ECLI:NL:RBNNE:2023:1021

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
18/311614-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte voor meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal met braak en gebruik van een gestolen bankpas

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 16 maart 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich in mei en november 2022 schuldig heeft gemaakt aan negen vermogensdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte onder andere een diefstal met braak heeft gepleegd en twee keer geld heeft gestolen met een gestolen bankpas. De rechtbank oordeelt dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en legt deze maatregel op voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen en de niet teruggegeven voorwerpen op de beslaglijst. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.B. Pieters, en het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem van het overige vrijgesproken. De rechtbank heeft de vorderingen van enkele benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, terwijl andere vorderingen zijn toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18/311614-22
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/219835-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 maart 2023 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] , gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2023.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na -op de terechtzitting van 2 maart 2023- wijziging van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18/311614-22 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 november 2022, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, in/uit een pand aan de [adres] , kleding en/of schoenen en/of een radio en/of (een) lamp(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot genoemd pand heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, een scooter, merk: AGM, kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, een scooter, merk: AGM, kenteken [kenteken] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die scooter/dat goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen scooter/goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2022 tot en met 3 november 2022, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, in/uit een bedrijfsauto, merk Volkswagen, een portemonnee en/of een bankpas en/of een rijbewijs en/of een kentekenpas en/of een ID kaart en/of een vispas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot die auto heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2022 tot en met 3 november 2022, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, een bankpas (op naam) van [benadeelde partij 3] , althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die bankpas/dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten weten, dat het een door misdrijf verkregen bankpas/goed betrof;
meer subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 november 2022 tot en met 3 november 2022 te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk een bankpas (op naam) van [benadeelde partij 3] , althans enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan (een) ander(en) toebehoorde(n), en welke bankpas/welk goed hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp (op straat), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op of omstreeks 3 november 2022, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, 20.20 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat/die weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas (op naam) van [benadeelde partij
3] .
In de zaak met parketnummer 18/219835-22 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2022, te Emmen in de gemeente Emmen, een bedrijfsauto, merk: Volkswagen, en/of een grote hoeveelheid gereedschap en/of (andere) goederen, die zich in de genoemde bedrijfsauto bevond(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 31 mei 2022 tot en met 2 juni 2022 te Emmen in de gemeente Emmen en/of te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, een bedrijfsauto, merk: Volkswagen, type Crafter en/of een (grote) hoeveel gereedschap en/of (andere) goederen, die zich in genoemde auto bevond(en), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die autro en/of die/dat goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten weten, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2022, te Emmen in de gemeente Emmen, een bromfiets, merk: Taurus, type Capri, met kenteken [kenteken] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 21 mei 2022, te Emmen in de gemeente Emmen, in/uit een schuur (na)bij een woning aan de [adres] , een (electrische) step en/of een gereedschapskoffer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 29 mei 2022, te Emmen in de gemeente Emmen, (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij dat weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels contactloos betalen met een bankpas met nummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 7] ;
5.
hij op of omstreeks 20 mei 2022, te Emmen in de gemeente Emmen, een fiets, merk: Gazelle, type Orange en/of twee, althans een blokfluit(en) en/of een map met muziekstukken en/of een drinkfles en/of regenkleding en/of een handdoekje en/of een zadelhoesje en/of wielrenhandschoenen en/of huissleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 8] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitieparketnummer 18/311614-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4.
parketnummer 18/219835-22
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdedigingparketnummer 18/311614-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2, 3 en 4. Zij heeft met betrekking tot de feiten 1 en 2 aangevoerd dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is, maar dat de overtuiging of het daadwerkelijk verdachte is geweest die heeft ingebroken in feite alleen rust op de verklaring van één getuige. De getuige heeft stellig en gedetailleerd verklaard, maar het was donker en het is mogelijk dat de getuige niet alles heeft gezien. Het blijft de getuigenis van maar één persoon tegenover een ontkenning van verdachte. Indien de ontkenning van verdachte overtuigender wordt geacht dan de verklaring van de getuige dan dient vrijspraak te volgen voor zowel het onder 1 als onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feiten 3 en 4 heeft de raadsvrouw bepleit dat uit de bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband volgt tussen verdachte en de diefstal zoals onder 3 is ten laste gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas op de grond heeft gevonden en hiermee heeft gepind. Dit zou tot een veroordeling ter zake van verduistering kunnen leiden, zoals na wijziging van de tenlastelegging thans is ten laste gelegd onder 3 meer subsidiair.
Uit de beelden van het tankstation (BP) blijkt niet op welke dag of welk tijdstip verdachte daar heeft gepind en dus is er geen bewijs aanwezig is dat verdachte heeft gepind met de bankpas van de aangever zoals onder 4 is ten laste gelegd.
parketnummer 18/219835-22
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Zij heeft daartoe aangevoerd dat vaststaat dat verdachte in de buurt van de auto is geweest rond de tijd van de diefstal en dat verdachte de man die op de beelden in de verte de auto steelt zou kunnen zijn, maar dat het ook iemand anders kan zijn. Rechtstreeks bewijs voor de diefstal is daarmee niet aanwezig. Eveneens staat vast dat verdachte in de auto heeft gezeten, maar hij stelt dat hij daarvoor toestemming heeft gehad. Mocht aangenomen worden dat hij deze toestemming had van iemand die hij voor rechthebbende kon houden dan kan geen veroordeling voor het onder 1 ten laste gelegde feit volgen.
De raadsvrouw heeft aangegeven dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 2, 3, 4 en 5 heeft bekend. Zij refereert zich dienaangaande aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18/311614-22

