetroffen. De inbeslaggenomen camerabeelden hebben uitgewezen dat onder andere verdachte gedurende de periode 15 mei tot en met 21 mei 2019 meermalen in en rond de loods aanwezig is geweest. In de loods heeft de politie diverse stoffen aangetroffen die blijkens de bevindingen van het NFI, chemicaliën zijn die in de regel gebruikt worden voor de productie van amfetamine. Aan het onderhavige dossier is het onderzoek ‘Calabrese’ toegevoegd. In dit dossier bevindt zich een aantal OVC-gesprekken waarin gesproken wordt over het amfetaminelaboratorium aan de [adres] in Leeuwarden. Uit het OVC gesprek van 21 mei 2019 met sessienummer 210519-182224-1 (p. 1401 e.v.) kan worden afgeleid dat het amfetaminelaboratorium al tien dagen in bedrijf was op 21 mei 2019, de dag dat de politie het laboratorium ontdekt heeft. De rechtbank zal daarom de periode omstreeks 11 mei tot en met 21 mei 2019 bewezen verklaren.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Die aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen omstreeks 11 mei 2019 tot en met 21 mei 2019 te Leeuwarden met elkaar, telkens opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand gelegen aan de [adres] hoeveelheden van materiaal bevattende amfetamine, tot en/of bij het plegen van welke misdrijven verdachte omstreeks 11 mei 2019 tot en met 21 mei 2019 te Leeuwarden, meermalen, telkens opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest, door hand- en spandiensten te verrichten bij die productie van amfetamine.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. subsidiair medeplichtigheid aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B, C en D van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 subsidiair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij een strafkorting van 20% toegepast in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast heeft hij bij zijn eis rekening gehouden met de
Richtlijn voor strafvordering voorbereiding/bevordering synthetische drugs en vergelijkbare uitspraken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Indien de rechtbank van oordeel is dat deze straf niet passend is, dient er daarnaast een taakstraf opgelegd te worden, aldus de raadsman. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts een beperkt aandeel heeft gehad, dat verdachte al 3,5 jaar onder toezicht van de reclassering staat en dat de redelijke termijn in deze zaak ruimschoots is overschreden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van het feit
Op 21 mei 2019 is een amfetaminedrugslaboratorium aangetroffen in een loods gelegen aan de [adres] in Leeuwarden. Verdachte heeft in opdracht van iemand anders bewakingswerkzaamheden verricht bij de loods waar het amfetaminedrugslaboratorium is aangetroffen. Zijn taak was om het terrein te bewaken en op een persoon te letten zodat die persoon werkzaamheden kon verrichten in de loods. Daarnaast heeft hij een aantal keren hand- en spandiensten verricht. Verdachte is hiermee opzettelijk behulpzaam geweest bij de bereiding en het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine(olie).
De productie van en handel in synthetische drugs moet krachtig worden bestreden wegens de schadelijkheid daarvan voor de volksgezondheid. Het betreft hier verslavende en bewustzijnsbeïnvloedende middelen ten aanzien waarvan de wetgever (onder meer) om die reden de productie en het bezit heeft verboden. Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilt in de productie van synthetische drugs ook direct gevaar voor schade aan het milieu, veroorzaakt door de vele illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen in natuurgebieden. Verder is de vervaardiging van amfetamine bezwarend voor de directe leefomgeving van de locatie van het laboratorium, onder andere vanwege de opslag en bewerking van gevaarlijke stoffen en het mogelijke explosiegevaar. Van de productie van synthetische drugs is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met ondermijnende en zwaardere vormen van criminaliteit.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich met de productie van synthetische drugs heeft ingelaten, zonder acht te slaan op de risico’s en de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet. Verdachte is sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met politie in justitie in aanraking gekomen.
Verdachte is op 9 juli 2019 aangehouden en in verzekering gesteld. De voorlopige hechtenis is op 17 september 2019 onder voorwaarden geschorst. Verdachte heeft zich inmiddels ruim 3,5 jaar moeten houden aan schorsingsvoorwaarden. Uit de e-mail van de reclassering van 20 februari 2023 die aan de pleitnota van de raadsman is gehecht, kan worden afgeleid dat verdachte de afgelopen jaren zijn afspraken goed is nagekomen. Er zijn geen signalen bij de reclassering bekend waaruit kan worden afgeleid dat het niet goed gaat. Verdachte is al langere tijd als zelfstandige aan het werk. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zijn leven nu op orde heeft.
Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS)
Op grond van de LOVS wordt als uitgangspunt voor het bereiden van harddrugs bij een gewicht van 20 kilo of meer, een gevangenisstraf van boven de 50 maanden als uitgangspunt gesteld. In deze zaak is door het LFO een berekening gemaakt. Van de aanwezig BMK kan ongeveer 249 tot en met 274 liter amfetamineolie worden verkregen en dit kan omgezet worden tot ongeveer 498 tot 657 kilo onversneden amfetaminepasta. Gelet op de oriëntatiepunten en de ernst van de feiten is de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
Overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak is echter ook sprake van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn. Op grond van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag betreffende de Rechten van de Mens heeft iedere verdachte recht op berechting binnen een redelijke termijn. Verdachte is op 9 juli 2019 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de complexiteit van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Van bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De officier van justitie heeft ter zitting erkend dat er geen goede reden is voor de aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn. Dat de beoordeling van het dossier en de planning van de zitting te lang op zich heeft laten wachten is in deze zaak geheel toe te rekenen aan het openbaar ministerie.
De redelijke termijn is in aanzienlijke mate overschreden, te weten 1 jaar en 7 maanden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding een matiging van de op te leggen gevangenisstraf tot gevolg dient te hebben.
Op te leggen straf
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf passend en geboden, maar zal deze gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn aanzienlijk matigen. Verdachte heeft 71 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank komt tot oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande een gevangenisstraf opleggen ter hoogte van 270 dagen, waarvan 199 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 48, 49 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 199 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2023.
mr. A.L.J.M.A. Janssens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.