ECLI:NL:RBNNE:2023:1067

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
18-016019-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan de productie van amfetamine in een loods te Miedum

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die medeplichtig was aan de productie van amfetamine in een loods te Miedum. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 225 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 10.000,00. De man had de loods verhuurd aan een andere man, die toezicht hield op de productie van de drugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gelegenheid had verschaft voor de productie van metamfetamine, ondanks dat hij aanvankelijk dacht dat er illegale sigaretten werden verpakt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor de feiten 1 subsidiair en 2, en de rechtbank volgde dit oordeel. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18-016019-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 21 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 januari 2021, te Miedum, in elk geval gemeente Leeuwarden, in een pand/loods gelegen aan of bij de [adres], aldaar, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of metamfetaminetartraat en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of metamfetaminetartraat en/of en/of die een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en), in elk geval (een) ander(en) dan verdachte, in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 januari 2021 te Miedum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in een pand/loods gelegen aan of bij de [adres], aldaar, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging, (telkens) opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of metamfetaminetartraat en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of metamfetaminetartraat en/of en/of die een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot en/of bij het plegen van bovengenoemd(e) misdrijven/misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in of omstreeks bovenvermelde periode te Miedum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door (telkens) opzettelijk aan bovengenoemde personen een pand/loods gelegen aan of bij de [adres] ter beschikking te stellen, om daarin en/of van daaruit opzettelijk (telkens) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine(crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of metamfetaminetartraat en/of een of meer ander(e) stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I te bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of vervaardigen en/of te verkopen en/of verstrekken en/of vervoeren en/of af te leveren, in elk geval (telkens) aanwezig te hebben en/of
  • werkzaamheden te verrichten aan en/of materialen aan te schaffen en/of te vervoeren naar dat/diepand/loods gelegen aan of bij de [adres], om dat/die pand/loods (vervolgens) geschikt te maken voor voornoemde omschreven handelingen/activiteiten (onder meer door het plaatsen van een tussenwand in dat/die loods) en/of
  • hand- en/of spandiensten te verrichten op verzoek van die voornoemde perso(o)n(en) en/of tenbehoeve van die voornoemde handelingen/activiteiten in dat/die pand/loods en/of
  • (telefonische en/of mondelinge) inlichtingen te verschaffen en/of instructies te ontvangen aan/vandie voornoemde perso(o)n(en) ten aanzien van (de voortgang van) voornoemde handelingen/activiteiten in dat/die pand/loods en/of
  • toezicht te houden bij en/of in dat/die pand/loods en zo nodig die voornoemde perso(o)n(en) tewaarschuwen bij onraad;
2.
hij in of omstreeks de maand januari 2021 (tot en met 17 januari 2021), in elk geval op 17 januari 2021, te Miedum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in een pand/loods gelegen aan of bij de [adres], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of metamfetaminetartraat, zijnde metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en/of
metamfetaminetartraat, (telkens) (elk) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 januari 2021, te Miedum, in elk geval in de gemeente Leeuwarden, in/uit een pand/loods gelegen aan of bij de [adres], meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) hoeveelhe(i)d(en) elektrische energie, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan energiebedrijf [benadeelde partij], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektrische energie onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de feiten 1. primair en 3.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) het produceren van metamfetamine en de diefstal van elektriciteit.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. subsidiair en feit 2. Hij acht het wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte en medeverdachte tezamen en in vereniging medeplichtig zijn aan het produceren van metamfetamine en dat verdachte op 17 januari 2021 metamfetamine, metamfetamine HCI en metamfetaminetartaat aanwezig had. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de loods, die hij van de eigenaar van de loods mocht gebruiken, heeft onderverhuurd aan een hem onbekende man die zich [naam 1] noemde. Verdachte kende de echte naam van de man niet en wist niet waar hij woonde. Gelet op de verklaring van verdachte dat hij wist dat er eerder dat jaar een drugslaboratorium in de loods had gezeten, de wijze waarop het contact met de man tot stand kwam en het feit dat de man volgens verdachte had gezegd dat hij de loods wilde gaan gebruiken om daar illegale sigaretten te verpakken, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het ook om een drugslaboratorium zou kunnen gaan. Beide verdachten zijn in december 2020 in het drugslaboratorium geweest en vanaf dat moment hadden ze de volle wetenschap ervan.