Feit 1
De rechtbank stelt gelet op het verhandelde ter terechtzitting alsmede de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 november 2022 is er namens [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van inbraak waarbij meerdere goederen zijn weggenomen uit het pand aan de [adres] . Op diezelfde dag heeft getuige [naam 1] rond 07:00 uur een scooter aan horen komen rijden en zag hij vanuit zijn raam een in het donker geklede manspersoon van ongeveer 1 meter 80 lang met een donkergekleurde muts van een zwarte scooter afstappen. Getuige [naam 1] heeft deze man met een tas in de hand naar het pand tegenover zijn huis zien lopen. De man kwam na ongeveer 10 minuten teruglopen met een schemerlamp en een gevulde tas in zijn handen. Vervolgens heeft de getuige 112 gebeld en zag hij dat de man die hij heeft herkend als de dader aangesproken werd door de ter plaatse gekomen verbalisanten. De getuige heeft geen andere personen gezien bij de scooter en met de goederen.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft beschreven dat hij ter plaatse een manspersoon aantrof met een donker blauwe joggingbroek, een donkere jas en een donkerblauwe muts. Nadat verdachte werd medegedeeld dat hij voldeed aan het signalement van de mogelijke inbreker, rende hij weg. Uiteindelijk wisten de verbalisanten verdachte aan te houden in een doodlopende steeg.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de scooter die bij verdachte werd aangetroffen nagetrokken en daaruit bleek dat het ging om een scooter die als gestolen geregistreerd stond. Tevens zijn er foto’s gemaakt van het plaats delict. Op deze foto’s is een scooter te zien waarop meerdere tassen en lampenkappen staan. Ook zijn er foto’s gemaakt van braaksporen aan de deur van het pand waar is ingebroken.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden dat verdachte de persoon is geweest die heeft ingebroken in het pand aan de [adres] door schade toe te brengen aan de deur. Verdachte voldoet aan het signalement zoals getuige [naam 1] heeft beschreven en verdachte is uiteindelijk de persoon die wordt aangesproken door de verbalisanten, van welke persoon de getuige zegt dat deze de dader is. Zowel de getuige als de verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen, hebben geen andere persoon/personen in de buurt van het pand aan de [adres] gezien. Daar komt bij dat verdachte, nadat hem is medegedeeld dat hij voldoet aan het signalement van de mogelijke dader, geprobeerd heeft om de verbalisanten te ontvluchten. Gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal met braak.
De verklaring van verdachte dat niet hij maar twee andere jongens verantwoordelijk zijn voor de inbraak en dat verdachte enkel is gaan kijken omdat hij nieuwsgierig was, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de hiervoor besproken bewijsmiddelen.
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat uit de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte de persoon is geweest die de scooter van aangever
[benadeelde partij 2] heeft gestolen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde schuldheling.
Uit het schriftelijk bescheid, te weten een vordering tot schadevergoeding ingediend door
[benadeelde partij 2] op 16 januari 2023, volgt dat het contactslot en het buggyslot van de scooter kapot was. De rechtbank is van oordeel dat de kapotte sloten van de scooter omstandigheden vormen die voor verdachte aanleiding hadden moeten zijn zich af te vragen of dit mogelijk een gestolen scooter was. Niet is gebleken dat verdachte onderzoek naar de herkomst van de scooter heeft verricht. De rechtbank is gelet op het hiervoor besprokene van oordeel dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een scooter betrof die door misdrijf is verkregen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 subsidiair redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 november 2022 opgenomen op pagina 57 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022317780 d.d. 22 december 2022, inhoudend als verklaring van [naam 2] namens [benadeelde partij 1] :
Op 29 november 2022, omstreeks 9.30 uur gebeld door de gemeente. Ik hoorde haar zeggen dat er een inbraak was geweest in het pand aan de [adres] en dat er goederen van de stichting waren weggenomen.
