ECLI:NL:RBNNE:2023:1031

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
18/171016-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, diefstal met geweld en drugsmisdrijven in Heerenveen

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, diefstal met geweld en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2022 in Heerenveen, samen met een medeverdachte, een persoon genaamd [slachtoffer] heeft aangevallen met een mes, waarbij het slachtoffer verwondingen opliep. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren gestoken en hem vervolgens met een auto aangereden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorbedachte rade, maar dat de verdachte wel degelijk de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van diefstal van goederen van het slachtoffer en het voorhanden hebben van MDMA en hennep. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de poging tot doodslag, het voorhanden hebben van hennep en het rijden zonder geldig rijbewijs wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, tbs met dwangverpleging en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormt en dat behandeling noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/171016-22
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96/045804-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] , verblijvende te [adres] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 februari 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Schaddelee, advocaat te Breukelen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Heerenveen, op of nabij de Stadionweg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk - al dan niet met voorbedachten rade - van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader die [slachtoffer] - terwijl deze [slachtoffer] zich bevond in de auto (een Audi A3, met kenteken [kenteken] ) van verdachte(n), met een (groot)mes, althans een scherp en puntig voorwerp in het (linkerboven)been van die [slachtoffer] gestoken en/of meermalen gestoken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] waarbij deze omdat hij het mes wilde afweren - werd geraakt/gestoken in de beide handen, de arm(en) en/of pols en/of (vervolgens)
  • buiten de auto - meermalen, althans eenmaal (hard) tegen het hoofd en/of lichaam van die[slachtoffer] gestompt en/of geslagen en/of
  • toen die [slachtoffer] was gevlucht, althans was ontkomen aan verdachten met genoemdepersonenauto (Audi A3, met kenteken [kenteken] ) met enige vaart tegen die [slachtoffer] is/zijn aangereden, waarbij die [slachtoffer] over de motorkap van genoemde auto is gevlogen en/of aansluitend op het wegdek is terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Heerenveen, op of nabij de Stadionweg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel, te weten oog- en/of zichtletsel, waardoor het gezichtsvermogen in het linkeroog ernstig is afgenomen, en/of meerdere littekens aan het bovenbeen en/of onderbeen en/of arm/pols/hand, heeft toegebracht, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader die
[slachtoffer] - terwijl deze [slachtoffer] zich bevond in de auto (een Audi A3, met kenteken [kenteken] ) van verdachte(n), met een (groot)mes, althans een scherp en puntig voorwerp in het (linkerboven)been van die [slachtoffer] gestoken en/of meermalen gestoken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] waarbij deze
- omdat hij het mes wilde afweren - werd geraakt/gestoken in de beide handen en/of pols en/ofarm(en) en/of (vervolgens) - buiten de auto - meermalen, althans eenmaal (hard) tegen het hoofd en/of het linkeroog en/of lichaam van die [slachtoffer] gestompt en/of geslagen en/of - toen die [slachtoffer] was gevlucht, althans was ontkomen aan verdachten met genoemde personenauto (Audi A3, met kenteken [kenteken] ) met enige vaart tegen die [slachtoffer] is/zijn aangereden, waarbij die [slachtoffer] over de motorkap van genoemde auto is gevlogen en/of aansluitend op het wegdek is terechtgekomen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Heerenveen, op of nabij de Stadionweg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader die [slachtoffer] terwijl deze [slachtoffer] zich bevond in de auto (een Audi A3, met kenteken [kenteken] ) van verdachte(n), met een (groot)mes, althans een scherp en puntig voorwerp in het (linkerboven)been van die [slachtoffer] gestoken en/of meermalen gestoken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] waarbij deze - omdat hij het mes wilde afweren - werd geraakt/gestoken in de beide handen en/of pols en/of arm(en) en/of (vervolgens)
- buiten de auto - meermalen, althans eenmaal (hard) tegen het hoofd en/of lichaam van die[slachtoffer] gestompt en/of geslagen en/of -toen die [slachtoffer] was gevlucht, althans was ontkomen aan verdachten met genoemde personenauto (Audi A3, met kenteken [kenteken] ) met enige vaart tegen die [slachtoffer] is/zijn aangereden, waarbij die [slachtoffer] over de motorkap van genoemde auto is gevlogen en/of aansluitend op het wegdek is terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Heerenveen. op of aan de openbare weg, de Stadionweg alhier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas met inhoud (kleding, een oude telefoon, slippers, scheerapparaat) en/of een bak met pillen en gels en/of een ketting en/of een horloge en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed. dat/die geheel of ten dele aan een persoon genaamd [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [slachtoffer] - terwijl deze zich in de auto (Audi A3 met kenteken [kenteken] ) van verdachte(n) bevond - met een (groot) mes in het (linkerboven) been te steken en/of
  • die [slachtoffer] - onder bedreiging met dit mes te bevelen/gelasten zijn tas met daarin onder meeréén of meer telefoons en/of een portemonnee (inhoudende een geldbedrag) in de auto te laten staan en/of
  • meermalen met genoemd mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te steken, waarbijdeze wordt geraakt met dit mes aan beide handen en/of armen en/of
  • een tas uit de handen van die [slachtoffer] te trekken en/of
  • eenmaal buiten de auto - een zilveren schakelketting van de hals van die [slachtoffer] (kapot) tetrekken en/of - een horloge van de pols van die [slachtoffer] te rukken en/of meermalen, althans eenmaal (hard) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan en/of
  • een bak met pillen en gels van hem te pakken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Heerenveen, op of aan de openbare weg, de Stadionweg alhier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas met inhoud (kleding, een oude telefoon, slippers, scheerapparaat) en/of een bak met pillen en gels en/of een ketting en/of een horloge en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , toebehoorde(n) door
  • die [slachtoffer] - terwijl deze zich in de auto (Audi A3 met kenteken [kenteken] ) van verdachte(n) bevond - met een (groot) mes in het (linkerboven) been te steken en/of
  • die [slachtoffer] - onder bedreiging met dit mes te bevelen/gelasten zijn tas met daarin onder meeréén of meer telefoons en/of een portemonnee (inhoudende een geldbedrag) in de auto te laten staan en/of
  • meermalen met genoemd mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te steken, waarbijdeze wordt geraakt met dit mes aan beide handen en/of armen en/of
  • een tas uit de handen van die [slachtoffer] te trekken en/of - eenmaal buiten de auto - een zilverenschakelketting van de hals van die [slachtoffer] (kapot) te trekken en/of - een horloge van de pols van die [slachtoffer] te rukken en/of meermalen, althans eenmaal (hard) in het gezicht en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer] te stompen en/of te slaan en/of
  • een bak met pillen en gels van hem te pakken;
3.