Medeverdachte onderhield nauwe contacten met de man. Verdachte en zijn medeverdachte hebben in nauwe samenwerking hand- en spandiensten verricht door toezicht te houden bij de loods en de personen achter het drugslaboratorium te waarschuwen bij onraad.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 1. primair en subsidiair heeft zij daartoe aangevoerd dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat in het verhuurde deel van de loods illegale sigaretten werden verpakt. Verdachte had geen opzet op het grondfeit. Hij wist niet dat het om een drugslaboratorium ging. Verdachte had geen sleutel van dat deel van de loods en zijn DNA is daar niet aangetroffen. Nadat verdachte het drugslaboratorium ontdekte heeft hij de toegang geblokkeerd en een nieuw slot op de deur van de loods gezet. Het enkele feit dat verdachte de loods heeft verhuurd is onvoldoende om tot een veroordeling voor medeplegen of medeplichtigheid te komen. Subsidiair, bij een bewezenverklaring, is volgens de raadsvrouw sprake van een kortere pleegperiode omdat de loods pas in de loop van november 2020 door de onderhuurder is betrokken. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte de eigenaar van het drugslaboratorium en de grondstoffen was. Toen verdachte het drugslaboratorium ontdekte had hij weliswaar een zekere beschikkingsmacht, maar hij werd met het drugslaboratorium geconfronteerd en had niet de wil en het opzet op het bezit hiervan. Het drugslaboratorium was zelfs tegen zijn wil en buiten zijn invloedssfeer aanwezig. Ten aanzien van feit 3., de diefstal van stroom, is de raadsvrouw met de officier van justitie van mening dat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
Oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het produceren van metamfetamine en diefstal van stroom. Daarvoor ontbreekt het bewijs. Verdachte zal daarom van de onder 1. primair en 3. ten laste gelegde feiten worden vrijgesproken.
feit 1. subsidiair
Op grond van het procesdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de hieronder nader te noemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte was beheerder van de loods aan [adres] in Miedum. Hij had toestemming van de eigenaar om in deze loods te klussen. Medeverdachte was dagelijks bij de loods te vinden om de kippen te voeren. Ook hebben verdachte en medeverdachte in de zomer van 2020 samen een tussenwand in de loods geplaatst. In mei 2020 is een drugslaboratorium in de loods aangetroffen. Verdachte wist hiervan en verdachte en medeverdachte zijn in mei 2020 in de loods geweest om daar schoonmaakwerkzaamheden te verrichten. In augustus en september 2020 had verdachte contact met ene [naam 1] en in oktober 2020 heeft verdachte de loods aan die [naam 1] verhuurd voor een bedrag van 5.000 euro per maand. Medeverdachte ontving van verdachte een bedrag van 3.500 euro. Naast [naam 1] kwamen er ook andere mannen in de loods. Zowel verdachte als medeverdachte hebben deze mannen ontmoet bij de loods. Verdachte had een briefje met de telefoonnummers van [naam 1] in zijn bezit. [naam 1] gebruikte meerdere telefoonnummers en in de periode van oktober tot en met december 2020 had medeverdachte intensief telefonisch contact met [naam 1] . In de maand november 2020 ging het om 363 contactmomenten. In december 2020 appten verdachte en medeverdachte over een betalingsachterstand van de huur en eind december 2020 zijn ze samen naar Soest gereden om daar de achterstallige huur te innen bij [naam 1] . Op 22 december 2020 heeft medeverdachte ’s nachts de wacht gehouden bij de loods. Op 17 januari 2021 kwam om 16:20 uur de politie ter plaatse. De politie heeft geconstateerd dat de loods beveiligd werd met camera’s. Achter de loods, waar zich ook het kippenhok bevond, hoorde de politie een mechanische afzuiging en rook de politie een chemische (aceton) lucht. In de loods, nog vóór de tussenwand, rook de politie dwars door de mondkapjes heen een penetrante chemische lucht. Achter de tussenwand werd een professioneel drugslaboratorium ontdekt. Verdachte had ’s middags op 17 januari 2021 een afspraak met [naam 1] . Toen verdachte doorkreeg dat het laboratorium was ontdekt, stuurde hij [naam 1] én medeverdachte een bericht met de tekst: ‘niet komen’. Kort na ontvangst van dat bericht is medeverdachte zijn telefoon kwijtgeraakt. In het drugslaboratorium werden metamfetamine, metamfetamine HCI, metamfetaminetartaat en andere verboden stoffen aangetroffen.
Wetenschap aanwezigheid drugslaboratorium
Beide verdachten hebben bij de politie en ter zitting verklaard dat ze in eerste instantie geen weet hadden van het drugslaboratorium. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij de loods heeft verhuurd aan [naam 1] in de veronderstelling dat er illegale sigaretten zouden worden verpakt. Hij zou het drugslaboratorium eind december 2020 hebben ontdekt en vergrendeld. Medeverdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij pas eind december 2020 van het drugslaboratorium te weten kwam, nadat verdachte het drugslaboratorium had ontdekt en het aan medeverdachte liet zien.
