Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder parketnummer
18/085646-22 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, het onder parketnummer 18/081634-22 ten laste gelegde feit, het onder parketnummer 18/307893-21 ten laste gelegde feit, het onder parketnummer 18/343189-21 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 18/338541-21 ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 178 dagen met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld onder de voorwaarden (hierna: tbs met voorwaarden) zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering en de dadelijke uitvoerbaarheid van die te stellen voorwaarden. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel zal worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar ter zake van de onder parketnummer
18/085646-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 18/081634-22 ten laste gelegde feit bepleite vrijspraak en het feit dat verdachte al een half jaar in voorlopige hechtenis heeft gezeten, primair aangevoerd dat een (onvoorwaardelijke) straf voor de diefstallen en vernieling niet meer passend is.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht in het bijzonder rekening te houden met de (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het advies van de deskundigen. Het advies van de deskundigen, te weten de psychiater, de psycholoog en de reclassering, is eensluidend, namelijk oplegging van tbs met voorwaarden. De tbs met voorwaarden kan verdachte ondergaan op de afdeling van de kliniek waar zij nu verblijft, waar zij zich veilig voelt en waar zij langzaam vooruit gaat. Het betreft de afdeling [instelling] in [plaats] . Verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich aan de voorgestelde voorwaarden te houden. De raadsvrouw heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis op te leggen en voorts om de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden te bevelen. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de noodzakelijkheid van oplegging van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de maatregelenrapportage van de reclassering van 3 februari 2023, de Pro Justitia rapportage van 29 november 2022, opgemaakt door psycholoog drs. V.T.G. Arnts, de Pro Justitia rapportage van 7 november 2022, opgemaakt door psychiater prof. dr. R.J. Verkes en drs. A.M.M. Jongerius, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2023, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft de heer [slachtoffer 1] met een aardappelschilmesje verwond. Hierbij is letsel ontstaan tussen de ribben dat, gelet op de inhoud van het strafdossier, gering is. De gevolgen hadden echter vele malen groter kunnen zijn. Blijkens de toelichting op de vordering tot schadevergoeding heeft het incident indruk gemaakt op de heer [slachtoffer 1] en is hij angstiger geworden.
Tevens heeft verdachte haar behandelaar bij de [instelling] te Assen, mevrouw [slachtoffer 2] , bedreigd met een potlood en heeft zij een begeleidster van [instelling] te Schoonebeek, mevrouw [slachtoffer 3] , mishandeld. Beide feiten zien op (bedreiging met) geweld tegen hulpverleners, die in hun functie hun werk deden en dat is in beginsel strafverzwarend. De rechtbank heeft met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 3] acht geslagen op de door verdachte toegelichte verhoudingen tussen haar en aangeefster [slachtoffer 3] (en [naam 1] ). De rechtbank is evenwel van oordeel dat de gedragingen van verdachte ondanks de door haar geschetste verhoudingen niet gerechtvaardigd kunnen worden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen en vernieling van een autoband en een beeldje van [benadeelde partij 2] .
Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf en/of maatregel is van belang of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en of aan haar de tbs-maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd.