hij op of omstreeks 8 juli 2022 te Franeker, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 1054 pillen MDMA (XTC), althans ongeveer 402,55gram MDMA (XTC), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 8 juli 2022 te Franeker, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 40 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij in de periode van 5 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te Heerenveen, meermalen, op verschillende tijdstippen, althans eenmaal terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op 5 juli 2022 op de weg, de Stadionweg en/of op 7 juli 2022, op de weg, de [adres], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto, merk Audi, met kenteken [kenteken] ), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair ten laste gelegde voorbedachte rade, omdat de escalatie naar het geweld relatief impulsief zou zijn geweest.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het medeplegen van een poging tot doodslag
(feit 1 primair), het medeplegen van een diefstal met geweld van een tas en een bak met inhoud (feit 2 primair), het voorhanden hebben van 1.054 MDMA-pillen (feit 3), het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennep (feit 4) en het rijden zonder geldig rijbewijs (feit 5). Hierbij is de officier van justitie van mening dat feit 1 primair en feit 2 primair een eendaadse samenloop opleveren.
Hoewel verdachte betrokkenheid bij feit 1 en 2 heeft ontkend, is de officier van justitie ervan overtuigd dat het verdachte is geweest die deze feiten heeft gepleegd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Getuigen hebben verklaard dat op 5 juli 2022 bij de McDonalds te Heerenveen een incident heeft plaatsgevonden tussen twee mannen en één vrouw. Gelet op de verklaringen van aangever en de medeverdachte kan worden vastgesteld dat die twee mannen aangever en verdachte waren en de vrouw de medeverdachte [medeverdachte] . Die verklaringen worden ondersteund doordat de telefoon van verdachte tijdens het incident is aangestraald op een telefoonmast in de buurt van het incident. Ook is voor de officier van justitie van belang dat verdachte gebruik maakt van de auto die betrokken was bij het incident, omdat hij twee dagen na het incident is gezien als bestuurder van de betreffende auto. Tot slot draagt bij aan de overtuiging dat een bak met pillen, die lijkt op de bak die van aangever is weggenomen, is aangetroffen bij verdachte.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de officier van justitie aangevoerd dat diefstal van een tas en een bak met inhoud wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat uit het dossier is gebleken dat die goederen daadwerkelijk door verdachte en de medeverdachte zijn meegenomen en tevens een dergelijke bak met pillen en gels bij verdachte is aangetroffen. Diefstal/afpersing van de overige goederen kan niet worden bewezen, omdat die goederen niet zijn meegenomen en tevens het opzet van verdachte op diefstal/afpersing van die goederen niet kan worden bewezen. Tevens is de officier van justitie van mening dat ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair sprake is van medeplegen, omdat de medeverdachte ook wegnemingshandelingen heeft verricht en zij daarnaast het door verdachte uitgeoefende geweld heeft geaccepteerd.
De officier van justitie stelt zich tot slot op het standpunt dat de aangetroffen MDMA-pillen van verdachte zijn, omdat de medeverdachte heeft verklaard dat het doosje bij een telefoon hoort die door verdachte aan aangever is verkocht en daarnaast omdat verdachte veelvuldig gebruik maakte van de betreffende auto.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geheel moet worden vrijgesproken van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 5. Ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 4 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet aanwezig is geweest bij het incident dat is ten laste gelegd als feit 1 en 2. Daarbij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de belastende verklaring van aangever niet meegenomen dient te worden voor het bewijs, omdat aangever wisselend heeft verklaard en zijn verklaring tevens door objectieve gegevens in het dossier wordt weersproken. Daarbij komt dat aangever vanuit wraakgevoelens en boosheid redenen had om verdachte valselijk te beschuldigen.
Indien de rechtbank de verklaring van aangever niet meeneemt voor het bewijs, is sprake van onvoldoende wettig bewijs voor feit 1 en 2. Verder heeft de raadsvrouw over de verklaring van de medeverdachte aangevoerd dat ook die verklaring niet betrouwbaar is en dat de medeverdachte ook een belang had om verdachte te beschuldigen: namelijk niet alleen opdraaien voor het incident. Ook heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet in het door getuigen opgegeven signalement van de dader past.
Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 bepleit dat verdachte de bij hem aangetroffen bak met pillen heeft gekocht van aangever.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat verdachte wel aanwezig is geweest bij het incident, in ieder geval geen sprake is van voorbedachte rade. Uit alle verklaringen komt naar voren dat het een uit de hand gelopen situatie betreft en dat eerder nogal wat rondjes in de auto zijn gereden voordat het conflict is ontstaan.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het aangever was die over het Motoroladoosje, waarin MDMA-pillen zijn aangetroffen, beschikte. Bovendien zijn de pillen aangetroffen in een auto die niet van verdachte is. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van feit 3, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment over die pillen beschikkingsmacht heeft gehad.
Met betrekking tot feit 5 heeft de raadsvrouw voor wat betreft de verdenking op 5 juli 2022 verwezen naar hetgeen zij bij feit 1 en 2 heeft aangevoerd. Over de verdenking op 7 juli 2022 heeft de raadsvrouw bepleit dat de verbalisanten niet hebben verklaard op grond van welke kenmerken zij verdachte hebben herkend.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2 en feit 3
De rechtbank acht feit 2 (in alle vormen) en feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat (het medeplegen van) diefstal/afpersing van een tas met inhoud en een bak met pillen en gels niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat de verklaring van aangever hierin op zichzelf staat en geen ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen of verdachte een tas bij zich had. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaring van de ooggetuige [naam 1] , dat zij een vrouw zag lopen met een bak, niet de conclusie kan worden getrokken dat het door haar geziene voorwerp eigendom was van aangever. Ook het aantreffen van een bak met pillen en gels op 8 juli 2022 bij de aanhouding van verdachte biedt onvoldoende steun, omdat de rechtbank niet kan vaststellen of dit de pillen en gels van aangever waren. Daarbij komt dat de verklaring van verdachte, dat hij pillen en gels van aangever heeft gekocht, niet onaannemelijk is, omdat verdachte wel vaker met aangever handelde.
Ten aanzien van de andere ten laste gelegde goederen (ketting, horloge en portemonnee met inhoud) overweegt de rechtbank dat die goederen ter plaatse door de verbalisanten zijn aangetroffen. Daardoor kan niet worden bewezen dat zij zijn weggenomen en/of afgegeven.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank feit 2 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende uit het dossier is gebleken dat de MDMA-pillen, die op 30 augustus 2022 zijn aangetroffen in de op 8 juli 2022 in beslag genomen auto van medeverdachte [medeverdachte] , aan verdachte toebehoorden of dat hij daarover beschikkingsmacht had. De rechtbank heeft in het dossier aanwijzingen gevonden dat het doosje waarin de pillen zijn aangetroffen eigendom was van aangever. Daarbij komt dat verdachte niet de eigenaar is van de auto waarin de pillen zijn aangetroffen. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is voor het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk voorhanden hebben van 1.054 MDMA-pillen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht feit 1 primair, feit 4 en feit 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 5
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever d.d. 5 juli 2022, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2022171959 d.d. 10 oktober 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe bij deze aangifte van zware mishandeling, gepleegd door [verdachte] . Dit is vanmorgen in Heerenveen gepleegd. Ik ben vanmorgen in Heerenveen achterin de auto van [medeverdachte] gestapt. [verdachte] zat achter het stuur, en reed naar de achterkant van het parkeerterrein van de McDonalds in Heerenveen. [verdachte] begint te dreigen met een mes, en zet dan dat mes in mijn linker bovenbeen. Ik voelde en zag dat [verdachte] meerdere keren op mij instak. Ik voelde dat hij mij wel raakte, en probeerde uit de auto te komen, maar ik weerde me ook af omdat hij op me insteekt met dat mes. Hij heeft me ook gestoken in de rechterhand bovenzijde en linkerhand binnenkant. Ik ben dan op een gegeven moment buiten de auto en zie dat [verdachte] achter mij aan komt. [verdachte] heeft me toen ook nog op mijn hoofd geslagen. Ik voelde dat hij mij meerdere keren sloeg, onder andere bij mijn linker en rechteroog en op mijn lip, want ik had ook nog een bloedlip. Zij, [medeverdachte] en [verdachte] , stappen dan weer in de auto. Ik zie dan dat de auto met
[verdachte] achter het stuur op mij af komt rijden, best snel rijdend. Ik merkte dat de auto mij raakte en viel toen ik werd aangereden door de auto.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2022,opgenomen op pagina 195 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
V: 5 juli gaf [slachtoffer] bij ons aan dat jullie hadden afgesproken?
A: Ik heb hem geappt.
V: Wat is daar concreet afgesproken?
A: Dat we zouden afspreken in Heerenveen.
V: Hoe ben je daar naar toe gegaan?
A: In de auto samen met [verdachte] .
V: Dan rijden jullie die kant op en dan tref je [slachtoffer] en dan?
A: [slachtoffer] stapt achterin de auto. Op een gegeven moment wil [slachtoffer] naar de McDonalds. We staan op de parkeerplaats
A: [slachtoffer] ging uit de auto en [verdachte] gaat er achteraan. [verdachte] en [slachtoffer] raken dan in een worsteling en geven elkaar klappen.