Gelet op de eerder geschetste feiten en omstandigheden – met name dat verdachte wist dat er in mei 2020 een drugslaboratorium in de loods zat, dat medeverdachte in die periode ook in de loods kwam en enkele vaten/tonnen zou hebben opgeruimd, de politie bij aankomst op 17 januari 2021 al een chemische (aceton) lucht rook bij de mechanische afzuiging van de loods en in het voor de verdachten toegankelijke deel van de loods zelfs een penetrante chemische geur rook – en de wisselende verklaringen van verdachte en medeverdachte acht de rechtbank de ontkenning van beide verdachten niet geloofwaardig. De stelling van verdachte dat hij meende dat het om illegale sigaretten zou gaan, vindt bovendien geen enkele steun in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat beide verdachten van meet af aan wisten dat het om een drugslaboratorium ging en dat ze zich daarmee bewust hebben ingelaten.
Medeplichtigheid tezamen en in vereniging aan het produceren van metamfetamine
Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank tevens af dat verdachte en medeverdachte tezamen en in vereniging de personen die zich in de loods met de productie van de metamfetamine hebben bezig gehouden, hebben gefaciliteerd. Verdachte heeft immers de loods voor de productie beschikbaar gesteld. Verdachte ontving daarvoor forse maandbedragen waarvan medeverdachte ook een deel kreeg. Verdachte en medeverdachte zijn samen naar Soest gereden om achterstallige huur te innen. Ze onderhielden in de periode van 23 maart 2020 tot en met 17 januari 2021 een intensief telefonisch en WhatsApp-contact met elkaar, gemiddeld genomen ging het om meerdere contacten per dag. Beide verdachten waren in het bezit van de telefoonnummers van [naam 1] . Medeverdachte had veel contact met [naam 1] en hield dagelijks toezicht bij de loods. Medeverdachte heeft ook ’s nachts toezicht gehouden bij de loods en hij deed daarvan verslag aan verdachte. Toen het drugslaboratorium op 17 januari 2021 door de politie werd ontdekt, waarschuwde verdachte op zijn beurt medeverdachte en [naam 1] door hen te berichten dat zij niet naar de loods moesten komen.
De rechtbank acht op grond van al deze feiten en omstandigheden het onder 1. subsidiair ten laste legde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte wegens onvoldoende bewijs vrij van dat deel van de tenlastelegging dat ziet op de handelingen onder het eerste, tweede en derde gedachtestreepje. Zo hebben verdachten samen in de loods wel een tussenwand geplaatst, maar blijkt uit het dossier niet dat de tussenwand op dat moment ten behoeve van een drugslaboratorium is geplaatst.
Aanwezig hebben van metamfetamine en andere verboden stoffen
In het licht van het voorgaande acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 17 januari 2021 als beheerder van de loods opzettelijk de onder feit 2. ten laste gelegde stoffen aanwezig heeft gehad.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 7 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik beheerde de loods aan de [adres] in Meidum. Ik gebruikte de loods om te klussen. Op 21 oktober 2020 heb ik de loods verhuurd voor 5.000 euro per maand aan een man die zich [naam 1] noemde. Ik ben eind 2020 in het drugslaboratorium geweest en (medeverdachte) [medeverdachte] ook. We zijn eind december 2020 naar Soest gereden om de huur op te halen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2021,opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Eenheid Noord-Nederland met procesverbaalnummer 2021015276 d.d. 17 januari 2022, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Achter de loods hoorden wij een mechanische afzuiging. Wij roken bij die afzuiging een chemische lucht wat leek op aceton. Deze lucht kwam uit de loods. In het eerste gedeelte van de loods rook ik direct een penetrante chemische lucht. Ondanks dat ik een mondkapje over mijn neus en mijn mond had rook ik binnen 2 seconden de doordringende chemische lucht. Binnen leek het op een oude autogarage. Wat opviel was een tussenwand over de gehele breedte van de loods.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal eerste bevindingen LFO d.d.
28 januari 2021, met fotomap opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op zondag 17 januari 2021 heb ik een onderzoek ingesteld op de [adres] te Miedum. Achter de schuur zagen wij een mobiele schaftkeet, twee geschakelde stacaravans en een kippenhok staan. Aan de voorzijde van de schuur gaf een toegangsdeur toegang tot het voorste deel van de schuur. Dit deel wordt verder 'ruimte B' genoemd. Ruimte B was op ongeveer de helft van de schuur, door een muur, gescheiden van de achterste helft van de schuur. In deze muur bevond zich een dubbele deur die toegang gaf tot het achterste deel van de schuur. Dit achterste deel had een lengte van ongeveer 15 meter en een breedte van ongeveer 8 meter. Dit deel wordt verder 'ruimte A' genoemd. Wij zagen dat in ruimte A en B goederen en/of chemicaliën aanwezig waren welke gebruikt kunnen worden bij het vervaardigen en/of bewerken van verdovende middelen. Wij zagen dat ruimte A vermoedelijk in gebruik was voor het, onder andere, vervaardigen en bewerken van metamfetamine. Wij zagen in ruimte A namelijk goederen en chemicaliën welke gebruikt kunnen worden bij het synthetiseren, scheiden en (her-)kristalliseren van metamfetamine. Ruimte A was voorzien van een luchttoe- en afvoersysteem dat bestond uit meerdere slakkenhuizen en koolstoffilters. Tevens waren er twee Intermediate Bulc Containers (IBC's) en geschakelde koolstoffilters aanwezig ten behoeve van de zuivering van de lucht. Vanuit het voorste gedeelte van de schuur liep een waterslang en elektrakabel naar het achterste gedeelte van de schuur.