Ik hoorde de politie zeggen dat de groene deur openstond vanmorgen. Ik zag dat hier een kleine schade zat ter hoogte van het slot. Deze schade had ik nog niet eerder gezien. Vervolgens zijn wij in het pand gaan kijken waar goederen opgeslagen liggen. Ik hoorde de politie zeggen dat er onder andere twee schemerlampen zijn weggenomen. Ik had deze inderdaad in de opslag staan en zag dat deze er nu niet meer stonden. Op verschillende plaatsen staan dozen met kleding opgeslagen. Ik zag dat een deel van deze dozen weer opengescheurd waren. Ik zag dat de dozen waren doorzocht. In deze dozen zaten zomerkleding en knuffels opgeslagen. Ik hoorde de politie ook zeggen dat er een radio was aangetroffen. Ik kan u zeggen dat deze inderdaad afkomstig is uit de opslagruimte. Dit zou dan moeten gaan om een radio met boxen.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2022,opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 29 november 2022 omstreeks 07.20 uur, kregen wij het verzoek van de meldkamer om te gaan naar de [adres] te Hoogeveen. Op dat moment zou een inbraak gepleegd worden bij een opslag van kleding voor Oekraïne. De persoon zou volgens melder de goederen willen vervoeren op een zwarte scooter. De meldkamer gaf ons het volgende signalement: Donkere kleding, donkere muts op en ongeveer 1.80 meter lang.
Toen wij verbalisanten de [adres] op reden zag ik voor mij een manspersoon lopen. Ik zag dat deze manspersoon een donker blauwe joggingbroek droeg met daarop een donkere jas en een donkerblauwe muts met daarop geborduurd het logo van de voetbalclub: Ajax.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak de manspersoon aan en ik zag dat het de mij ambtshalve bekende [verdachte] betrof.
Ik vertelde [verdachte] dat wij informatie hadden gekregen dat er was ingebroken en er goederen weggenomen waren uit het pand waar wij op dat moment naast stonden. Ik vertelde [verdachte] dat hij gezien het signalement daar mogelijk van verdacht werd. Ik vroeg hierop aan verbalisant [verbalisant 2] of zij wilde uitzoeken wie de melder was. Op dat moment zag ik [verdachte] heel hard wegrennen.
(…)
Na op diverse plekken gezocht te hebben keek ik achter de woning. Ik zag dat [verdachte] daar verstopt zat achter een groene regenton. Ik riep [verdachte] aan en ik vorderde hem om te gaan staan. Hierop sloten verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] aan en konden wij [verdachte] op een veilige manier aanhouden.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2022,opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 2] :
Ten tijde van het onderzoek heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , een aantal foto's gemaakt. Deze foto's zijn gemaakt door middel van de mobiele telefoon die van dienstwege is verstrekt.
Hiervan is door mij een fotoblad gemaakt en als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd. Het gaat hierbij om foto's van de scooter waarover werd gesproken ten tijde van de melding en die door ons werd aangetroffen.
Ook zijn er een paar foto's gemaakt van het plaats delict.
4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 november2022, opgenomen op pagina 83 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Op 29 november omstreeks 05.00 uur hoorde ik toen ik wakker werd een scooter door de straat rijden. Dit is ongebruikelijk en het trok mijn aandacht. Omstreeks 07.00 uur hoorde ik het zelfde geluid van die scooter weer de straat in komen rijden. Ik herkende het geluid van de scooter daar ik deze om 05.00 uur ook hoorde. De scooter heeft namelijk een opvallend hard geluid.
Ik ben toen boven uit het raam gaan kijken aan de voorzijde van de woning. Ik zag een manspersoon van een scooter afstappen. Ik kan de scooter als volgt omschrijven: De scooter was zwart van kleur. Ik zag een rode tas op de scooter staan. Deze tas stond op het gedeelte waar je normaal je voeten neerzet. De manspersoon was ongeveer 1.80 lang, donkere kleding met een donkere muts op.
Ik zag de manspersoon met een tas in de hand naar het pand tegenover ons lopen. In dit pand wordt kleding voor Oekraïne verzameld.
Ik zag de man na ongeveer 10 minuten weer terug komen lopen.
Ik zag dat de man een schemerlamp in zijn handen had en de tas die hij meegenomen had.
Ik zag dat deze tas nu gevuld was.
Ik zag dat de man naar de scooter liep en daar de spullen op wilde vervoeren.
Toen de manspersoon weer terug kwam lopen met de spullen heb ik gelijk 112 gebeld. Ik zag toen jullie aankwamen rijden dat de manspersoon in jullie richting kwam lopen. Ik had het gevoel dat hij terug wilde lopen naar het pand.
Ik zag een agent in uniform uit de politieauto stappen en ik zag dat de agent de manspersoon die met de goederen liep aansprak. De man die jullie aanspraken is de dader. Ik heb geen andere personen gezien met de goederen en de scooter.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2022, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :

Pleegdatum/tijd: tussen zaterdag 26 november 2022 om 19:00 uur en zondag 27 november 2022 om 20:00 uur.
Mijn scooter is gestolen bij het winkel centrum de Wielewaal in Hoogeveen ik had hem geparkeerd tussen de bloemist en de patisserie tegen over het kapperszaakje.
Goederen
De aangever verstrekte over de bij het incident betrokken objecten de volgende aanvullende informatie:
Goednummer : 1550546
Voertuig : Bromscooter
Merk/type : Agm Vx 50
Kenteken : [kenteken]
Kleur : Zwart
Chassisnr./VIN : L5YAUCZB7F1121831
Bouwjaar : 2015
Inhoud/specificatie : Scherm ervoor mat zwart
Inhoud/specificatie : Scherm ervoor mat zwart

Eigenaar/Houder/Rechthebbende

Voornamen : [benadeelde partij 2]
Achternaam : [benadeelde partij 2]
Adres : [adres]

6. Een schriftelijk bescheid, te weten een vordering tot schadevergoeding, ingediend door [benadeelde partij 2] op 16 januari 2023, voor zover inhoudend:

Alles is kapot eraan.
- Compleet kappen set;
(….)
- Slotbuggy – contactslot;
(….)
Complete schade met arbeid kost plusminus: € 1.075,-.
Feiten 3 en 4
Aangever [benadeelde partij 3] heeft op 11 november 2022 aangifte gedaan van diefstal, tussen 2 november 2022, 21:00 uur en 3 november 2022, 08:00 uur, uit zijn auto waarbij een tasje is weggenomen met daarin meerdere pasjes, waaronder zijn bankpas. Verder blijkt dat op 3 november 2022 om 07:09 uur er een transactie heeft plaatsgevonden met aangevers gestolen bankpas bij de
[benzinepomp] te Hoogeveen voor een bedrag van € 20,20. De camerabeelden van het betreffende BP pompstation zijn vervolgens opgevraagd, uitgekeken en beschreven in een proces-verbaal van bevindingen. Op de camerabeelden wordt verdachte herkend als de man die een flesje cola, twee pakjes sigaretten en een aansteker afrekent. Verdachte heeft ter terechtzitting hierover verklaard dat hij de pinpas van aangever heeft gevonden op straat en hiermee de hiervoor beschreven goederen heeft gekocht bij het pompstation.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het onder feit 3 primair als subsidiair ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen volgt geen betrokkenheid van verdachte bij de diefstal uit de auto van aangever dan wel de heling van de bankpas van aangever. Verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas van aangever op straat heeft gevonden, hetgeen niet wordt weerlegd door de bewijsmiddelen in het dossier.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde, namelijk de verduistering van de pinpas van aangever [benadeelde partij 3] . De rechtbank overweegt daartoe dat het een goed betreft dat geheel aan iemand anders dan verdachte toebehoort.
Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat hij het goed door eigen misdrijf heeft verkregen. Tevens is er sprake geweest van wederrechtelijk toe-eigenen, omdat verdachte als heer en meester over de bankpas is gaan beschikken door hiermee te betalen.
Ten aanzien van de diefstal van geld met valse sleutel (feit 4) komt de rechtbank eveneens tot een bewezenverklaring. De rechtbank oordeelt dat gelet op de aangifte, de beschrijving van de camerabeelden van het BP pompstation en de bekennende verklaring van verdachte er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde.
Het feit dat er geen datum of tijdstip vermeld staat op de camerabeelden van het BP pompstation doet niet aan de bewijsbaarheid af, nu verdachte heeft bekend dat hij de persoon is op de beelden en dat hij heeft gepind met de pinpas van aangever. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank het onder 3 meer subsidiair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van de feiten 3 meer subsidiair en 4 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De door verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

U houdt mij voor dat [benadeelde partij 3] aangifte heeft gedaan van diefstal uit zijn auto waarbij onder andere zijn pinpas is gestolen en dat deze aangever vervolgens ziet dat er om 07:09 uur gepind is met zijn pinpas bij een BP pompstation, hetgeen ook blijkt uit camerabeelden van het pompstation waarvan de beschrijvingen zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Dat zal wel kloppen ja, volgens mij waren het een flesje cola en sigaretten. Ik heb geen goederen uit de auto gestolen. Ik heb de pinpas op straat gevonden en daar vervolgens mee gepind.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 december 2022,opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3] :
Op 2 november 2022 omstreeks 21:00 uur heb ik mijn auto onbeschadigd en op slot geparkeerd op de openbare weg voor mijn garage bij mijn woning aan de [adres] te Hoogeveen.
Op 3 november 2022 omstreeks 8:00 uur kwam mijn buurvrouw naar mij toe. Ik hoorde haar zeggen dat mijn raampje van de auto kapot was. Ik ben toen naar mijn auto gelopen. Ik zag inderdaad dat het raampje van de bestuurdersdeur kapot was.
Ik laat altijd mijn stoffen tasje met inhoud in mijn auto achter. Ik keek vervolgens nog of mijn tasje er nog lag. Dit lag niet meer in mijn auto. In het tasje had ik een portemonnee zitten met verschillende pasjes, waaronder mijn bankpas, rijbewijs, kentekenpas, ID kaart, vis pas.
Op 3 november 2022 om 7.09 uur is er bij de [benzinepomp] gepind met mijn pinpas voor een bedrag van 20,20 euro.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2022,opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 29 november 2022 deed ik onderzoek naar de aangeleverde camerabeelden van de [benzinepomp] aan de [adres] te Hoogeveen. Op deze beelden zou een pintransactie hebben plaatsgevonden met een gestolen pinpas.
Screenshot 1 - 01:18: Ik zie een man in beeld komen. Ik herken deze man ambtshalve als [verdachte] . Ik zie dat [verdachte] volledig in het zwart gekleed is. Ik zie dat op de broek van [verdachte] een wit merkje zit, op zijn linker bovenbeen. Ik zie dat hij een flesje Coca Cola in zijn handen heeft en richting de toonbank loopt.
Screenshot 2 - 01:23: Ik zie dat [verdachte] een flesje Coco Cola op de toonbank zet.
Screenshot 3 - 02:07: Ik zie dat de werkneemster van het tankstation twee pakjes sigaretten op de toonbank legt. Ik zie dat [verdachte] een aansteker, uit het rek dat op de toonbank staat, pakt en bij de Cola en de sigaretten legt.
Screenshot 4 - 02:19: Ik zie dat [verdachte] een pasjeshouder uit zijn zak haalt en er een pasje uithaalt. Ik zie dat [verdachte] een goudkleurig pasje een aantal keer tegen het pinapparaat aanhoudt.
Screenshot 5 - 02:54: Ik zie dat [verdachte] het goudkleurige pasje terug stopt in zijn pasjes houder. Ik zie dat [verdachte] nu een witkleurig pasje uit de pasjeshouder haalt en tegen het pinapparaat aanhoudt.
Screenshot 6 - 03:10: Ik zie dat [verdachte] een bonnetje krijgt van de werkneemster van het tankstation. Ik zie dat [verdachte] het flesje Coca Cola, twee pakjes sigaretten, de aansteker en het bonnetje, pakt van de toonbank. Ik zie dat [verdachte] het tankstation winkeltje verlaat.