V: Er zit best nog wel tijd tussen het moment van de melding en het moment dat jullie [slachtoffer] oppikken. Wat is er toen gebeurd?
A: We ging naar de MC Donald. We waren daar 07:50 uur ofzo. De Mc Drive was dicht. We zijn achter op de parkeerplaats gaan staan. We hebben volgens mij [slachtoffer] rond 07:30 opgepikt.
V: Wie zat waar in de auto?
A: Ik zit op de passagiersstoel, [verdachte] achter het stuur en [slachtoffer] achter mij.
V: Wat was de toestand van [verdachte] toen jullie samen in de auto zaten?
A: Hij was op een gegeven moment wel boos op [slachtoffer] . Er zijn wel woorden gevallen tussen hun.
V: Jullie stappen na die woordenwisseling/ vechtpartij weer in de auto wie zit dan waar?
A: [verdachte] zit achter het stuur en ik ben de bijrijder.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 juli 2022,opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 5 juli 2022, omstreeks 08.20 uur, parkeerde ik mijn voertuig in één van de parkeervakken op het parkeerterrein van de Mac Donalds te Heerenveen. Ik zag dat helemaal achterop het parkeerterrein van de Mac Donalds een grijze personenauto, merk Audi, type A3, geparkeerd stond. Ik zag vervolgens dat de bestuurder, dit betrof een man, uit het voertuig stapte. Ik zag dat achterin het voertuig een andere man zat. Ik noem hem het slachtoffer. Ik zag vervolgens dat er buiten de auto veel duw en trekwerk was tussen de beide mannen. Ik zag vervolgens dat de man weer aan de bestuurderszijde in de auto stapte en met piepende banden wegreed. Ik zag vervolgens dat hij de man daarbij aanreed. Ik zag dat de man hierbij ten val kwam.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict(Stadionweg Heerenveen) d.d. 1 augustus 2022, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 5 juli 2022 omstreeks 09:53 uur kwamen wij aan op de locatie carpoolplaats bij de McDonald’s aan de Stadionweg te Heerenveen. Van collega’s krijgen wij de volgende informatie:
  • Het slachtoffer betrof [slachtoffer]
  • Het slachtoffer had op meerdere plaatsen verwondingen.
Op diverse plaatsen op het wegdek werd door ons bloed aangetroffen. Ik heb een bandenspoor aangetroffen. Dit recent ogende bandenspoor kon aangemerkt worden als een acceleratiespoor.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2022,opgenomen op pagina 118 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Naar aanleiding van de poging doodslag d.d. 5 juli 2022 waarbij een deel van het kenteken van de betrokken Audi A3 door een getuige werd genoemd, werd die dag nader onderzoek gedaan naar de identiteit van de door [slachtoffer] genoemde verdachten [medeverdachte] en [verdachte] . Uit dit onderzoek kwamen als verdachte naar voren: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1986. Uit gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) blijkt [medeverdachte] in het bezit te zijn van een grijze Audi A3 voorzien van het kenteken [kenteken] .
Op 5 juli 2022 tussen 05.58 en 08.46 uur straalt de telefoon met nummer [telefoonnummer] in gebruik bij [verdachte] , de masten aan omgeving K.R. Poststraat 12B in Heerenveen. De KR Poststraat is in de omgeving van de Mac Donalds in Heerenveen.
6. Een geneeskundige verklaring, op 6 juli 2022 opgemaakt en ondertekend door I.I. Hoogland,forensisch arts i.o., en C. Oostdam, forensisch arts, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als hun geneeskundige verklaring:
Datum onderzoek 5-7-2022 Betrokkene: [slachtoffer]
Ter plaatse van de linker wenkbrauw bevindt zich een huidkleurige verhevenheid van circa 5 x 3,5 cm met daarin gelegen 2 kleine rode huidverkleuringen waarbij de huid intact is
gebleven. Het letsel is passend bij een bloeduitstorting met zwelling en roodheid van de huid.
Op de binnenzijde van de rechterpols en hand aan de pinkzijde bevinden zich 2 donkerrode huidonderbrekingen in het verlengde van elkaar met een tussenruimte van circa 3,2 cm. De afwijkingen zelf zijn circa 1,5 x 0,4 cm. De wonden zijn zeer waarschijnlijk niet dieper dan ze lang zijn, derhalve passend bij snijverwondingen.
Op het linker bovenbeen aan de voorzijde bevindt zich een donkerrode ovaalvormige huidonderbreking van circa 2,2 x 1,7 cm. Het letsel is passend bij een snij- dan wel steekverwonding.
Op de buitenzijde van de linkerknie bevindt zich een donkerrode ovaalvormige huidonderbreking van circa 1 x 0,3 cm. Het letsel is passend bij een snij- dan wel steekverwonding.
Mechanismen van ontstaan:
  • Bloeduitstorting: ontstaat door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, schoppen,samendrukken, knijpen, stoten of vallen.