Voorlopige interpretatie LFO:
Ruimte A was geheel in gebruik genomen voor het ter plaatse vervaardigen en bewerken van metamfetamine in casu:
• De omzetting van BMK in d,l-metamfetamine;
• Het scheiden van d,l-metamfetamine in d- en 1-metamfetamine;
• Kristallisatie van d-metamfetamine
• Herkristallisatie van d-metamfetamine.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt eindproces-verbaal van bevindingen LFO d.d.
8 november 2021, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op maandag 18 januari 2021 heb ik een onderzoek ingesteld op de [adres] te Miedum. Dit procesverbaal is een aanvulling op het door mij, verbalisant, eerder opgemaakte proces-verbaal van eerste bevindingen. Ruimte Codering
Achterste deel van de schuur A
Voorste deel van de schuur B
Sin-sticker
LFO Code
Omschrijving
NFI-uitslag
Achterste deel van de schuur (A)
AADM4076NL
A2-A
Monster van lichtbruine vloeistof uit maatbeker. FD--> metamfetamine.HCL in waterige vloeistof,
bevat metamfetamine in een waterige vloeistof
AADM4077NL
A3-A
Kristallen van lakens als monster genomen. Kristallen testten indicatief positief op de aanwezigheid van metamfetamine.
bevat (vrijwel)
uitsluitend metamfetamine HCI
AADM4098NL
AS-A
Monster van donkerbruine vloeistof uit klemdekselvat. Kwikvervuild
bevat metamfetamine en BMK in een sterk zure waterige vloeistof
AADM4078NL
A9-A
Monster van donkerbruine drab, pH 1. Kwikvervuild.
de olie bevat metamfetamine en BMK; de substantie bevat metamfetamine
HCI
AADM4083NL
A28-A
Monster van bruine olie uit klemdekselvat. Kwikvervuild.
bevat metamfetamine in tolueen op een zwak alkalische waterige vloeistof
AADM4085NL
A31-A
Monster van tweelaagse vloeistof uit IBC. Onderlaag is basisch en bovenlaag testte indicatief positief op de aanwezigheid van metamfetamine. Mogelijk kwikvervuild.
bevat metamfetamine en BMK in tolueen op een sterk alkalische waterige
vloeistof
AADM4088NL
A41-A
Monster van kristallen uit witte emmers.
bevat (vrijwel)
uitsluitend metamfetamine HCI
AADM4089N
A45-A
Monster van tweelaagse vloeistof uit IBC. Onderlaag is basisch en bovenlaag testte indicatief positief op de aanwezigheid van metamfetamine. Mogelijk kwikvervuild.
bevat metamfetamine en BMK op een sterk alkalische waterige vloeistof
AADM4087NL
A39-A
Monster uit vat met 70kg beige emulsie. Vermoedelijk metamfetamine-tartraat.
bevat metamfetamine (vermoedelijk als het tartraatzout)
5. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanJustitie en Veiligheid, zaaknummer 2021.02.12.086, d.d. 23 maart 2021 opgemaakt door dr. J.W.
Hulshof, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend als zijn/haar verklaring:
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AADM4076NL
/
A2-A
lichtbruine vloeistof, volgens opgave Monster van lichtbruine vloeistof uit maatbeker. FD-->
metamfetamine.HCL in waterige vloeistof,
bevat metamfetamine
in
een waterige vloeistof
AADM4077NL
/
A3-A
crèmekleurige kristallen, volgens opgave Kristallen van lakens als monster genomen. Kristallen testten indicatief positief op de aanwezigheid van metamfetamine.
bevat (vrijwel) uitsluitend metamfetamine HCI
AADM4098NL
/
AS-A
bruine vloeistof, volgens opgave Monster van donkerbruine vloeistof uit klemdekselvat. Kwikvervuild
bevat metamfetamine en
BMK in een sterk zure waterige vloeistof
AADM4078NL
/
A9-A
bruine olieachtige vloeistof met bruine substantie, volgens opgave Monster van donkerbruine drab, pH 1. Kwikvervuild.