Parketnummer 18/219835-22

Feit 1
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 31 mei 2022 de bedrijfsauto die toebehoorde aan [benadeelde partij 4] is gestolen. Uit de aangifte van aangever [naam 3] , gedaan namens [benadeelde partij 4] , blijkt onder meer dat de bedrijfsauto niet afgesloten op een parkeerterrein aan de Laan van het Kinholt te Emmen heeft gestaan, omdat de werknemers nog bij de auto moesten. Verder blijkt uit het dossier dat er beelden zijn gemaakt van de parkeerplaats waar de bedrijfsauto heeft gestaan. Die camerabeelden zijn in een proces-verbaal beschreven en daaruit blijkt dat verdachte op 31 mei 2022 om 08:30 uur langs de woning aan de [adres] loopt. Op een ander camera, eveneens bevestigd aan de hiervoor vermelde woning, is een persoon te zien die volgens verbalisant [verbalisant 4] qua signalement en manier van lopen in het signalement van verdachte valt. Deze man komt 31 mei 2022 om 08:31 uur in beeld van deze camera en loopt een halve minuut later rechtstreeks op de bus van [benadeelde partij 4] af. Hij loopt langs de passagierskant, loopt voor bus langs en stapt in aan de bestuurderskant en rijdt vervolgens weg. De bedrijfsauto verdwijnt om 08:32 uur uit beeld. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij wel in de bedrijfsauto heeft gereden maar dat hij de auto niet heeft gestolen.
Verdachte bevindt zich dus zeer kort, namelijk twee minuten voordat de diefstal heeft plaatsgevonden, nabij de parkeerplaats waar de bedrijfsauto door een persoon is weggenomen. De persoon die de bedrijfsauto heeft weggenomen en te zien is op de beelden voldoet qua signalement en manier van lopen aan het signalement van verdachte. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij kort voor de diefstal nabij de plek waar de bedrijfsauto is gestolen heeft rond gelopen en dat hij in de gestolen bedrijfsauto heeft gereden. Gelet op het vorenstaande en op grond van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal.
De verklaring van verdachte dat hij contact heeft gehad met de persoon die de bedrijfsauto heeft gestolen acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de hiervoor besproken bewijsmiddelen en het feit dat verdachte niet over die ander wil verklaren.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. De door verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:

U houdt mij voor dat op 31 mei 2022 een bedrijfsauto is gestolen en dat uit de camerabeelden blijkt dat ik daar in de buurt rondliep. Dat klopt, ik was daar bij een kameraad van mij om een erfenis op te halen. Ik heb wel in de bedrijfsauto gereden.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2022, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002022139027 d.d. 23 mei 2022, inhoudend als verklaring van [naam 3] namens [benadeelde partij 4] :

Op 31 mei 2022 hadden wij een klus aan de [adres] te Emmen. Wij verplaatsten ons in een bedrijfsbus. Dit betreft een witte VW Crafter met kenteken [kenteken] . Wij kwamen daar omstreeks 08:00 uur aan. De woningen daar beschikken niet over een oprit waarna wij de bedrijfsbus incl.
aanhanger op de parkeerplaats voor de woning hebben gezet. Aangezien wij nog bij de bedrijfsbus moesten, hadden wij het voertuig nog niet afgesloten.
Wij kwamen om 09:00 uur er achter de bedrijfsbus niet meer op de parkeerplaats stond. Wij zagen bij een buurtbewoner, ik geloof dat dit [adres] is, camera's hangen. Deze buurtbewoner heeft de beelden bekeken. Op de camerabeelden is te zien dat een persoon onze bedrijfsbus wegneemt. Deze persoon komt vanuit de [adres] lopen, loopt langs de bedrijfsbus, opent het portier aan bestuurderskant en gaat op de bestuurdersstoel zitten. Kort hierna zie je dat de bus wegrijdt.
Mijn collega had de sleutels van de bedrijfsbus in zijn jaszak zitten die op de bijrijdersstoel lag. Vermoedelijk heeft de dader de autosleutels zien liggen en deze gepakt.
De dader zie je op camerabeelden eerst voorbij de woning [adres] lopen. De dader is goed in beeld want hij kijkt zelfs nog in de camera. De persoon kan ik als volgt omschrijven:
  • persoon heeft een buitenlands uiterlijk
  • zwart haar, zwarte baard
  • droeg een donkere jas en donkere broek. Had iets roods om de hals, vermoedelijk een sjaaltje ofzo.
In de bedrijfsbus lag nog erg veel gereedschap zoals afkortzagen, slijptollen en andere werktuigen. Daarnaast lagen de volgende goederen in de bus:
  • twee tassen
  • jas met daarin nog autosleutels van privéauto. Dit betreft sleutels van een Toyota Yaris
  • leesbril
  • zonnebril
  • 200 euro aan contact geld.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juni 2022, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant [verbalisant 4] :

Op de beelden is een man te zien die langs de woning loopt. Ik herken deze man ambtshalve als [verdachte] . Deze beelden zijn van 31 mei 2022. [verdachte] komt om 08.30.510 uur in beeld van de camera.
Op een andere camera is weer een man te zien. Deze man is nu van een grotere afstand zichtbaar. Ik kan aan het signalement en de manier van lopen zien dat dit in het signalement van [verdachte] valt. Deze man komt 31 mei 2022 te 08.31.18 uur in beeld van deze camera. De man verdwijnt voor ongeveer een halve minuut uit beeld. Als de man weer in beeld komt loopt hij recht op de bus van [benadeelde partij 4] af. De man loopt langs de passagierskant van de bus, vervolgens voor de bus langs en loopt daarop naar de bestuurderskant. De man opent aan de bestuurderskant het portier en stapt in de bus. Vervolgens is te zien dat de bus achteruit rijdt en vervolgens vooruit wegrijdt. De bus verdwijnt om 08.32.55 uur uit beeld.
Feiten 2, 3, 4 en 5
De rechtbank acht feiten 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 maart 2023, te weten: “Ik beken datik de feiten 2, 3, 4 en 5 op de tenlastelegging heb gepleegd”;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juni 2022, opgenomenop pagina 39 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022139027 d.d. 23 mei 2022, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 mei 2022, opgenomenop pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 6] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juni 2022,opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 7] ;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 juni 2022, opgenomenop pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 8] .

