ECLI:NL:RBNNE:2022:99

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
18.256042-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en poging tot zware mishandeling met toepassing van adolescenten strafrecht

Op 20 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 89 dagen jeugddetentie, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 100 uren. De zaak kwam voort uit een incident op 22 september 2021 in Tynaarlo, waarbij de verdachte de aangeefster, een vriendin van zijn vriendin, zwaar lichamelijk letsel toebracht. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdachte, oordelend dat zijn reactie op de situatie buiten proportie was. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte de aangeefster in het gezicht had gestompt en met een mes had gestoken, wat leidde tot meerdere snij- en steekwonden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht en dat er sprake was van een poging tot doodslag, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, en paste het adolescenten strafrecht toe. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 9.787,90 vorderde, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Assen
parketnummer 18.256042-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 januari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 januari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2021 te Tynaarlo, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] :
  • meermalen, althans eenmaal, in een wurggreep heeft gehouden en/of bij de keel heeft vastgepakten/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een gebalde vuist en/of een multitool en/of een boksbeugel,althans een hard voorwerp, in het gezicht en/of op het hoofd en/of op de romp heeft geslagen/gestompt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het gezicht en/of hethoofd en/of de rug en/of de buik, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 september 2021 te Tynaarlo, althans in Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere (steek- en snij)wonden in het gezicht en/of op het hoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer] :
  • meermalen, althans eenmaal, met een gebalde vuist en/of een multitool en/of een boksbeugel,althans een hard voorwerp, in het gezicht te slaan/stompen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het gezicht en/of hethoofd te steken/snijden,
en/of
hij op of omstreeks 22 september 2021 te Tynaarlo, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] :
  • meermalen, althans eenmaal, in een wurggreep heeft gehouden en/of bij de keel heeft vastgepakten/of haar keel heeft dichtgeknepen en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een gebalde vuist en/of een multitool en/of een boksbeugel,althans een hard voorwerp, in het gezicht en/of op het hoofd en/of op de romp heeft geslagen/gestompt en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp voorwerp, in het gezicht en/of hethoofd en/of de rug en/of de buik, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Tekst