de olie bevat metamfetamine en BMK; de substantie bevat
metamfetamine
HCI
AADM4083NL
/
A28-A
kleurloze vloeistof op een oranje vloeistof, volgens opgave Monster van bruine olie uit klemdekselvat. Kwikvervuild.
bevat metamfetamine
in
tolueen op een zwak
alkalische waterige vloeistof
AADM4085NL
/
A31-A
oranje olieachtige vloeistof op een kleurloze vloeistof, volgens opgave Monster van tweelaagse vloeistof uit IBC. Onderlaag is basisch en bovenlaag testte indicatief positief op de aanwezigheid van metamfetamine. Mogelijk kwikvervuild.
bevat metamfetamine en
BMK in tolueen op een
sterk alkalische waterige vloeistof
AADM4088NL
/
A41-A
kleurloze kristallen, volgens opgave Monster van kristallen uit witte emmers.
bevat (vrijwel) uitsluitend metamfetamine HCI
AADM4089N
/
A45-A
bruine olieachtige vloeistof op een lichtgele vloeistof, volgens opgave Monster van tweelaagse vloeistof uit IBC. Onderlaag is basisch en bovenlaag testte indicatief positief op de aanwezigheid van metamfetamine. Mogelijk kwikvervuild.
bevat metamfetamine en
BMK op een sterk
alkalische waterige vloeistof
AADM4087NL
/
A39-A
crèmekleurig poeder en brokjes, volgens opgave “Monster uit vat met 70kg beige emulsie. Vermoedelijk metamfetamine-tartraat”
bevat metamfetamine (vermoedelijk als het tartraatzout)
Vraagstelling 1
Opiumwet
In het onderzoeksmateriaal is metamfetamine aangetoond. Metamfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet. In artikel 1 lid 2 van de Opiumwet worden - voor toepassing van de Opiumwet en de daarop berustende bepalingen - zouten van metamfetamine gelijkgesteld aan metamfetamine zelf. Daarmee vallen metamfetamine HCI en metamfetaminetartraat als zouten van metamfetamine onder lijst I van de Opiumwet.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2021,opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op zondag 17 januari 2021 werd de mobiele telefoon die verdachte [verdachte] bij zich droeg inbeslaggenomen en de data werden veiliggesteld. [verdachte] heeft op 17 januari 2021 te 18:22 uur via Whatsapp voor de duur van 43 seconden telefonisch contact met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer]. Deze gebruiker staat in de contactenlijst van de mobiele telefoon opgeslagen onder de naam [medeverdachte]. Het telefoonnummer [telefoonnummer] is een frequent contact van [verdachte]. Vanaf 23 maart 2020 tot en met zondag 17 januari 2021 worden 834 telefonische contacten vastgelegd. Het betreffen 644 inkomende gesprekken en 192 uitgaande gesprekken. Dit contact loopt via de bel functionaliteit van Whatsapp. Daarnaast heeft [verdachte] via Whatsapp app-contact met de gebruiker van genoemd telefoonnummer. Uit de politiesystemen wordt duidelijk dat het telefoonnummer sinds 24 juni 2020 is gekoppeld aan: [medeverdachte], geboren [geboortedatum] 1957.
[medeverdachte] heeft volgens de politiesystemen de bijnaam [medeverdachte]. Gezien bovenstaande bevindingen is het aannemelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [medeverdachte].
Op 10 december 2020 zegt verdachte tegen [medeverdachte] "Bijna weer een extra wk voorbij.en geem huur", waarop [medeverdachte] antwoordt: "Ik ben om 12 uur daar". Op 13 december 2020 zegt [medeverdachte]: "Ik heb de kippen eten gegeven Op verschillende data worden door [medeverdachte] verwijzingen gemaakt naar de kippen. Dit was op 6 december 2020, 13 december 2020, 14 december 2020, 15 december 2020, 26 december 2020 en 31 december 2020. Op 16 december 2020 zegt [medeverdachte] dat hij daar is geweest en op 22 december 2020 heeft
[medeverdachte] daar geslapen, maar er is niets gebeurd. Op 24 december 2020 heeft
[medeverdachte] niets gehoord en zegt [verdachte]: "Dat zei ik al tegen jou.lullo komt niet" en "Heb ik al een paar keer gezegd tegen jou.hij wil niet betalen". [medeverdachte] antwoordt dat hij er is geweest maar er niemand is.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt eindproces-verbaal van bevindingen d.d. 26 januari 2021, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Verdachte [verdachte] heeft in zijn verklaring aangegeven dat hij de telefoonnummers van de personen met wie zijn kameraad contact had, had opgeschreven op een briefje. Op het briefje stonden de volgende telefoonnummers geschreven:
[telefoonnummer], [telefoonnummer], [telefoonnummer], [telefoonnummer], [telefoonnummer]
De bevindingen van de afzonderlijke telefoonnummers worden hieronder per telefoonnummer weergegeven. [telefoonnummer]
Uit de historische verkeersgegevens wordt duidelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] voor het eerst in gebruik wordt genomen op 17 oktober 2020. Het telefoonnummer wordt na 3 november 2020 vermoedelijk niet meer gebruikt. Uit de meest frequente contacten kan worden opgemaakt dat genoemd telefoonnummer in de periode tussen 17 oktober 2020 en 3 november 2020 het meest contact heeft met telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte].