Bewezenverklaring

Parketnummer 18/311614-22
De rechtbank acht feiten 1, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 november 2022, te Hoogeveen, uit een pand kleding en schoenen en een radio en lampen, die geheel aan [benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte zich de toegang tot genoemd pand heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2. subsidiairhij in de periode van 26 november 2022 tot en met 27 november 2022 te Hoogeveen een scooter, merk: AGM, kenteken [kenteken] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen scooter betrof;
3. meer subsidiairhij in de periode van 2 november 2022 tot en met 3 november 2022 te Hoogeveen, opzettelijk een bankpas op naam van [benadeelde partij 3] , die geheel aan [benadeelde partij 3] toebehoorde en welke bankpas hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten als gevonden voorwerp op straat, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij op 3 november 2022, te Hoogeveen, 20,20 euro, die geheel aan [benadeelde partij 3]
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een bankpas op naam van [benadeelde partij 3] .
Parketnummer 18/219835-22
De rechtbank acht feiten 1 primair, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair hij op 31 mei 2022, te Emmen, een bedrijfsauto, merk: Volkswagen, en een grote hoeveelheid gereedschap en andere goederen, die zich in de genoemde bedrijfsauto bevonden, die ten dele aan [benadeelde partij 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op 30 mei 2022, te Emmen, een bromfiets, merk: Taurus, type Capri, met kenteken [kenteken] , die geheel aan [benadeelde partij 5] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 21 mei 2022, te Emmen, uit een schuur bij een woning aan de [adres] , een (elektrische) step en een gereedschapskoffer, die geheel aan [benadeelde partij 6] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op verschillende tijdstippen, op 29 mei 2022, te Emmen, telkens een hoeveelheid geld, dat geheel
aan [benadeelde partij 7] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij dat weg te nemen geld telkens onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels contactloos betalen met een bankpas met nummer [rekeningnummer] op naam van [benadeelde partij 7] ; 5.
hij op 20 mei 2022, te Emmen, een fiets, merk: Gazelle, type Orange en twee blokfluiten en een map met muziekstukken en een drinkfles en regenkleding en een handdoekje en een zadelhoesje en wielrenhandschoenen en huissleutels, die geheel aan [benadeelde partij 8] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 18/311614-22

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
subsidiairschuldheling;
meer subsidiairverduistering;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Parketnummer 18/219835-22

