ECLI:NL:RBNNE:2023:1084

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
18/238368-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijke hulp bij amfetamineproductie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 21 maart 2023, is de verdachte beschuldigd van opzettelijke hulp bij de productie van amfetamine. De tenlastelegging omvatte het verlenen van hand- en spandiensten bij de productie van amfetamine, waaronder het vervoeren van grondstoffen en het betreden van een terrein waar een drugslaboratorium was aangetroffen. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn advocaat, mr. N.C. Reehuis, was wel aanwezig en voerde de verdediging. Het openbaar ministerie, vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous, eiste een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van het bewijs dat tijdens de zitting is gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij de oprichting van een drugslaboratorium, maar de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was om de opzet van de verdachte op het gronddelict, de productie van amfetamine, te bewijzen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte slechts hand- en spandiensten heeft verricht en dat er geen bewijs was dat hij opzet had op de productie van amfetamine.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. G.C. Koelman als voorzitter, en de andere rechters mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. C. Krijger. Het vonnis werd uitgesproken in een openbare zitting op 21 maart 2023.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/238368-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 februari 2023.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand gelegen aan of bij de [adres] (een) hoeveelhe(i)d(en) van materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks het jaar 2019 (tot en met 21 mei 2019) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door:
  • met een ander en/of met een (bestel)bus voornoemd terrein op en/of pand binnen te rijden, en/of
  • ( in en/of nabij voornoemd pand) hand- en spandiensten te verrichten bij die productie vanamfetamine, en/of
  • vanuit een garagebox in de [adres] grondstoffen, althans goederen voor die
productie van amfetamine te vervoeren, zijnde amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat op 21 mei 2019 in een loods op het terrein van de [adres] in Leeuwarden een drugslaboratorium is aangetroffen. Verdachte is hierbij samen met zijn vader, medeverdachte [medeverdachte 5] , opzettelijk behulpzaam geweest door goederen te vervoeren en hand- en spandiensten te verrichten ten aanzien van de oprichting van het drugslaboratorium. Op het moment dat verdachte ziet dat het om een drugslab gaat, besluit hij niet weg te gaan en nog een half uur te blijven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Op basis van het dossier kan slechts worden vastgesteld dat verdachte hand- en spandiensten heeft verricht. Hij heeft op verzoek van anderen één keer spullen gebracht bij de vuurwerkloods op de [adres] en één keer rommel opgehaald. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is niet alleen vereist dat het opzet van verdachte gericht was op het behulpzaam zijn, maar ook gericht op het gronddelict: de productie van amfetamine. Van het opzet van verdachte op het verrichten van hand- en spandiensten ten behoeve van de productie van amfetamine is geen sprake.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij opzettelijk behulpzaam is geweest bij het bereiden en/of aanwezig hebben van amfetamine door hand- en spandiensten te verrichten bij de productie van amfetamine, door grondstoffen te vervoeren en met een bus het terrein van de [adres] op te rijden.
De vragen die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte met zijn gedragingen opzettelijk behulpzaam is geweest en voorts of verdachte daarbij (voorwaardelijk) opzet had op het daarmee op enige wijze bijdragen aan het gronddelict: de productie/aanwezigheid van amfetamine, dan wel dat verdachte genoemd gronddelict daarmee heeft bevorderd.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting kan worden afgeleid dat op 21 mei 2019 in een loods gelegen aan de [adres] in Leeuwarden, een amfetaminelaboratorium is aangetroffen. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte op 18 en 20 mei 2019 bij de loods is geweest. Verdachte verklaart bij de politie hierover dat hij één keer verpakte bouwmaterialen heeft gebracht bij de loods en dat hij één keer rommel moest komen ophalen. Verdachte had op dat moment geen vaste baan en deed voor meerdere mensen klusjes om geld te verdienen. Verdachte verklaart dat hij op 18 mei 2019 niets in de loods heeft gezien omdat alles was afgedekt met zeil. Verdachte heeft daarnaast ten overstaan van de politie verklaard dat hij eind mei 2019 iets heeft gezien dat leek op een drugslab. Vanaf dat moment wilde hij er niks meer mee te maken hebben. De camerabeelden bevestigen deze verklaring van verdachte. Op de camerabeelden van 20 mei 2019 is te zien dat verdachte om 18:07 uur de loods binnengaat, dat hij om 18:08 weer naar buiten komt, in de auto stapt en weggaat. Daarna wordt verdachte niet meer op de camerabeelden gezien.
Overige betrokkenheid van verdachte bij de productie en/of de aanwezigheid van amfetamine in de loods aan de [adres] en het vervoeren van grondstoffen ten behoeve van de productie van amfetamine vanuit een garagebox in de [adres] , kan niet uit het dossier en het verhandelde ter zitting worden afgeleid.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het gronddelict, zijnde de productie dan wel de aanwezigheid van amfetamine. Verdachte wordt daarom vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2023.
mr. A.L.J.M.A. Janssens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.