Toerekeningsvatbaarheid
Bij het vaststellen van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport d.d. 7 november 2022 van prof. dr. R.J. Verkes en drs. A.M.M. Jongerius, psychiaters, die verdachte hebben onderzocht naar aanleiding van de onder parketnummer 18/085646-22 bewezen verklaarde feiten. Dit rapport houdt onder meer als conclusie het volgende in:
De psychiaters concluderen dat er bij verdachte sprake is een borderline persoonlijkheidsstoornis, een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, een post-traumatische stress-stoornis (PTSS), een licht verstandelijke beperking en een stoornis in cannabisgebruik. Ten tijde van de onder parketnummer 18/085646-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten -indien bewezen- was sprake van alle genoemde stoornissen. Verdachte is impulsief en heeft een sterk tekortschietende emotieregulatie, zich uitend in woede-uitbarstingen en verbale en (fysieke) agressie. Dit komt voort uit borderline en paranoïde persoonlijkheidsstoornis, de PTSS en de intellectuele beperking. Verdachte kan snel overprikkeld en snel gefrustreerd raken. Als verdachte gespannen raakt of zich een voor verdachte minder ‘veilige’ situatie voordoet, of wanneer zij zich onder druk gezet of klemgezet voelt, is het voorstelbaar dat zij angstig en woedend raakt, zich onmachtig voelt en het overzicht verliest. Verdachte is dan niet meer in staat om, vanuit de bij haar aanwezige stoornissen, emoties van angst en woede adequaat te reguleren, noch om impulsen te bedwingen. Bij het inzetten van (verbale of fysieke) agressie om de situatie te kunnen hanteren, overziet verdachte daarbij onvoldoende de gevolgen van haar gedrag. Het onder hoge psychische spanning bij verdachte ontbrekende zelfinzicht, ontbrekende reflectief vermogen en ontbrekende overzicht biedt dan onvoldoende basis om haar gedrag bij te kunnen sturen en een andere keuze te kunnen maken. Daar komt bij dat, in geval van verdachte, ten tijde van het ten laste gelegde er een duidelijk vermoeden is van het optreden van een verminderd/veranderd bewustzijn van zichzelf en omgeving en/of geheugen, als van een verhoogde staat van angst en achterdocht, voortkomend uit de bij verdachte aanwezige persoonlijkheidsstoornissen en PTTS (en, mogelijk, cannabisgebruik dan wel onttrekking). Daardoor werden hoogstwaarschijnlijk de mogelijkheden van verdachte om ten tijde van het ten laste gelegde adequate gedragskeuzes te maken, verder beperkt. Omdat niet gesteld kan worden dat de realiteitstoetsing en de emotie- en impulsregulatie dermate verstoord waren dat verdachte geen enkele alternatieve gedragskeuzes meer kon maken, en vanwege het sterk vermoede maar hypothetische karakter van tevens aanwezige dissociatie en paranoïde, wordt geadviseerd om verdachte het onder parketnummer 18/085646-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde in (sterk) verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het rapport d.d. 29 november 2022 van drs. V.T.G. Arnts, GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog komt tot de conclusie dat het onder parketnummer 18/085646-22 onder 1 ten laste gelegde in verminderde mate kan worden toegerekend. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde, kan de GZ-psycholoog geen advies geven over de mate van toerekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de psychiaters met betrekking tot de onder parketnummer 18/085646-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de conclusie van de psycholoog met betrekking tot het onder voornoemd parketnummer onder 1 ten laste gelegde feit verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het onder parketnummer 18/085646-22 onder
1 en 2 bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. Uit de verklaringen van verdachte over de bewezen verklaarde mishandeling en vernieling blijkt dat er ook toen sprake was van oplopende spanningen en zij geïrriteerd en agressief reageerde wanneer zij op haar gedrag werd aangesproken. Dit past binnen de beschrijving die de psychiaters geven van het voorstelbare gedrag dat verdachte kan vertonen wanneer zij zich onmachtig voelt en angstig raakt. Hierdoor is voorstelbaar dat verdachte niet in staat was haar gedrag adequaat te reguleren en impulsen te bedwingen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de onder parketnummer 18/081634-22 ten laste gelegde mishandeling en de onder parketnummer 18/34318921 ten laste gelegde vernieling eveneens in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf
Met betrekking tot de op te leggen straf overweegt de rechtbank het volgende.
In het bijzonder de poging tot zware mishandeling rechtvaardigt het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Daarnaast acht de rechtbank het in hoofdzaak van belang dat verdachte adequate behandeling en begeleiding krijgt en ervan wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht het, alles afwegende, niet wenselijk dat verdachte -die thans in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis voor klinische behandeling is opgenomen in [instelling] te
[plaats] - opnieuw in detentie zal verblijven. De rechtbank is daarom van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft gezeten, namelijk 178 dagen, passend en geboden is.