primairdiefstal;
diefstal;
diefstal;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer
18/311614-22 onder feiten 1, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 en het onder parketnummer 18/219835-22 onder feiten 1 primair, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte al een keer eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen en dat dit traject destijds niet voor veranderingen in zijn leefpatroon heeft gezorgd. Zij heeft verzocht om de ISD-maatregel te beperken tot één jaar, omdat er binnen dat jaar al veel gerealiseerd kan worden en omdat een ISD-maatregel voor de duur van één jaar meer recht doet aan verdachtes hulpvraag. Tevens heeft de raadsvrouw erop gewezen dat uit de praktijk volgt dat indien de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd, die tijd dan ook wordt genomen om verdachte naar een geschikte plek te begeleiden. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat dit ook binnen één jaar zou moeten kunnen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapportage van 14 februari 2023, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel justitiële documentatie van 2 februari 2023, waaruit blijkt dat verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor met name vermogensdelicten maar ook voor -onder andere- geweldsdelicten, overtreding van de Opiumwet, Wet wapens en munitie en Wegenverkeerswet, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in mei en november 2022 schuldig gemaakt aan negen vermogensdelicten, waaronder een diefstal met braak en twee keer diefstal van geldbedragen met een gestolen bankpas. De rechtbank leidt uit het aantal bewezenverklaarde feiten en de brutale manier waarop deze feiten zijn gepleegd, af dat verdachte geen enkel respect heeft voor het eigendomsrecht van de slachtoffers. Feiten als de onderhavige brengen niet alleen bij de slachtoffers, maar ook bij de samenleving als geheel gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Door zijn handelen heeft verdachte anderen financiële schade berokkend en enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Persoon van verdachte
De reclassering heeft in haar rapport van 14 februari 2023 -kort samengevat- het volgende geconstateerd. Verdachte kampt met een instabiele leefsituatie. Hij heeft geen werk, geen stabiel inkomen, geen contact met zijn kinderen, verslavings-, psychiatrische en persoonlijkheidsproblematiek en een licht verstandelijke beperking (LVB). Verdachte ontkent of bagatelliseert zijn problemen waardoor hij moeilijk hulp accepteert en de situatie ongewijzigd blijft. In 2018 kreeg hij de ISDmaatregel voor de duur van twee jaren opgelegd. Na het eindigen van de ISD-maatregel verdween het justitiële kader en recidiveerde hij al weer snel. De reclassering ziet opnieuw een patroon ontstaan van vastzitten, vrijkomen, recidiveren en opnieuw vastzitten. Uit de verdiepingsdiagnostiek die de Forensische Polikliniek van VNN uitvoerde, komt naar voren dat er sprake is van zeer beperkt probleeminzicht. Het wantrouwen, door verdachte, van hulpverleners lijkt een oorsprong te hebben in het ontkennen van zijn problemen. De reclassering schat de risico’s op recidive, letselschade en onttrekking aan voorwaarden alle in als hoog.
De reclassering adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen. Met het oog op eerdere ervaringen en het gebrek aan probleeminzicht waar verdachte mee kampt, schiet een voorwaardelijk kader te kort. Oplegging van enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal volgens de reclassering niet leiden tot langdurige inperking van het recidiverisico.
Maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD)
De ISD-maatregel kan worden opgelegd als aan een aantal wettelijke voorwaarden is voldaan.
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38m, eerste lid onder 1 en 2, van het Wetboek van Strafrecht en aan de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn van het Openbaar Ministerie voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan deze feiten ten minste drie (of meer) keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen. Ook blijkt uit het strafblad dat over een periode van vijf jaar, voor meer dan tien misdrijffeiten tegen verdachte processen-verbaal zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de twaalf maanden voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit.
Gelet op het voorgaande moet er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte weer een misdrijf zal plegen. De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies en het strafblad van verdachte. Eerdere veroordelingen en ingezette hulpverlening (waaronder een eerdere ISD-maatregel, opgelegd bij vonnis van 19 december 2017 van de rechtbank Noord-Nederland, hebben niet voorkomen dat verdachte misdrijven pleegt. Daarom eist de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive de oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat ook de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien het aantal door verdachte begane vermogensdelicten. De door verdachte zelf bepleite afdoening door het opleggen van een ‘kale gevangenisstraf’ zonder bijzondere voorwaarden, zodat verdachte na deze straf zelfstandig hulpverlening kan zoeken en het contact met zijn kinderen kan herstellen, acht de rechtbank niet passend. Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte het liefst zijn eigen pad kiest, zijn problemen ontkent en hulpverleners wantrouwt. Het pad dat verdachte zelf bewandelt of wenst te bewandelen, leidt echter niet tot enige gedragsverandering.
Hierom is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van verdachte, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren opleggen. Om de (eventuele) behandelmogelijkheden in het kader van de maatregel zo min mogelijk te doorkruisen en ten behoeve van de maximale beveiliging van de maatschappij, houdt de rechtbank bij het bepalen van deze duur geen rekening met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het verzoek van de verdediging om de duur van de ISDmaatregel te beperken tot één jaar. Gelet op de bij de verdachte spelende problematiek valt te verwachten dat de maximale duur van de maatregel nodig is om te komen tot een gedragsverandering bij de verdachte en de beëindiging van recidive.
De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte gaat inzien dat alleen hij zijn leefpatroon kan doorbreken. Hij zal daarbij hulp en ondersteuning nodig hebben. Deze hulp en ondersteuning worden aangeboden als onderdeel van de ISD-maatregel. De rechtbank geeft verdachte daarom in overweging zijn positie ten aanzien van de behandeling als onderdeel van de ISD-maatregel te herzien en de mogelijkheden die hem geboden zullen worden met beide handen aan te grijpen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van de ISD-maatregel passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Parketnummer 18/311614-22
[benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 360,70 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
[benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 1.075,00 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;

Parketnummer 18/219835-22

[benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 26.506,72 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 1.150,00 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
[benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 165,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 205,38 ter vergoeding van proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [ [benadeelde partij 8] , tot een bedrag van € 3.312,47 ter vergoeding van materiële schade,vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/311614-22
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] als de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 2] nietontvankelijk dienen te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij 1] heeft zij opgemerkt dat uit de vordering niet blijkt dat de persoon die de vordering heeft ingediend, daartoe ook gemachtigd is.
Met betrekking tot de vordering van [benadeelde partij 2] heeft zij opgemerkt dat de vordering niet met stukken is onderbouwd en dat enkel de schuldheling te bewijzen is, zodat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde.
Parketnummer 18/219835-22
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 8] integraal kan worden toegewezen nu de vordering niet wordt betwist en verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven de schade te willen vergoeden. De vordering dient te worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
Met betrekking tot de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 7] heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte voor een bedrag van € 90,00 met de pinpas van [benadeelde partij
7] heeft gepind en dat hij dit bedrag terug moet betalen. De overige materiële kosten en proceskosten dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde.
Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu beide vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de standpunten zoals die door de officier van justitie zijn ingenomen, zowel voor wat betreft de vorderingen van de benadeelde partijen onder parketnummer 18/311614-22 als onder parketnummer 18/219835-22.
Oordeel van de rechtbank

Parketnummer 18/311614-22

Met betrekking tot feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De rechtbank overweegt dat uit de ingediende vordering niet blijkt dat [naam 4] gemachtigd is om de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te vertegenwoordigen, nu geen uittreksel van de Kamer van
Koophandel is overgelegd en uit de overige ingediende stukken evenmin blijkt dat deze persoon [benadeelde partij 1] mag vertegenwoordigen. De rechtbank zal de vordering daarom nietontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot feit 2: benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast te stellen dat door de onder 2 subsidiair bewezen verklaarde schuldheling rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Parketnummer 18/219835-22