  • Snijwond: een steek- dan wel snijverwonding is een huiddoorklieving door een scherprandig ofpuntig voorwerp.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2022, opgenomen op pagina 149 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Op 7 juli 2022 zagen wij een man en vrouw in de richting van de hieronder genoemde Audi lopen. De man herkenden wij als [verdachte] en zagen dat deze als bijrijder instapte in de Audi. De vrouw zagen wij als bestuurster instappen waarna de Audi in beweging kwam. Naast de bestuurster en [verdachte] zat er niemand anders in dit voertuig. Wij zagen dat de Audi geparkeerd werd aan de [adres] te Heerenveen. Wij zagen dat de bestuurster uitstapte en weg liep. Gelijk hierop zagen wij dat de Audi weer in beweging kwam. Hierop hebben wij de Audi gevolgd en zagen dat er nog maar 1 persoon in het voertuig zat. Gezien het feit dat:
  • [verdachte] als enige passagier was ingestapt;
  • de bestuursters uit was gestapt en de school was binnen gegaan;
  • de Audi was gaan rijden zonder dat er iemand anders was ingestapt, kan het niet anders dat[verdachte] als bestuurder optrad terwijl wij de Audi volgde.
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Voertuig
Voertuig: Personenauto
Merk/type: Audi Audi A3
Kleur: Grijs
Kenteken: [kenteken]
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een Uitdraai RDW-register rijbewijs, d.d. 2 oktober 2022,opgenomen op pagina 144 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Identiteit [verdachte]
Inleversoort Volledig ongeldig rijbewijs Ingang ongeldigverklaring 06-11-2009
9. De door verdachte ter zitting van 28 februari 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Mijn rijbewijs is ongeldig vanaf 2009.
Ten aanzien van feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2022, opgenomen op pagina 86 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :
Op 8 juli 2022 werd door mij de verdachte [verdachte] aangehouden te Franeker. Enkele momenten voor de aanhouding van verdachte [verdachte] gooide de verdachte een tas mijn kant op. Ik hoorde hem zeggen dat dit zijn tas was. Bij het leeghalen van de tas zag ik een doosje. Ik opende de verpakking en ik zag een grote gripzak met daarin een groene substantie. Ik herkende de substantie aan zijn kleur, geur en uiterlijk als zijnde hennep.
Verdachte
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Goederen
Goednummer: PL0100-2022171959-1508134
Object: Verdovende mid (Hennep)
Totale hoeveelheid: 40 g
Bewijsoverweging feit 1 primair en feit 5
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van feit 1 primair
Verdachte heeft betrokkenheid bij het incident op 5 juli 2022 ontkend. De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewijsbaarheid van feit 1 primair als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat aangever op de ochtend van 5 juli 2022 op het parkeerterrein van de McDonalds aan de Stadionweg te Heerenveen door de politie is aangetroffen met verwondingen op meerdere plaatsen op zijn lichaam. Aangever heeft verklaard dat zijn verwondingen onder andere zijn veroorzaakt doordat verdachte in de auto met een mes op hem heeft ingestoken. Hij heeft verklaard dat hij hierdoor in zijn linker bovenbeen en handen is geraakt. Ook heeft aangever verklaard dat hij door verdachte buiten de auto tegen zijn hoofd is geslagen en dat hij door verdachte is aangereden met een auto. Deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank allereerst steun in de verklaring van de medeverdachte. Zij heeft namelijk verklaard dat verdachte wel degelijk op de parkeerplaats bij de McDonalds met aangever in de auto heeft gezeten, dat verdachte op enig moment boos is geworden op aangever en dat aangever en verdachte elkaar hebben geslagen. De medeverdachte heeft tevens verklaard dat zij en verdachte aangever rond 07:30 uur hebben opgepikt en dat zij rond 07:50 uur bij de McDonalds zijn aangekomen. Bevestiging van de betrokkenheid van verdachte ziet de rechtbank voorts in het aanstralen van een telefoon met een telefoonnummer dat in gebruik is bij verdachte tussen 05:58 uur en 08:46 uur in de omgeving van de McDonalds in Heerenveen. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij zijn telefoon de avond vóór het incident in de auto van de medeverdachte heeft laten liggen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dat punt echter niet geloofwaardig. Verder vindt de verklaring van aangever dat hij is aangereden, steun in de verklaring van getuige [naam 2] en het ter plaatse aangetroffen acceleratiespoor. Tot slot wordt de verklaring van aangever dat hij op de parkeerplaats bij de McDonalds is gestoken, steun in het door de politie aangetroffen bloed op het wegdek en het geconstateerde snij-/steekletsel.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de verwondingen aan aangever heeft toegebracht door op aangever in te steken met een mes, te slaan op het hoofd en hem aan te rijden met de auto van de medeverdachte. Dat aangever daarbij over de motorkap van de auto is gevlogen blijkt onvoldoende uit het dossier. De rechtbank zal het ten laste gelegde op dat punt niet bewezenverklaren.
Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte niet de dader kan zijn, omdat hij niet binnen het door getuigen gegeven signalement past, slaagt niet. Sprake was immers van plotselinge consternatie waarbij getuigen op afstand stonden. Dat het door getuigen opgegeven signalement van de dader uiteindelijk niet volledig juist blijkt te zijn, is voorstelbaar. Verder is niet aannemelijk geworden dat aangever en de medeverdachte verdachte valselijk hebben beschuldigd. De rechtbank wijst er tot slot op dat het politiedossier geen enkel concreet aanknopingspunt bevat dat een ander dan verdachte het geweld op aangever heeft gepleegd.