Motivering van de maatregelen
Voor de beoordeling of een tbs-maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van eerdergenoemde adviezen van prof. dr. R.J. Verkes en drs. A.M.M. Jongerius, psychiaters en drs. V.T.G. Arnts, GZ-psycholoog. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen hetgeen hiervoor is opgenomen met betrekking tot de aanwezigheid van psychische stoornissen bij verdachte. In aanvulling daarop houdt het advies van prof. dr. R.J. Verkes en drs. A.M.M. Jongerius onder meer in, zakelijk weergegeven:
De psychiaters schatten het risico op recidive van geweld als hoog in. Klinische behandeling in een forensische setting is van belang om een delict-analyse op te kunnen stellen en oog te houden voor het hoge recidiverisico. Als vervolg op een klinische behandeling kan gedacht worden aan beschermd wonen in een forensische setting met aanvankelijk 24-uurs begeleiding. De psychiaters adviseren de interventies te laten plaatsvinden binnen een tbs met voorwaarden, met daarbij reclasseringstoezicht. De mogelijke omzetting naar tbs met dwangverpleging biedt voldoende kader om het recidiverisico af te wenden, waarvan het bovendien de verwachting is dat verdachte deze omzetting zal willen vermijden.
Het advies van drs. V.T.G. Arnts, houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
In het geval verdachte in een situatie terechtkomt waarin geen sprake is van voldoende bescherming, structuur en veiligheid, waar zij geen vertrouwen heeft in haar behandelaren en begeleiders en door alle stress weer terugvalt in druggebruik, dan is de kans op recidive in een soortgelijk geweldsdelict hoog. Wanneer verdachte zich in een omgeving bevindt waar zij zich wel veilig voelt, er sprake is van structuur, verdachte zich gehoord voelt en een goede behandelrelatie kan opbouwen met begeleiding/behandelaars, zij geen drugs gebruikt, een dagbesteding heeft en duidelijkheid heeft over de omgang met haar kinderen, dan wordt het risico op recidive in een soortgelijk geweldsdelict ingeschat als laag tot matig. De psycholoog verwacht dat verdachte afhankelijk zal zijn van langdurige zorg en begeleiding. De psycholoog adviseert de genoemde behandeling vorm te geven in het kader van een tbs met voorwaarden.
De reclassering sluit zich in voornoemd rapport aan bij de opvatting van de deskundigen voor wat betreft de langdurige ondersteuning binnen een forensisch kader, waarvan wordt verwacht dat verdachte die nodig zal hebben. Op basis daarvan adviseert de reclassering een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, zodat deze toegepast kan worden na de tbs met voorwaarden.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over. De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opleggen. De rechtbank stelt vast dat de gepleegde poging tot zware mishandeling een feit is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de bedreiging een feit is, genoemd in artikel 37a lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van hetgeen de forensisch deskundigen en de reclassering in hun rapporten vermelden, is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.
Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden.
De rechtbank zal niet bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Wel zal de rechtbank ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bereid verklaard de voorwaarden na te leven. De rechtbank heeft bij het formuleren van de voorwaarden gelet op de voorgenoemde adviezen van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering.
De rechtbank zal daarbij bevelen dat de hierna gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn omdat, zoals reeds overwogen, er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tot slot zal de rechtbank naast de maatregel van tbs met voorwaarden, een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Met genoemde maatregel wordt het mogelijk om verdachte na afloop van de tbs-maatregel onder toezicht te stellen indien dit in het verband met de dan bestaande risico’s noodzakelijk is. De rechtbank acht het van belang dat die mogelijkheid bestaat, omdat door de gedragsdeskundigen en de reclassering wordt geadviseerd om verdachte langdurig te behandelen en te ondersteunen. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zal plaatsvinden wanneer de tbs ten einde loopt.