Met betrekking tot feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Dit omdat onder andere een onderbouwing van de in de bedrijfsauto aanwezige gereedschappen ontbreekt. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot feit 2: benadeelde [benadeelde partij 5]
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Dit omdat onderbouwing van de gevorderde schade geheel ontbreekt. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Met betrekking tot feit 4: benadeelde partij [benadeelde partij 7]
De rechtbank overweegt dat de kosten die zien op het kapotte zijraam van benadeeldes auto, de aanschaf van een nieuwe ID-kaart en rijbewijs en de kosten voor het missen van een werkdag niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat door het bewezenverklaarde onder 4 geen rechtstreekse schade is toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij op deze punten niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wel is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden omdat verdachte goederen heeft gekocht met benadeeldes bankpas ter hoogte van € 90,00 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 4 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom op dit punt worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 29 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Met betrekking tot feit 5: benadeelde [benadeelde partij 8]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 mei 2022.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Inbeslaggenomen voorwerpen

parketnummer 18/311614-22
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen vermeld onder nummer 1 tot en met 8, 11 en 12 op de “Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel” van 13 februari 2023 (hierna: de beslaglijst) terug kunnen naar de rechthebbende [benadeelde partij 1] .
De bromfiets vermeld op de beslaglijst onder nummer 13 is eigendom van [benadeelde partij 2] . Het staat vast dat hij rechthebbende is van de bromfiets en daarom dient de bromfiets aan hem te worden teruggegeven.
Van de voorwerpen vermeld onder nummer 9 (shag), 10 (aansteker) en 14 (keukenartikel) is geen eigenaar bekend. De officier van justitie heeft gevorderd om deze voorwerpen te vernietigen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot alle voorwerpen op de beslaglijst aangesloten bij hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslag genomen keukenartikel, waarvan uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen dat dit een mes betreft dat kort na de aanhouding van verdachte in beslag is genomen, oordeelt de rechtbank dat dit in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer. Het betreft een ‘gevaarlijk’ voorwerp dat bij het onderzoek naar feit 1 onder parketnummer 18/311614-22 is aangetroffen en het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp is in strijd met de wet of het algemeen belang. De rechtbank zal gelet op het voorgaande het genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer.
Teruggave aan [benadeelde partij 1]
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen vermeld onder nummer 1 tot en met 8, 11 en 12 op de beslaglijst zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, namelijk [benadeelde partij 1] . De rechtbank oordeelt, evenals als de officier van justitie en de raadsvrouw, dat uit het procesdossier voldoende blijkt dat [benadeelde partij 1] als rechthebbende kan worden aangemerkt ten aanzien van de hiervoor vermelde voorwerpen.
Teruggave aan [benadeelde partij 2]
Ook ten aanzien van de bromfiets vermeld onder nummer 13 op de beslaglijst zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Uit het procesdossier is voldoende aannemelijk geworden dat [benadeelde partij 2] redelijkerwijs als rechthebbende op deze bromfiets kan worden aangemerkt.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de voorwerpen vermeld onder nummer 9 en 10 op de beslaglijst, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 36f, 38m, 38n, 57, 310, 311, 321, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/311614-22 onder 1, 2 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 en het onder parketnummer 18/219835-22 onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Legt op de maatregel tot:

plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.

Benadeelde partijen

Parketnummer 18/311614-22
Feit 1: [benadeelde partij 1]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [benadeelde partij 1] haar eigen proceskosten draagt.

Feit 2: [benadeelde partij 2]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [benadeelde partij 2] zijn eigen proceskosten draagt.

Parketnummer 18/219835-22
Feit 1: [benadeelde partij 4]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [benadeelde partij 4] haar eigen proceskosten draagt.

Feit 2: [benadeelde partij 5]
Verklaart de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Bepaalt dat [benadeelde partij 5] haar eigen proceskosten draagt.

Feit 4: [benadeelde partij 7]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 7]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 90,00(zegge: negentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
1 dagals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]voor het overige in zijn vordering nietontvankelijk. Het overige deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Feit 5: [benadeelde partij 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 8]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 3.312,47(zegge: drieduizend driehonderdtwaalf euro en zevenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 mei 2022 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt de maximale duur van de gijzeling op
66 dagenals de verdachte niet voldoet aan zijn betalingsverplichting.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslag

beslist ten aanzien van de voorwerpen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel, als volgt:
  • verklaart onttrokken aan het verkeerhet in beslag genomen keukenartikel (omschrijving: 1551015).
  • gelast de teruggaveaan [benadeelde partij 1] van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen:
  • 3 vuilniszakken (omschrijving: 1550877);
  • 1 paar schoenen (omschrijving: 1550880, zwart, merk: NIKE);
  • 1 kist (omschrijving: 1550931);
  • 1 lampenkap (omschrijving: 1550938, blauw);
  • 1 lampenkap (omschrijving: 1550939, goudkleurig);
  • 1 paar laarzen (omschrijving: 1550942, zwart);
  • 1 luidspreker (omschrijving: 1550950, zwart, merk: SONY);
  • 1 asbak (omschrijving: 1550952, zwart, merk: ELIXYR); - 1 handschoen (omschrijving: 1550958, zwart, merk: HEMA); - 1 vest (omschrijving: 1550963, roze, merk: BJÖRN BORG).
  • gelast de teruggaveaan [benadeelde partij 2] van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven bromfiets (omschrijving: 1550546, AGM VX 50, bouwjaar 2015).
  • gelast de teruggaveaan S. [verdachte] (veroordeelde) van de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen:
  • shag (omschrijving: 1550955, PALL MALL); - 1 aansteker (omschrijving: 1550957).
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Faber, voorzitter, mr. R. Depping en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M.W. ten Brinke, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 maart 2023.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.