ECLI:NL:RBNNE:2023:1070

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
18/740039-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omzetting PIJ-maatregel naar TBS-maatregel met verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in het kader van een vordering van de officier van justitie tot omzetting van de PIJ-maatregel naar een TBS-maatregel met verpleging van overheidswege. De veroordeelde, een 20-jarige man met een autismespectrumstoornis en zwakbegaafdheid, was eerder veroordeeld voor ernstige zedendelicten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde een zodanig groot gevaar voor de samenleving vormde dat omzetting noodzakelijk was. De rechtbank heeft daarbij de adviezen van deskundigen in overweging genomen, die weliswaar een hoog recidiverisico inschatten, maar ook aangaven dat het delictscenario niet goed in beeld is. De rechtbank concludeert dat de huidige behandeling in een instelling een belangrijke factor is in het beperken van het recidivegevaar. De beslissing om de vordering af te wijzen is genomen met inachtneming van de wettelijke vereisten en de noodzaak voor omzetting, waarbij de veiligheid van anderen voorop staat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740039-16
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 16 maart 2023 op de vordering van de officier van justitie tot omzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [instelling],
verder te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) omzet in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: TBS-maatregel).
De behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2023, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. D.N.A. Brouns, de officier van justitie mr. A. Hertogs en mevrouw H.W. Meijer en de heer R.F. Ferdinand als deskundigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 25 januari 2023, van het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst en de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde. Verder heeft de rechtbank gelet op de adviezen van R.F. Ferdinand, psychiater, en F. Jonker, psycholoog, beiden niet verbonden aan de instelling waar de veroordeelde is geplaatst.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 6 april 2017 heeft deze rechtbank de veroordeelde de PIJ-maatregel opgelegd wegens het met iemand jonger dan twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, een poging tot het bewegen tot ontuchtige handelingen van een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, het met iemand jonger dan zestien jaren ontuchtige handelingen plegen en - kort gezegd - een gewoonte maken van het bezitten van kinderporno.
De maatregel is aangevangen op 21 april 2017 en voor het laatst op 29 september 2022 verlengd met zes maanden. Bij beslissing van de rechtbank van 2 maart 2023 is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot verlening van de PIJ-maatregel en heeft de rechtbank vastgesteld dat de PIJ-maatregel op 31 maart 2023 zes jaar heeft geduurd.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is een 20-jarige zwakbegaafde jongeman met een autismespectrumstoornis, welke substantiële ondersteuning vraagt en een onrijpe persoonlijkheid waardoor antisociale kenmerken in gedrag zichtbaar zijn. Daarnaast is er sprake van een parafilie stoornis en dient nader onderzocht te worden in hoeverre de veroordeelde ook werkelijk pedofiele gevoelens kent, losstaand van zijn pedofiele delicten. Vanwege deze complexe problematiek in combinatie met een zeer gebrekkig probleembesef en – inzicht, en de vooralsnog beperkt gebleken leerbaarheid van de veroordeelde hierin, zal er blijvende ondersteuning nodig zijn.
Op basis van de huidige gegevens en behandelresultaten is het duidelijk geworden dat de veroordeelde in de toekomst blijvend afhankelijk is van 24-uursbegeleiding in een woonvoorziening die gericht is op mensen met een licht verstandelijke beperking en psychiatrisch beeld. De veroordeelde zal blijvend begeleiding nodig hebben die hem toezicht en controle biedt, ondersteunt in het oplossen van problemen, het omgaan met grenzen, en het open zijn over zijn binnenwereld en het structureren van zijn leven.
Bij het wegvallen van het kader voor behandeling, begeleiding en toezicht wordt het recidiverisico als zeer hoog ingeschat. Wanneer de veroordeelde zonder de huidige maatregel en zonder professioneel toezicht in de maatschappij zal komen te staan, zal destabilisatie zeker optreden.