[telefoonnummer]
Uit de historische verkeersgegevens wordt duidelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] voor het eerst in gebruik wordt genomen op 3 november 2020. Het telefoonnummer wordt na 19 november 2020 vermoedelijk niet meer gebruikt. Uit de meest frequente contacten kan worden opgemaakt dat genoemd telefoonnummer in de periode tussen 3 november 2020 en 19 november 2020 zes keer contact heeft met telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte].
[telefoonnummer]
Uit de historische verkeersgegevens wordt duidelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] voor het eerst in gebruik wordt genomen op 5 november 2020. Het telefoonnummer wordt na 1 december 2020 vermoedelijk niet meer gebruikt. Uit de meest frequente contacten kan worden opgemaakt dat genoemd telefoonnummer in de periode tussen 5 november 2020 en 1 december 2020 het meest contact heeft met telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte].
[telefoonnummer]
Uit de historische verkeersgegevens wordt duidelijk dat het telefoonnummer [telefoonnummer] voor het eerst in gebruik wordt genomen op 20 november 2020. Het telefoonnummer wordt na 8 december 2020 vermoedelijk niet meer gebruikt. Uit de meest frequente contacten kan worden opgemaakt dat genoemd telefoonnummer in de periode tussen 5 november 2020 en 1 december 2020 het meest contact heeft met telefoonnummer [telefoonnummer]. Dit telefoonnummer is in gebruik bij verdachte [medeverdachte].
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2021, opgenomen op pagina 152 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Hij had het binnen gezien en zag de verhoging in het dak, dat vond hij ideaal want ze hadden hoogte nodig. lk kon in een klap van mijn schulden kwijt, 2 maanden dan zei ik, want ik wilde de eigenaar er niet mee opzadelen. 3e week oktober was dit, hij wilde direct beginnen en hij zou met een paar mensen zelf alles regelen. lk kon wel direct een voorschot krijgen zodat zij direct konden beginnen. Zo gezegd, zo gedaan. lk had een kameraad die nam de zaak waar.
Die vent betaalde niet en kwam zijn afspraken niet na. Afgelopen zaterdag had ik een afspraak om 20.00 uur met hem. Die afspraak werd verzet naar zondag om 16:00 uur. Zondag reed ik om 15:45 uur door Lekkum en zag ik een complete politiemacht staan. Dus ik ben naar Miedum gereden, heb de beestjes eten gegeven en heb een berichtje gestuurd: 'niet komen'.
V: Wanneer vonden de gesprekken plaats?
A: 1e gesprek augustus september, 2e gesprek laatste week september ongeveer, 3e gesprek 3e week oktober, in loods gekeken en voorschot gekregen.
V: Hoe heet de persoon waar jij zaken mee deed?
A: Volgens mij heb ik gehoord [naam 1] of [naam 1] , ik denk dat het vals is maar dit heb ik gehoord.
V: Wat voor vergoeding krijg je hiervoor?
A: EUR 5.000,-
V: Is dat de totale vergoeding?
A: Nee dat is mijn voorschot.
V: Wat was de afgesproken totale vergoeding?
A: EUR 5.000,- per maand, EUR 10.000 in totaal.
V: Heb jij het nummer van die persoon?
A: Die heb ik wel op een briefje, maar niet in mijn telefoon.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 januari 2021, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Die vriend van mij. Van de EUR 5.000,- die ik kreeg heb ik hem EUR 3.500 gegeven.
Mijn afspraken gingen allemaal via mijn vriend, als ik ongenoegen had ging ik naar hem en hij naar die gasten.
V: Afgelopen zaterdag 16 januari 2021 had jij een afspraak met de Marokkaan met de naam [naam 1] / [naam 1] . Dat heb jij verklaard. Klopt?
A: Nee die kameraad had een afspraak gemaakt en die vertelde tegen mij dat er een afspraak was.
V: Deze werd naar zondag verplaatst, klopt dat?
A: Ja.
V: Die afspraak werd verplaatst naar zondag om 16.00 uur, maar omdat jij een grote politiemacht in Lekkum zag heb jij vervolgens een bericht gestuurd `niet komen'. Is dat juist?
