In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 maart 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenaar. De rechtbank overweegt dat, ondanks de forse nieuwe schulden die de schuldenaar heeft opgebouwd, de schone lei kan worden toegekend. Dit besluit is genomen in het licht van de schrijnende situatie waarin de schuldenaar zich bevindt, met name door de hoge energieschulden die voortkomen uit stijgende energieprijzen en een slecht geïsoleerde huurwoning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nieuwe schulden voor het grootste deel niet toerekenbaar zijn aan de schuldenaar, wat een belangrijke factor is in de beslissing om de schone lei toe te kennen.
De rechtbank heeft ook gekeken naar de procesgang, waarbij de schuldenaar en zijn bewindvoerder op verschillende momenten zijn gehoord. De bewindvoerder heeft verslag uitgebracht over de voortgang van de schuldsaneringsregeling en de problemen die de schuldenaar ondervindt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar geen afloscapaciteit heeft en dat een verlenging van de schuldsanering geen oplossing biedt voor de schuldeisers. De rechtbank heeft de schuldenaar aangespoord om samen met zijn bewindvoerder en mogelijk de gemeente naar een structurele oplossing te zoeken, waarbij een verhuizing als meest voor de hand liggend wordt beschouwd.
De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en aangegeven dat de schuldsaneringsregeling van rechtswege eindigt zodra de slotuitdelingslijst verbindend is geworden. De vorderingen die onder de schuldsaneringsregeling vallen, zijn dan niet langer afdwingbaar. De rechtbank heeft de schuldenaar in staat gesteld om zijn verplichtingen na te komen en heeft de beëindiging van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met de vaststelling van het salaris van de bewindvoerder op maximaal € 3.674,43.