Aankomende periode zijn er twee trajecten. Enerzijds is de veroordeelde in afwachting van de afwikkeling van de nieuwe feiten (het bezitten en verzamelen van kinderporno), anderzijds is het traject van omzetting van de PIJ-maatregel naar TBS-maatregel met dwang ingezet. Op het moment dat duidelijk is hoe het traject van de veroordeelde op de lange termijn er uit gaat zien, wat afhankelijk is van de rechtszitting op 2 maart 2023, kunnen er verdere concrete stappen worden gezet. Op dit moment is er enkel sprake van continuering van huidige behandeling.
De kliniek adviseert, los van de reeds lopende trajecten, de PIJ-maatregel te verlengen tot het einde van de maatregel waarna behandeling binnen een voorwaardelijke beëindiging, onder toezicht van reclassering voortgezet zal moeten worden, mits er niet anders is besloten in de rechtszitting voor een eventuele omzetting of veroordeelde zijn nieuwe gepleegde feiten.
De deskundige H.W. Meijer heeft tijdens de terechtzitting van 2 maart 2023 het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De veroordeelde heeft zeker goede intenties om zich in te zetten voor zijn therapie, maar laat niet het achterste van zijn tong zien. Hij blijkt in staat om cognitief te leren, maar zijn eigen gedrag lijkt hem in de weg te staan. Hij is niet in staat wat hij geleerd heeft om te zetten, wat maakt dat zijn behandeling nog in het beginstadium zit. Gelet op de diagnostiek van de veroordeelde is er een kader nodig. Een TBS-maatregel met voorwaarden gaat ervan uit dat veroordeelde zich aan voorwaarden kan houden.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:33, tweede lid, Sv. jo. 37a, derde lid Sv.
In het door de deskundige R.F. Ferdinand opgemaakte psychiatrische rapport van 24 oktober 2022 wordt geadviseerd de PIJ-maatregel om te zetten naar een TBS-maatregel met dwangverpleging. Het advies houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Er is sprake van een ongespecificeerde parafiele stoornis, een autismespectrumstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (onrijp met antisociale trekken), zwakbegaafdheid, en de stoornis van Gilles de la Tourette.
Het risico op recidive van hands-off seksuele delicten is hoog en er moet ook rekening worden gehouden met een hoog recidiverisico op hands-on zedenfeiten. Er bestaat nog onduidelijkheid over exacte delict-scenario’s. Het is echter wel duidelijk dat sprake is van een veelheid aan individuele risicofactoren die het risico op recidive van zedenfeiten vergroten, terwijl vooral externe sturing en controle nodig zijn om het risico te verkleinen.
In de huidige setting is het risico op gewelddadig gedrag matig tot hoog. Het risico is hoog als de PIJ-maatregel zou worden opgeheven. In niet extern gereguleerde omstandigheden is het risico op ernstigere vormen van gewelddadig gedrag groter dan in gereguleerde omstandigheden, waarin anderen kunnen de-escaleren.
Geadviseerd wordt om de PIJ-maatregel om te zetten in een TBS met verpleging van overheidswege. Andere mogelijkheden om het recidive risico te beperken zijn er in de ogen van onderzoeker niet.
De deskundige R.F. Ferdinand heeft tijdens de terechtzitting van 2 maart 2023 het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt -zakelijk weergegeven- in:
Mijn verwachting is dat er langdurige interventie nodig zal zijn. Bij een TBS-maatregel met voorwaarden moet op zijn minst duidelijk zijn wat het delictscenario is. Daarvan is tot nu toe geen sprake. De veroordeelde is iemand die brokjes informatie geeft, waardoor het lastig is hoogte van hem te krijgen. Dit is iets waar behandelaars tegenaan zullen lopen, ook als de veroordeelde wel gemotiveerd is om mee te werken aan interventies.