De verklaring van aangever vindt voor wat betreft de toedracht van het letsel steun in het forensisch geneeskundig letselverslag. Hieruit volgt dat een deel van aangevers verwondingen aan te merken is als snij/-steekletsel. Hieruit is tevens af te leiden dat aangever in ieder geval een snij- dan wel steekverwonding heeft opgelopen op het linker bovenbeen en een snijverwonding aan zijn rechterpols en hand. Dat snijletsel is gevonden aan de pols/hand past bij de verklaring van aangever dat hij zichzelf heeft afgeweerd. Het staat daarom voor de rechtbank vast dat aangever zichzelf tegen verdachte heeft afgeweerd en dat hij hierdoor afweerletsel heeft opgelopen. De rechtbank is er dan ook van overtuigd dat richting het lichaam van aangever is gestoken.
Hoewel de medeverdachte heeft ontkend dat in de auto is gestoken, is de rechtbank ervan overtuigd dat verdachte aangever wel degelijk in de auto heeft gestoken. Dat buiten de auto gestoken zou zijn wordt door geen enkele getuige verklaard, ook door aangever niet. Dat er geen bloed in de auto is aangetroffen maakt dat niet anders. De rechtbank acht niet uitgesloten dat de broek van aangever het bloed heeft opgezogen.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van voorbedachte rade, omdat sprake lijkt te zijn geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank wordt gesterkt in die overtuiging doordat verdachte voorafgaand aan het incident al enige tijd met aangever in de auto heeft rondgereden, zonder dat er geweld heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde voorbedachte rade.
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte een poging tot doodslag oplevert. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood van aangever – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Verdachte heeft meermalen in de richting van aangever gestoken met een mes, terwijl aangever op dat moment in een kleine ruimte zat, namelijk op de achterbank van de auto, en niet zomaar weg kon. Daarbij komt dat de kans dat de romp werd geraakt werd vergroot doordat aangever zich in een zittende positie in een kleine ruimte bevond. Aangever is uiteindelijk ook in zijn bovenbeen geraakt, een plek die in een zittende positie niet ver verwijderd is van de romp. Het is een feit van algemene bekendheid dat de romp vitale organen en belangrijke (slag)aderen bevatten, waardoor gemakkelijk fataal letsel kan ontstaan. Tevens heeft verdachte aangever tegen het hoofd, een kwetsbaar deel van het lichaam, geslagen. Daar komt nog bij dat verdachte aangever, die op dat moment gewond was, heeft aangereden met een auto. Verdachte heeft daarom met zijn gedragingen de aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven geroepen. Verdachte heeft deze aanmerkelijke kans op de dood ook bewust aanvaard. De gedragingen van verdachte, het met een mes meermalen steken richting/in het lichaam van aangever, en het vervolgens aanrijden van de gewonde aangever, kunnen naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangever gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Het primair ten laste gelegde feit, in de vorm van poging tot doodslag, is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdacht en de medeverdachte. Verdachte is immers degene geweest die het geweld heeft gepleegd, terwijl de rechtbank ten aanzien van de medeverdachte slechts kan vaststellen dat zij daarbij aanwezig is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat zij op enigerlei wijze een aandeel heeft gehad in het door verdachte gepleegde geweld.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen.
Ten aanzien van feit 5
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 5 juli 2022 een auto heeft bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting maakt de rechtbank op dat verdachte ook wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Ook acht de rechtbank op grond van het als bewijsmiddel opgenomen proces-verbaal d.d. 1 september 2022 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 7 juli 2022 een auto heeft bestuurd. Dat de verbalisanten in hun proces-verbaal niet hebben uitgelegd waarom zij verdachte hebben herkend doet niet af aan dit oordeel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij op 5 juli 2022 te Heerenveen op of nabij de Stadionweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer] terwijl deze zich bevond in de auto, een Audi A3 met kenteken [kenteken] ,
  • met een mes in het linker bovenbeen van die [slachtoffer] gestoken en meermalen gestoken in derichting van het lichaam van die [slachtoffer] waarbij deze - omdat hij het mes wilde afweren - werd geraakt in de hand en pols en vervolgens
  • buiten de auto - meermalen tegen het hoofd en lichaam van die [slachtoffer] geslagen en
  • met genoemde personenauto met enige vaart tegen die [slachtoffer] is aangereden waarbij die[slachtoffer] op het wegdek is terechtgekomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op 8 juli 2022 te Franeker opzettelijk aanwezig heeft gehad meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
hij in de periode van 5 juli 2022 tot en met 7 juli 2022 te Heerenveen meermalen, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op 5 juli 2022 op de Stadionweg en op 7 juli 2022 op de [adres] als bestuurder een motorrijtuig, personenauto merk Audi met kenteken [kenteken] , van die categorie heeft bestuurd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op:
1. primair poging tot doodslag;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwetgegeven verbod;
5. overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994,meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 primair, 2 primair, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, alsmede de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 24 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een gevangenisstraf voor de duur van één week, met aftrek van het voorarrest. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte van de meeste feiten vrijgesproken dient te worden, waardoor enkel voor feit 4 een straf opgelegd kan worden. Ook heeft de raadsvrouw verzocht om in de strafmaat mee te nemen dat de voorlopige hechtenis voor verdachte abnormaal zwaar is geweest, omdat de medicatie van verdachte in de penitentiaire inrichting niet op orde is. Nu feit 4 geen feit is waarvoor tbs kan worden opgelegd, verzoekt de raadsvrouw om geen tbs aan verdachte op te leggen. Daarbij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de Pro Justitia-rapportages te kort door de bocht zijn. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich aan bijzondere voorwaarden te zullen houden, mocht de rechtbank die aan hem opleggen. Tot slot heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de officier van justitie in zijn strafeis bij de hoogte van de gevangenisstraf onvoldoende rekening heeft gehouden met het opleggen van tbs.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van psychiater J.H. van Marle van 30 november 2022 en het rapport van psycholoog J.A.M. Gresnigt van 30 november 2022, het reclasseringsrapport van 7 februari 2023, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van het bewezen verklaarde
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 5 juli 2022 op aangever ingestoken met een mes, hem meermalen tegen het hoofd geslagen en hem aangereden met een auto. Door aldus te handelen heeft verdachte geprobeerd om aangever van het leven te beroven. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een buitengewoon ernstig misdrijf. Hij heeft niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever, maar ook het gevoel van veiligheid in de maatschappij aangetast door in het openbaar op deze manier te handelen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Ook heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van hennep en het besturen van een auto, terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor opiumwetfeiten en het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Verdachte liep ten aanzien van laatstgenoemd feit zelfs nog in een proeftijd van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.