A: Zondag heb ik een bericht gestuurd met daarin ‘niet komen’, rond een uur of 4.
V: Op welke manier heb jij een berichtje gestuurd en naar wie?
A: Naar mijn vriend, via whatsapp denk ik. Nee niet via whatsapp, ik heb het gezegd. Ik heb hem gebeld.
V: Als we nu eens even op een rijtje zetten wie er betrokken zijn bij het opzetten van het drugslab aan de [adres] in Miedum: Er komt een Marokkaan met de naam [naam 1] / [naam 1] bij jou samen met een chauffeur. Dat zijn er drie, jij en die twee. Is dat juist?
A: Mijn vriend was er ook bij.
V: Dan weer twee weken later komt [naam 1] / [naam 1] weer bij jou. Met wie was hij toen?
A: lk was er, mijn vriend, [naam 1] / [naam 1] , zijn mannetjes, een elektricien, een timmerman (dit is dezelfde persoon als bij het tweede contact) en nog een Marokkaan voor hand- en spandiensten.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 maart 2021, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: U zegt mij dat in het onderzoek SIMCA een verklaring is afgelegd dat er in mei 2020 al een lab aanwezig was.
A: Ja er was toen wel wat. Als [naam 2] gezegd heeft dat dit mei 2020 is geweest, dan zou dat kunnen. lk zag toen dat er een IBC in stond, oude tafels, wat jerrycans, een elektrische kookplaat en blauwe tonnen. lk had ook toen er geen goed gevoel bij. lk heb toen mijn kameraad gebeld dat we de boel moesten opruimen. Dat is toen ook gebeurd. Die kameraad is dezelfde kameraad als waar ik over spreek in deze zaak.
V: [medeverdachte] heeft jou appjes gestuurd met wanneer hij bij de loods was geweest. Op 22 december 2020 heeft [medeverdachte] daar geslapen (bij de loods) en zegt dat er niets is gebeurd. Waarom bleef [medeverdachte] daar slapen en appt hij jou dat er niets is gebeurd?
Wat moet er gebeurd zijn dan?
A: We hadden inbrekers verwacht. Er waren spanningen omtrent de betalingen. lk had de loods al een paar keer gebarricadeerd. We waren bang dat ze de loods zouden openbreken om hun spullen te halen. Wij wilden dat voorkomen omdat we nog geld tegoed hadden voor de huur.
V: Op 24 december 2020 appt [medeverdachte] dat hij (nog) niets heeft gehoord en jij appt dan: "Dat zei ik al tegen jou. Lullo komt niet" en "heb ik al een paar keer gezegd tegen jou. Hij wil niet betalen".
[medeverdachte] antwoordt dan dat hij er is geweest maar dat er niemand is.
Wie is Lullo?
A: [naam 1] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 16 februari 2021, opgenomen op pagina 212 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte]:
V: [verdachte] heeft die nummers op een papiertje geschreven of op een papiertje van jou gekregen. Het gaat om de volgende telefoonnummers:
[telefoonnummer]
V: Hoe kan het dat deze nummers voorkomen in de historische gegevens van het telefoonnummer / jouw telefoon [telefoonnummer] en waar veelvuldig contacten mee zijn geweest?
A: Ik had daar zelf ook de smoor in. Die gasten sms-ten steeds.
V: Wat waren de afspraken die [verdachte], jij en die [naam 1] / [naam 1] met elkaar maakten voor wat betreft de contacten?
A: Er zijn afspraken gemaakt. Die [naam 1] belde mij als er iets niet klopte.
V: Wanneer had jij daarna voor het eerst contact met die Marokkaan of Marokkanen?
A: Dat zou ik zo niet weten. Maar er was iedere keer wat.
V: Op 24 december 2020 app jij dat jij (nog) niets hebt gehoord en [verdachte] appt dan:
"Dat zei ik al tegen jou. Lullo komt niet" en "heb ik al een paar keer gezegd tegen jou. Hij wil niet betalen".
Jij antwoordt dan dat jij er bent geweest maar dat er niemand is.
Wie is Lullo?
A: Dat is [naam 1] .
V: Wie wil niet betalen?
A: Dat is [naam 1] .
V: Wanneer heb jij voor het laatst met die [naam 1] / [naam 1] contact gehad?
A: Dat was tot op de laatste dag. Dat was de zondag.