In het door de deskundige F. Jonker d.d. 19 oktober 2022 opgemaakte psychologische rapport wordt geadviseerd de PIJ-maatregel om te zetten naar een TBS-maatregel met dwangverpleging. Het advies houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Bij de veroordeelde is sprake van een parafiele stoornis, zwakbegaafdheid, een autismespectrumstoornis en een persoonlijkheidsstoornis met onrijpe en antisociale trekken. De inschatting van de kans op herhaling van soortgelijke strafbare feiten als waarvoor veroordeelde de PIJ-maatregel kreeg opgelegd is ingewikkeld, omdat het delictscenario niet duidelijk is. Het risico op zowel een hands-off als hands-on delicten wordt als matig tot zeer hoog ingeschat, indien de veroordeelde onbegeleide vrijheden zou krijgen. Ondanks ingezette interventies is er nog geen zicht op het delictscenario, waardoor er ook niet gericht kan worden behandeld. Het risicomanagement kan daardoor niet goed worden vormgegeven. Er worden momenteel geen alternatieven gezien voor een TBS-maatregel met dwangverpleging.
De deskundige F. Jonker heeft vooraf aan de terechtzitting het advies schriftelijk nader toegelicht. Deze toelichting houdt -zakelijk weergegeven- in:
Een inschatting maken van het risico op recidive is complex, omdat het delictscenario niet goed in beeld is. Als wordt uitgaan van de meest risicovolle situatie, dus pedofilie, dan is er sprake van een combinatie van grote seksuele drang, nauwelijks empathie en impulsiviteit, met een groot gebrek aan interne regulatiemogelijkheden. In dat geval wordt de kans op recidive bij één van de eerste keren onbegeleid verlof als zeer hoog ingeschat.
Als er geen onbegeleide verloven plaatsvinden wordt het risico op hands-on delicten als laag ingeschat, omdat de veroordeelde in de instelling geen toegang krijgt tot kinderen. De kans op hands-off delicten wordt als matig ingeschat. De veroordeelde is in de instelling namelijk gerecidiveerd, terwijl hij vrij intensief onder begeleiding stond. Men is nu gewaarschuwd, waardoor de verwachting is dat de instelling intensiever controle zal uitoefenen en het recidiverisico daarmee zal verminderen. Een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel als alternatief voor TBS-maatregel met dwangverpleging brengt het risico met zich dat de veroordeelde aan het eind van het traject onvoldoende behandeld is, met een blijvend hoog risico op recidive tot gevolg. Tot nu toe heeft de behandeling nog nauwelijks effect gehad en was het delictscenario nog onduidelijk.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering gewijzigd in die zin dat zij gevorderd heeft haar vordering tot omzetting af te wijzen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Aan alle formele wettelijke vereisten tot omzetting van de maatregel is voldaan. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de omzetting naar de TBS-maatregel noodzakelijk is en dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de PIJ-maatregel wordt omgezet in een TBS-maatregel. Gelet op het in het arrest van het gerechtshof gestelde kader kan gesteld worden dat omzetting slechts is bedoeld voor die gevallen waarin de veroordeelden nog steeds zeer recidivegevaarlijk zijn en waarbij kan worden aangenomen dat, bij invrijheidsstelling, recidive onvermijdelijk zal volgen [1] . Gelet hierop dient ook onderzocht te worden of er alternatieven zijn voor de TBS-maatregel. De officier van justitie is van mening dat uit alle beschikbare informatie niet voldoende concrete, duidelijke en genoegzame aanwijzingen volgen, dat van de veroordeelde daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat omzetting van de maatregel rechtvaardigt. Hoewel het recidiverisico zeker aanwezig wordt geacht, kan het recidiverisico in voldoende mate worden ondervangen door een alternatief, namelijk oplegging van een TBS met voorwaarden voor de nieuwe strafzaak van veroordeelde (parketnummer 18/163727-22) met daarbij een GVM ex artikel 38z Sr. De officier van justitie zal in de nieuwe strafzaak van de veroordeelde, die ook ter terechtzitting van 2 maart 2023 zal worden behandeld, dan ook de TBS-maategel met voorwaarden eisen. Gelet hierop dient de vordering tot omzetting PIJ-maatregel naar de TBS-maatregel met dwangverpleging afgewezen te worden.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich verzet tegen een omzetting van de PIJ-maatregel naar een TBS-maatregel met dwangverpleging en aangegeven zich aan te sluiten bij het standpunt van de officier van justitie. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd. Gelet op het door de officier van justitie aangehaalde arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 december 2021 kan onvoldoende vastgesteld worden dat het recidivegevaar zodanig is, dat gesteld kan worden dat van de veroordeelde daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit de omzetting rechtvaardigt. De optie op een minder ingrijpende maatregel is er, gelet op de adviezen in de nieuwe strafzaak van de veroordeelde om een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Voorwaarden voor de omzetting
De rechtbank stelt vast dat aan een aantal voorwaarden voor de omzetting van de PIJ-maatregel is voldaan.