Persoon van verdachte
Over verdachte zijn psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages opgesteld. De psychiater en psycholoog hebben vastgesteld dat bij verdachte sprake is van zwakbegaafdheid/een licht verstandelijke beperking, ADHD, een persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van cannabis. Dit was volgens de deskundigen ook het geval ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De deskundigen kunnen echter niet vaststellen of voornoemde stoornissen verdachtes gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde hebben beïnvloed, omdat verdachte betrokkenheid bij het ten laste gelegde heeft ontkend. Wel lijkt het waarschijnlijk dat er enige doorwerking van voornoemde stoornissen in het ten laste gelegde is geweest. Uitspraken over de toerekenbaarheid kunnen echter niet worden gedaan. Ten aanzien van het risico op recidive hebben de deskundigen gerapporteerd dat de kans op het plegen van geweld, antisociaal gedrag en vermogensdelicten hoog is. Hierbij geven de deskundigen aan dat zij weinig tot geen beschermende factoren zien.
De deskundigen adviseren een langdurende forensisch klinische behandeling van verdachte voor zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek, impulsiviteit en ADHD om op die manier de kans op herhaling te verminderen. Ambulante behandeling sorteert onvoldoende effect om de kans op herhaling te reduceren. Daarbij lijkt behandeling en begeleiding binnen een voorwaardelijk kader niet haalbaar, gelet op de psychische problematiek, het eerdere verloop van de begeleiding en behandelinterventies en de moeite die verdachte lijkt te hebben met het zich committeren aan gestelde voorwaarden.
Voorts heeft Verslavingszorg Noord-Nederland een reclasseringsadvies opgesteld. Dit rapport houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
De justitiële documentatie van verdachte wijst uit dat hij eerder geweldsdelicten en vermogensdelicten heeft gepleegd waardoor een delictpatroon aanwezig is. Verdachte heeft zijn cruciale leefgebieden niet op orde. Zo heeft verdachte geen eigen huisvesting, heeft hij schulden en geen structurele en zinvolle dag invulling. Tevens is er sprake van middelenafhankelijkheid. Daarnaast heeft verdachte een beperkt probleeminzicht en overschat hij zichzelf in zijn mogelijkheden. Verdachte heeft moeite met in de maatschappij geldende regels en bepaalt zelf aan welke regels hij zich wel houdt. Opvallend is ook dat het verdachte stelselmatig niet lukt zich aan reclasseringstoezichten te houden. Het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden wordt dan ook ingeschat als hoog.
Gezien het bovenstaande adviseert de reclassering negatief ten aanzien van het opleggen van tbs met voorwaarden. De reclassering stelt vast dat geen sprake is van een betrouwbare bereidheid om mee te werken aan de voorwaarden die behoren bij een tbs met voorwaarden. De ervaring leert dat, zolang verdachte het ten laste gelegde ontkent, er geen behandeling ingezet kan worden. Er is immers geen overeenstemming over de factoren die geleid hebben tot het delict. Daarnaast geeft verdachte aan geen hulpvraag te hebben. Er valt dan niets te behandelen binnen een tbs met voorwaarden, waar er sprake moet zijn van enige overeenstemming over risicogebieden. Ondanks dat verdachte zegt mee te zullen werken aan tbs met voorwaarden, heeft de reclassering de indruk dat dit in de praktijk niet het geval zal zijn. Verdachte geeft aan niet van verplichtingen te houden. De reclassering schat in dat motivatie voor behandeling niet lang stand zal houden.
Straf en maatregel
Gelet op de hierboven genoemde psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportages, het reclasseringsrapport en de informatie over de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte wordt behandeld voor zijn problematiek. De rechtbank acht de kans op een succesvolle behandeling in een voorwaardelijk kader klein. Gelet op verdachtes proceshouding en de rapportages van de psycholoog, psychiater en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet in staat kan worden geacht om zich aan voorwaarden te (blijven) houden.
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat tbs met dwangverpleging het enige passende en geboden kader vormt. Aan de voorwaarden voor het opleggen van tbs met dwangverpleging, zoals opgenomen in de artikelen 37a en 37b Sr, is voldaan. De rechtbank stelt vast dat verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop minimaal vier jaren gevangenisstraf is gesteld. Daarbij stelt de rechtbank op grond van de hiervoor weergegeven rapporten van deskundigen vast dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die bestond ten tijde van het strafbare feit. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de stoornissen van verdachte zodanig zijn dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet ook op het advies van de reclassering, sprake van een hoog recidivegevaar. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling gelasten met een bevel tot verpleging van overheidswege, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen dit eist.
