ECLI:NL:RBNNE:2023:1071

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
18/740039-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in een vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van de veroordeelde, geboren in 2002. De officier van justitie had gevorderd de termijn van de PIJ-maatregel met 21 dagen te verlengen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, de officier van justitie mr. A. Hertogs en deskundige H.J. Meijer aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de PIJ-maatregel op 21 april 2017 is opgelegd en dat deze op 31 maart 2023 zes jaar heeft geduurd. De officier van justitie heeft primair gevorderd niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de maximale termijn van de maatregel was overschreden. Subsidiair heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de maatregel met 21 dagen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de PIJ-maatregel inderdaad zes jaar heeft geduurd. Daarom heeft de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot verlenging van de maatregel. De beslissing is genomen op basis van artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. B.F. Hammerle als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740039-16
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 2 maart 2023 op een vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [instelling],
verder te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde zal verlengen met 21 dagen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, de officier van justitie
mr. A. Hertogs en mevrouw H.J. Meijer als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 25 januari 2023, van het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 6 april 2017 heeft deze rechtbank de veroordeelde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) opgelegd wegens het met iemand jonger dan twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen
van het lichaam, een poging tot het bewegen tot ontuchtige handelingen van een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht,
het met iemand jonger dan zestien jaren ontuchtige handelingen plegen en - kort gezegd - een gewoonte maken van het bezitten van kinderporno.
De maatregel is aangevangen op 21 april 2017 en voor het laatst op 29 september 2022 verlengd met zes maanden.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen met 21 dagen. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is een 20-jarige zwakbegaafde jongeman met een autismespectrumstoornis, welke substantiële ondersteuning vraagt en een onrijpe persoonlijkheid waardoor antisociale kenmerken in gedrag zichtbaar zijn. Daarnaast is er sprake van een parafilie stoornis en dient nader onderzocht te worden in hoeverre veroordeelde ook werkelijk pedofiele gevoelens kent losstaand van zijn pedofiele delicten. Vanwege deze complexe problematiek in combinatie met een zeer gebrekkig probleembesef en - inzicht, en de vooralsnog beperkt gebleken leerbaarheid van de veroordeelde hierin, zal er blijvende ondersteuning nodig zijn.
Op basis van de huidige gegevens en behandelresultaten is het duidelijk geworden dat de veroordeelde in de toekomst blijvend afhankelijk is van 24-uursbegeleiding in een woonvoorziening die gericht is op mensen met een licht verstandelijke beperking en psychiatrisch beeld. De veroordeelde zal blijvend begeleiding nodig hebben die hem toezicht en controle biedt, ondersteunt in het oplossen van problemen, het omgaan met grenzen, en het open zijn over zijn binnenwereld, en het structureren van zijn leven.
Bij het wegvallen van het kader voor behandeling, begeleiding en toezicht wordt het recidiverisico als zeer hoog ingeschat. Wanneer de veroordeelde zonder de huidige maatregel en zonder professioneel toezicht in de maatschappij zal komen te staan, zal destabilisatie zeker optreden.
Aankomende periode zijn er twee trajecten. Enerzijds is de veroordeelde in afwachting van de afwikkeling van de nieuwe feiten (het bezitten en verzamelen van kinderporno), anderzijds is het traject van omzetting van de PIJ-maatregel naar TBS met dwang ingezet. Op het moment dat duidelijk is hoe het traject van veroordeelde op de lange termijn er uit gaat zien, wat afhankelijk is van de rechtszitting op 2 maart 2023, kunnen er verdere concrete stappen worden gezet. Op dit moment is er enkel sprake van continuering van de huidige behandeling.
De kliniek adviseert, los van de reeds lopende trajecten, de PIJ-maatregel te verlengen tot het einde van de maatregel waarna behandeling binnen een voorwaardelijke beëindiging, onder toezicht van reclassering voortgezet zal moeten worden, mits er niet anders is besloten in de rechtszitting voor een eventuele omzetting of veroordeelde zijn nieuwe gepleegde feiten.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering gewijzigd in die zin dat zij primair gevorderd heeft het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de PIJ-maatregel van de veroordeelde op 31 maart 2023 zes jaar heeft geduurd.
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. De PIJ-maatregel van de veroordeelde is op 21 april 2017 aangevangen. Na de eerste periode van twee jaren zijn er vervolgens verschillende verlengingszittingen geweest, waarbij de termijn steeds is verlengd in maanden, met een totaal van 48 maanden. Dit zou in normaal taalgebruik vier jaren zijn, waarbij de totale duur van de PIJ-maatregel zes jaren zou bedragen. Op grond van artikel 88 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 136 Wetboek van Strafvordering wordt onder een maand echter verstaan een periode van dertig dagen. Strafrechtelijk is een maand dus dertig dagen, maar een jaar niet 360, maar 365 dagen. Gelet op het aantal maanden heeft de PIJ-maatregel van veroordeelde zes jaren geduurd.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de PIJ-maatregel van veroordeelde op 31 maart 2023 nog niet zes jaar heeft geduurd, heeft de officier van justitie subsidiair gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met 21 dagen.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd, stelt de rechtbank vast dat de
PIJ-maatregel van veroordeelde op 31 maart 2023 zes jaren heeft geduurd. De officier van justitie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, zoals zij primair heeft gevorderd.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. A.H.M. Dölle en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2023.
Mr. Dölle en mr. De Vries zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.