De PIJ-maatregel is verlengd tot de maximale duur (artikel 6:6:33, eerste lid, Sv.) en de PIJ-maatregel is nog onvoorwaardelijk van kracht tot 31 maart 2023. Ten tijde van deze beslissing zit de veroordeelde in de laatste fase van zijn onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Ook dan is omzetting mogelijk (artikel 6:6:33, vierde lid, aanhef en onder a, Sv.).
Verder is voldaan aan de eisen van artikel 37a, eerste lid, Sr. (6:6:33, tweede lid, Sv.). Bij de jeugdige bestond ten tijde van de feiten waarvoor de PIJ-maatregel is opgelegd een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Bovendien betreffen deze feiten een geval waarvoor de maatregel van terbeschikkingstelling kan worden opgelegd, namelijk het met iemand jonger dan twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, een poging tot het bewegen tot ontuchtige handelingen van een persoon waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, het met iemand jonger dan zestien jaren ontuchtige handelingen plegen en een gewoonte maken van het bezitten van kinderporno.
De rechtbank beschikt over stukken als bedoeld in artikel 6:6:33, vijfde lid, Sv., zoals het door de inrichting opgemaakte advies over de omzetting van 25 januari 2023.
Verder is een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies overgelegd van ten minste twee gedragskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater die de veroordeelde hebben onderzocht (6:6:33, tweede lid, Sv., jo. 37a, derde lid, Sr.). Dit zijn de adviezen van R.F. Ferdinand, psychiater en F. Jonker, psycholoog, voornoemd.
Noodzaak voor de omzetting
Vervolgens dient de rechtbank na te gaan of ook aan de voorwaarde is voldaan dat een noodzaak voor omzetting bestaat. De omzetting van de PIJ-maatregel in een TBS-maatregel is een bevoegdheid van de rechter als de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist. Bij de vaststelling van het recidiverisico dient in dat verband niet alleen gekeken worden naar de hoogte van het risico, maar ook naar de aard van het gevaar, de omstandigheden waaronder en de termijn waarop zich dit gevaar naar verwachting zal verwezenlijken.
Uit de adviezen van de deskundigen blijkt dat bij de veroordeelde een ongespecificeerde parafiele stoornis, een autismespectrumstoornis, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (onrijp met antisociale trekken) en zwakbegaafdheid is vastgesteld. De deskundigen schatten verder de kans op hands-off seksuele delicten hoog in en er moet ook rekening gehouden worden met een hoog risico op hands-on seksuele delicten. Het gebrek aan gelegenheid tot het plegen van hands-on delicten lijkt de meest belangrijke factor ter voorkoming hiervan.
De rechtbank vindt, gelet op het door het gerechtshof gestelde kader [2] , in de door de deskundigen gegeven informatie niet voldoende concrete, duidelijke en genoegzame aanwijzingen dat van de veroordeelde daadwerkelijk een zodanig groot gevaar uitgaat dat dit omzetting rechtvaardigt. De deskundigen schatten de kans op recidive hoog in, zij geven tegelijk ook aan dat een inschatting van het risico op recidive lastig is, omdat het delictscenario niet goed in beeld is. De veroordeelde heeft tijdens de PIJ-maatregel opnieuw een hands-off delict gepleegd. Het verblijf in een instelling echter lijkt een belangrijke factor om het recidivegevaar op hands-on delicten in te perken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er nog onzekerheid bestaat over de omvang en de aard van het recidiverisico zodat een omzetting niet gerechtvaardigd is. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, tevens kinderrechter, en mr. A.H.M. Dölle en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2023.