De rechtbank overweegt daarbij dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De duur van de tbs-maatregel is daarom niet gemaximeerd en kan een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank gaat er niet vanuit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat naast de oplegging van de tbs-maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden passend is. De rechtbank wijkt hiermee af van de strafeis van de officier van justitie, omdat de rechtbank tot de bewezenverklaring van minder strafbare feiten komt en het wenselijk vindt dat verdachte binnen afzienbare tijd wordt behandeld.
Daarnaast zal de rechtbank op grond van artikel 179a lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een ontzegging van de rijbevoegdheid van 24 maanden opleggen. Immers heeft verdachte de poging tot doodslag begaan met een auto die hij ten tijde van dat feit bestuurde. Een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een lange periode is daarom passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 9.640,52 ter vergoeding van materiële schade en € 17.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering grotendeels kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Wel heeft hij vraagtekens gezet bij het vorderen van een waarde voor handelsgoederen, als het handelen zonder handelsvergunning in tenminste een aantal van die specifieke goederen, zoals Kamagra, strafbaar is gesteld in de Geneesmiddelenwet. Tevens heeft de officier van justitie opgemerkt dat een aantal posten worden geclaimd, waarvoor geen onderbouwing in de aangifte ligt. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de vordering ten aanzien van het materiële deel pondspondsgewijs te verdelen, nu verdachte en de medeverdachte daar samen voor verantwoordelijk zijn.
Betreffende het immaterieel deel heeft de officier van justitie gevorderd onderscheid te maken en verdachte een groter aandeel van dat deel van de vordering toe te rekenen, omdat hij verantwoordelijk is voor de daadwerkelijke uitvoering van het geweld.
Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de vordering niet hoofdelijk toe te kennen, omdat de medeverdachte hierdoor onevenredig wordt geraakt.
Standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, in verband met de verzochte vrijspraak.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, omdat de vordering te omvangrijk is voor het strafproces, er verwarring bestaat over de vordering en de vordering onvoldoende onderbouwd is.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gestelde materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden aan zijn broek en T-shirt en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade aan de broek op € 50,00 en de schade aan het T-shirt op € 20,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Tevens is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde kosten à € 22,50 voor het herstellen van de sluiting van de zilveren ketting heeft geleden en dat deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Deze vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 juli 2022.
De gestelde materiële schade van € 140,00 en € 275,00 ter vervanging van de tussenschakel en zilveren boksbeugelhanger van de zilveren ketting, van € 200,00 voor de ring met stenen, van 247,00 en € 800,00 voor twee telefoons en van 162,50 voor een Fossil horloge, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de hoogte van de materiële schadeposten te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht feit 2 waaruit de schade à € 7.593,52, ter vergoeding van de tas met inhoud, zou zijn ontstaan, niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade
De gestelde immateriële schade van € 10.000,- in verband met oogletsel acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Zonder medische stukken van de oogarts kan de rechtbank niet vaststellen wat de medische toestand is van het oog en in hoeverre het oogletsel een gevolg is van feit 1 primair. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade, te weten lichamelijk en psychisch letsel, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 5.000,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
Op grond van het bovenstaande wijst de rechtbank toe een bedrag van € 5.092,50. Dit bedrag bestaat uit € 92,50 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van immateriële schade.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel niet hoofdelijk opleggen, omdat niet is vastgesteld dat verdachte feit 1 primair samen met een ander heeft gepleegd.
De rechtbank zal verdachte tevens veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het overige deel van de vordering zal niet-ontvankelijk worden verklaard.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 4 juli 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht weken, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 juli 2019. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 23 september 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. De verdediging heeft verzocht die vordering af te wijzen.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1 primair, 4 en 5 heeft begaan voor het einde van de proeftijd (3 december 2024), zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat bovenstaande voorwaardelijke straf (onder andere) is opgelegd wegens rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, en verdachte zich in onderhavige zaak opnieuw aan dat strafbare feit schuldig heeft gemaakt.

Beslag

De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen, te weten een mes, hennep en pillen, te onttrekken aan het verkeer. De verdediging heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de op de beslaglijst onder 2 en 3 vermelde in beslag genomen middelen, middelen zijn als bedoeld in de Opiumwet, deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Tevens is de rechtbank van oordeel dat de rechtbank geen beslissing kan nemen op het, op de beslaglijst onder 1 vermelde, in beslag genomen mes, omdat dit mes blijkens de Kennisgeving van in beslagneming op pagina 219 van het procesdossier niet onder verdachte in beslag is genomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36f, 37a, 37b, 38d, 45, 57, 63 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet, en de artikelen 9, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair en onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Ten aanzien van feit 1 primair voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van
24 maanden.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van € 5.092,50 (zegge: vijfduizendtweeënnegentig euro en vijftig eurocent);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.092,50 (zegge: vijfduizendtweeënnegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 92,50 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 96-045804-19:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 4 juli 2019, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van acht weken.

Beslag

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen:
  • 40 GR Hennep (Omschrijving: 1508134)
  • 77 STK Pil (Omschrijving: 1508137)
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. M.E. Joha, rechters, bijgestaan door mr. L.F. Beitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2023.