3.
hij op of omstreeks 8 juli 2022 te Franeker, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1054 pillen MDMA (XTC), althans ongeveer 402,55gram MDMA (XTC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 8 juli 2022 te Franeker, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 40 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in de periode van 5 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te Heerenveen, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op 5 juli 2022 op de weg, de Stadionweg en/of op 7 juli 2022, op de weg, de [adres], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk Audi, met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair ten laste gelegde voorbedachte rade, omdat de escalatie naar het geweld relatief impulsief zou zijn geweest.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het medeplegen van een poging tot doodslag
(feit 1 primair), het medeplegen van een diefstal met geweld van een tas en een bak met inhoud (feit 2 primair), het voorhanden hebben van 1.054 MDMA-pillen (feit 3), het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennep (feit 4) en het rijden zonder geldig rijbewijs (feit 5). Hierbij is de officier van justitie van mening dat feit 1 primair en feit 2 primair een eendaadse samenloop opleveren.
Hoewel verdachte betrokkenheid bij feit 1 en 2 heeft ontkend, is de officier van justitie ervan overtuigd dat het verdachte is geweest die deze feiten heeft gepleegd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Getuigen hebben verklaard dat op 5 juli 2022 bij de McDonalds te Heerenveen een incident heeft plaatsgevonden tussen twee mannen en één vrouw. Gelet op de verklaringen van aangever en de medeverdachte kan worden vastgesteld dat die twee mannen aangever en verdachte waren en de vrouw de medeverdachte [medeverdachte] . Die verklaringen worden ondersteund doordat de telefoon van verdachte tijdens het incident is aangestraald op een telefoonmast in de buurt van het incident. Ook is voor de officier van justitie van belang dat verdachte gebruik maakt van de auto die betrokken was bij het incident, omdat hij twee dagen na het incident is gezien als bestuurder van de betreffende auto. Tot slot draagt bij aan de overtuiging dat een bak met pillen, die lijkt op de bak die van aangever is weggenomen, is aangetroffen bij verdachte.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat diefstal van een tas en een bak met inhoud wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat uit het dossier is gebleken dat die goederen daadwerkelijk door verdachte en de medeverdachte zijn meegenomen en tevens een dergelijke bak met pillen en gels bij verdachte is aangetroffen. Diefstal/afpersing van de overige goederen kan niet worden bewezen, omdat die goederen niet zijn meegenomen en tevens het opzet van verdachte op diefstal/afpersing van die goederen niet kan worden bewezen. Tevens is de officier van justitie van mening dat ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair sprake is van medeplegen, omdat de medeverdachte ook wegnemingshandelingen heeft verricht en zij daarnaast het door verdachte uitgeoefende geweld heeft geaccepteerd.
De officier van justitie stelt zich tot slot op het standpunt dat de aangetroffen MDMA-pillen van verdachte zijn, omdat de medeverdachte heeft verklaard dat het doosje bij een telefoon hoort die door verdachte aan aangever is verkocht en daarnaast omdat verdachte veelvuldig gebruik maakte van de betreffende auto.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geheel moet worden vrijgesproken van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 5. Ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet aanwezig is geweest bij het incident dat is ten laste gelegd als feit 1 en 2. Daarbij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de belastende verklaring van aangever niet meegenomen dient te worden voor het bewijs, omdat aangever wisselend heeft verklaard en zijn verklaring tevens door objectieve gegevens in het dossier wordt weersproken. Daarbij komt dat aangever vanuit wraakgevoelens en boosheid redenen had om verdachte valselijk te beschuldigen.
Indien de rechtbank de verklaring van aangever niet meeneemt voor het bewijs, is sprake van onvoldoende wettig bewijs voor feit 1 en 2. Verder heeft de raadsvrouw over de verklaring van de medeverdachte aangevoerd dat ook die verklaring niet betrouwbaar is en dat de medeverdachte ook een belang had om verdachte te beschuldigen: namelijk niet alleen opdraaien voor het incident. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet in het door getuigen opgegeven signalement van de dader past.
Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 bepleit dat verdachte de bij hem aangetroffen bak met pillen heeft gekocht van aangever.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte wel aanwezig is geweest bij het incident, in ieder geval geen sprake is van voorbedachte rade. Uit alle verklaringen komt naar voren dat het een uit de hand gelopen situatie betreft en dat eerder nogal wat rondjes in de auto zijn gereden voordat het conflict is ontstaan.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het aangever was die over het Motoroladoosje, waarin MDMA-pillen zijn aangetroffen, beschikte. Bovendien zijn de pillen aangetroffen in een auto die niet van verdachte is. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van feit 3, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment over die pillen beschikkingsmacht heeft gehad.
Met betrekking tot feit 5 heeft de raadsvrouw voor wat betreft de verdenking op 5 juli 2022 verwezen naar hetgeen zij bij feit 1 en 2 heeft aangevoerd. Over de verdenking op 7 juli 2022 heeft de raadsvrouw bepleit dat de verbalisanten niet hebben verklaard op grond van welke kenmerken zij verdachte hebben herkend.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 en feit 3
De rechtbank acht feit 2 (in alle vormen) en feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat (het medeplegen van) diefstal/afpersing van een tas met inhoud en een bak met pillen en gels niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat de verklaring van aangever hierin op zichzelf staat en geen ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte een tas bij zich had. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van de ooggetuige [naam 1] , dat zij een vrouw zag lopen met een bak, niet de conclusie kan worden getrokken dat het door haar geziene voorwerp eigendom was van aangever. Ook het aantreffen van een bak met pillen en gels op 8 juli 2022 bij de aanhouding van verdachte biedt onvoldoende steun, omdat de rechtbank niet kan vaststellen of dit de pillen en gels van aangever waren. Daarbij komt dat de verklaring van verdachte, dat hij pillen en gels van aangever heeft gekocht, niet onaannemelijk is, omdat verdachte wel vaker met aangever handelde.
Ten aanzien van de andere ten laste gelegde goederen (ketting, horloge en portemonnee met inhoud) overweegt de rechtbank dat die goederen ter plaatse door de verbalisanten zijn aangetroffen. Daardoor kan niet worden bewezen dat zij zijn weggenomen en/of afgegeven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank feit 2 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende uit het dossier is gebleken dat de MDMA-pillen, die op 30 augustus 2022 zijn aangetroffen in de op 8 juli 2022 in beslag genomen auto van medeverdachte [medeverdachte] , aan verdachte toebehoorden of dat hij daarover beschikkingsmacht had. De rechtbank heeft in het dossier aanwijzingen gevonden dat het doosje waarin de pillen zijn aangetroffen eigendom was van aangever. Daarbij komt dat verdachte niet de eigenaar is van de auto waarin de pillen zijn aangetroffen. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van 1.054 MDMA-pillen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht feit 1 primair, feit 4 en feit 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 5