ECLI:NL:RBNNE:2023:1027

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
NL23.4598
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Nederland het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, geboren op 9 november 1997, heeft op 22 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 februari 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, onder verwijzing naar artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelt dat hij problemen heeft met zijn ooms in Marokko en dat hij vreest voor zijn veiligheid vanwege een schuld van 20 miljoen dirham. Hij betoogt dat hij geen bescherming kan verwachten van de Marokkaanse autoriteiten.

De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar de gestelde problemen onvoldoende zwaarwegend vond. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Marokko problemen zal ondervinden. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat Marokko in het algemeen kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst, en eiser valt niet onder de uitzonderingscategorieën die bescherming zouden rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4598

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] .,
Alias:

Mohammad Al Akvy,

geboren op 11 september 1997,
van Marokkaanse nationaliteit,
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 9 november 1997. Hij heeft op 22 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 februari 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, Vw.
1.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met zaaknummer NL23.4599, op 10 maart 2023 behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen had met twee ooms in Marokko en dat hij problemen had met mensen vanwege een schuld van 20 miljoen dirham. Bij een terugkeer naar Marokko verwacht hij problemen met zijn oom en problemen met zijn (criminele) schuldeisers. Hij stelt geen bescherming van de autoriteiten te kunnen krijgen omdat hij bang is voor de Marokkaanse autoriteiten en omdat zij enkel mensen met geld helpen.
Bestreden besluit
3. De staatssecretaris heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De door eiser gestelde problemen met zijn ooms en problemen vanwege een schuld van 20 miljoen dirham zijn volgens verweerder onvoldoende zwaarwegend. Zo heeft eiser aangegeven dat hij niet recentelijk problemen met zijn ooms heeft gehad. Daarnaast acht de staatssecretaris het niet aannemelijk dat eiser bij terugkeer problemen zal ondervinden vanwege zijn schuld. Eiser heeft nog een jaar in Marokko kunnen verblijven zonder dat hij de gestelde problemen heeft ondervonden. Hij leefde ook niet ondergedoken maar droeg enkel een capuchon, was op zijn hoede en ging niet elke dag sigaretten verkopen. Hij bleef wel in dezelfde woning wonen en heeft aangegeven dat de mensen die hem zochten zijn echte naam niet kenden. Daarbij kan eiser bij problemen de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten inroepen. Volgens de staatssecretaris is Marokko ook een veilig land van herkomst en heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk niet de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen.
Verwijzing naar de zienswijze
4. Ten aanzien van de verwijzing van eiser naar de zienswijze, die als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, stelt de rechtbank vast dat de staatssecretaris in het besluit is ingegaan op de zienswijze. Omdat eiser niet concreet heeft gemaakt op welk punt van zijn zienswijze de staatssecretaris onvoldoende is ingegaan, gaat de rechtbank hieraan voorbij, nu dit geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit is.
Marokko als veilig land van herkomst
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat Marokko in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. De rechtbank wijst op uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat deze aanwijzing terecht is. [1] De Afdeling heeft ook na de laatste herbeoordeling van 6 mei 2021 geoordeeld dat Marokko in het algemeen kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. [2] De door eiser aangedragen informatie maakt dit niet anders. Uit de herbeoordeling blijkt namelijk dat Marokko is aan te merken als veilig land van herkomst met uitzondering van onder andere journalisten, activisten en LBHTI’s. Daarnaast is er verhoogde aandacht als het gaat om personen die te maken krijgen met strafrechtelijke vervolging. [3] Eiser valt niet onder een uitzonderingscategorie. De overige informatie in het door eiser aangehaalde landenrapport van Amnesty International [4] geeft de rechtbank geen ander beeld van de situatie in Marokko. De beroepsgrond slaagt niet.

Het individuele geval van eiser

6. Het voorgaande betekent dat er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is vervolgens aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn individuele geval niet geldt. [5] Eiser heeft daartoe betoogd dat hij verwacht dat hij bij terugkeer naar Marokko door een criminele drugsorganisatie wordt gezocht in verband met een drugsschuld. Hij stelt dat hij zich in Marokko geprobeerd heeft schuil te houden. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat eiser nadat hij de gestelde problemen heeft ondervonden, nog ongeveer jaar lang in Marokko heeft verbleven zonder problemen te hebben ondervonden. Daar komt bij dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen hulp van de autoriteiten kan inroepen. Zijn stellingen daartoe zijn onvoldoende onderbouwd. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr.F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 1 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:209 en ECLI:NL:RVS:2017:210 en 19 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:902.
2.Uitspraak van 8 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1531.
3.Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2726.
4.Amnesty International Report 2021/22: The state of the world’s human rights.
5.Vergelijk ABRvS 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2474.