A: Ik ben een keer met hem, [verdachte], naar Soest geweest om geld te halen bij [naam 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1. subsidiair en 2. wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
onbekend gebleven personen, in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 17 januari 2021 te Miedum, in een loods gelegen aan de [adres], aldaar, tezamen en in vereniging, opzettelijk hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine (crystal meth) en metamfetamine HCI en metamfetaminetartraat en meer andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde metamfetamine (crystal meth) en metamfetamine HCI en metamfetaminetartraat en die andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I telkens elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, tot en bij het plegen van bovengenoemd misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, in bovenvermelde periode in de gemeente Leeuwarden, meermalen, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en behulpzaam is geweest, door opzettelijk aan bovengenoemde personen een loods gelegen aan de [adres] ter beschikking te stellen, om daarin opzettelijk grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine (crystal meth) en metamfetamine HCI en metamfetaminetartraat en meer andere stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I te bereiden en bewerken en - toezicht te houden bij en in die loods en zo nodig die voornoemde personen te waarschuwen bij onraad. 2.
hij op 17 januari 2021 te Miedum, in een loods gelegen aan de [adres], tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine (crystal meth) en metamfetamine HCI en metamfetaminetartraat, zijnde metamfetamine (crystal meth) en/of metamfetamine HCI en metamfetaminetartraat, telkens elk een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

subsidiair medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwetgegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 10.000,00.
De officier van justitie heeft bij zijn strafeis aansluiting gezocht bij de Richtlijn
voorbereiding/bevordering synthetische drugs. Bij de formulering van de gevorderde gevangenisstraf heeft de officier van justitie in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de beperkte rol van verdachte (katvanger), het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor algehele vrijspraak. Bij een bewezenverklaring van één of meerdere feiten heeft de raadsvrouw gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een taakstraf. Zij verzoekt de rechtbank geen geldboete op te leggen, nu het verdachte aan draagkracht ontbreekt. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn met bijna twee maanden in strafverminderende zin dienen te worden meegewogen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van reclassering van 23 april 2021 en 12 oktober 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is samen met een ander medeplichtig geweest aan het medeplegen van de productie en het samen met een ander aanwezig hebben van amfetamine, in een door hem voor dat doel verhuurde loods. Hij heeft, door als beheerder van de loods deze loods beschikbaar te stellen, een rol gespeeld bij de exploitatie van een drugslaboratorium.
Het is algemeen bekend dat de productie van synthetische drugs, en verdovende middelen in het algemeen, zeer schadelijk is voor de volksgezondheid en bovenal voor de gezondheid van de gebruikers van deze middelen. Amfetamine is een zeer verslavende drug. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het frequent gebruik van harddrugs de volksgezondheid kan schaden, met name waar het geestelijke aandoeningen betreft. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor overlast wordt veroorzaakt en schade wordt toegebracht aan anderen. Daarnaast wordt het chemisch afval dat ontstaat bij de productie vrijwel altijd illegaal gedumpt, hetgeen zeer schadelijk is voor het milieu. Zowel de productie van een synthetische drug zoals amfetamine, als het daaruit voortkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, zijn dan ook maatschappelijk ontwrichtend. Voorts wijst de rechtbank op de vele risico’s die gepaard gaan met het opslaan en bewerken van diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium, zoals brand, ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige en bijtende dampen. Deze zijn niet alleen levensgevaarlijk voor de producenten van de drugs, maar ook voor mensen die in de omgeving van het laboratorium wonen. Verdachte heeft kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen en het milieu.
De rechtbank leidt uit de rapportages van de reclassering af dat er geen sprake is van een delictpatroon aangaande drugs- en vermogensdelicten. Het leefgebied financiën, kan risicovol zijn en kan bijdragen aan het ontstaan van nieuw delictgedrag. De overige leefgebieden beschouwt de reclassering als mogelijk beschermende factoren.
De kans op herhaling wordt ingeschat als laag en de reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Volgens de reclassering kan een gevangenisstraf of taakstraf worden opgelegd. Omdat verdachte geen werk en wel schulden heeft, adviseert de reclassering geen geldboete op te leggen.
In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn (in beginsel twee jaar) te worden berecht. In dit geval is die redelijke termijn overschreden. Naar vaste rechtspraak moet overschrijding van de redelijke termijn in beginsel tot strafvermindering leiden. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met dit tijdsverloop.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor Opiumwetdelicten.
De rechtbank acht, alles afwegend, een gevangenisstraf van 225 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht passend en geboden. Omdat met de productie van synthetische drugs financieel gewin wordt beoogd, wordt in vergelijkbare zaken vanuit het oogpunt van speciale preventie doorgaans een substantiële geldboete gevorderd én opgelegd. De rechtbank acht de persoonlijke omstandigheden van verdachte niet van dien aard dat aan verdachte geen geldboete zou kunnen worden opgelegd. De rechtbank zal dan ook tevens de gevorderde geldboete van € 10.000,00 opleggen.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.645,42 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat hij vrijspraak heeft gevorderd van de diefstal van stroom.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat zij eveneens tot vrijspraak heeft geconcludeerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 48, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Een geldboete van € 10.000 (tienduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 3.
Verklaart de vordering van [benadeelde partij] niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2023.