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Verdachte heeft aangeefster [slachtoffer] , nadat zij de vriendin van verdachte aan de capuchon had getrokken waardoor zij kwam te vallen, een harde stomp in het gezicht gegeven. Verdachte en aangeefster raakten daarna in gevecht en kwamen vervolgens in een sloot terecht.
In de sloot heeft verdachte zijn mes gepakt en heeft wild om zich heen gestoken. Aangeefster is door dat steken in haar gezicht en op haar hoofd geraakt waardoor er snijletsels zijn ontstaan. Daarnaast is sprake van een steekwond in de buik van aangeefster en een steekwond op haar rug nabij de schouder.
Gelet op deze gang van zaken acht de officier van justitie poging tot doodslag bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Verdachte had bij het steken in de richting van aangeefster [slachtoffer] geen opzet op de dood van aangeefster ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte had immers maar een beperkte bewegingsvrijheid omdat aangeefster hem met haar benen afklemde. Bovendien lag verdachte met zijn hoofd naar beneden gericht en zag hij niet waar hij met zijn mes aangeefster heeft geraakt. De verwondingen van aangeefster betreffen oppervlakkige snijwonden en niet kan worden vastgesteld dat verdachte met de beperkte bewegingsvrijheid die hij had, aangeefster dusdanig heeft kunnen verwonden dat er een aanmerkelijke kans bestond op de dood van aangeefster. Verdachte dient eveneens van het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Niet kan worden bewezen dat de toegebrachte snijletsels niet volledig zullen genezen en ook kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op het in het gezicht steken van aangeefster. Daarnaast is uit het dossier niet duidelijk geworden of er meer lichamelijk letsel had kunnen ontstaan zodat niet beoordeeld kan worden of er zwaar lichamelijk letsel had kunnen ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Uit het dossier komt onvoldoende naar voren dat uit het handelen van verdachte, de opzet (al dan niet in voorwaardelijke zín) op de dood van aangeefster kan worden afgeleid. De rechtbank acht daarbij niet bewezen dat verdachte aangeefster in een wurggreep heeft gehouden of dat hij haar keel heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft die handelingen ontkend en daarbij aangegeven dat hij aangeefster hooguit op haar keel heeft geduwd toen hij zich met zijn linkerhand afzette in zijn pogingen om los te komen uit de door aangeefster aangelegde beenklem om zijn lichaam.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door haar in het gezicht te stompen en met een mes in het gezicht en op het hoofd te snijden/steken en dat verdachte heeft gepoogd aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een mes in de rug en de buik te steken.
De breuken in de kaakbijholte als gevolg van de stomp in het gezicht, en de hoeveelheid snijletsels zijn naar het oordeel van de rechtbank te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Het snijletsel in het gezicht heeft niet alleen een door kleurverschil duidelijk zichtbaar litteken in het gezicht veroorzaakt, het gezicht vervormt ook als aangeefster lacht. Door de schade aan een zenuw is het gevoel in een deel van het gezicht aangetast. Daarbij is volledig herstel niet aannemelijk.
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op deze feiten. Verdachte is met aangeefster in worsteling geraakt en daarbij zijn aangeefster en verdachte op enig moment in een sloot geraakt. In de sloot heeft aangeefster verdachte met haar benen omklemd. In die houding heeft verdachte zijn mes gepakt en opengeklapt. Verdachte is daarna met het mes in het rond gaan steken en heeft aangeefster daarbij geraakt. Ook in de door hem beschreven houding had verdachte zich moeten realiseren dat hij met dat mes in de richting van het hoofd aangeefster stak.
Door zo te handelen ontstond de aanmerkelijke kans dat verdachte aangeefster met het mes zou raken. Verdachte heeft die kans ook aanvaard doordat hij meerdere malen met het mes in het rond heeft gestoken en hij heeft aangeefster daarbij meerdere malen geraakt.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 6 januari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 22 september 2021 heb ik in Tynaarlo, [slachtoffer] met mijn vuist hard in het gezicht gestompt. Ik liep daarna achteruit, zij probeerde mij namelijk te slaan. Wij grepen elkaar vast en vielen en rolden in de sloot.
Ik heb mijn mes uit mijn kontzak gepakt en dat mes opengeklapt. Daarna heb ik in het wilde weg om mij heen gestoken omdat ik los wilde komen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2021,opgenomen op pagina 59 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN3R021094 d.d. 23 november 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , dat proces-verbaal houdt het volgende in.
Betreft uitwerking aangifte van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , opgenomen op de Marantz op 23 september 2021, om 12.15 uur in het UMCG.
En toen, echt, [verdachte] springt van zijn scooter, dat is het enige wat ik vol gezien heb. Ik werd door hem geslagen. Het was gewoon één dikke, een harde stoot in mijn gezicht.
Ik voelde gewoon allemaal bloed uit mijn hele hoofd druipen.
Vanaf dat moment draaide hij zich om en stond ik gewoon recht voor hem. Wij stonden in een kickbokshouding voor elkaar. Hij probeerde me nog een keer te slaan. Dat lukte niet. Toen had ik hem dus vast en deed ik hem met een soort van draai ehh gooi of zo, toen gingen we in de sloot. Hij trok mij mee, dus we gingen allebei eigenlijk rollend in die sloot, waardoor ik onderop viel en hij boven mij.
Ik voelde ook iets raars. Ik heb hier ook echt een hele driehoek in mijn hoofd. Hij is toen met een mes, wat scherp voelt, rats, rats , in mijn hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 6 oktober 2021, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
In de tijd dat ik omdraaide, kwam hij dichterbij. Op dat moment voelde ik iets in mijn rug.
Dit was ter hoogte waar ik nu die verwonding heb.
lk lig met mijn rug in de leuning van de sloot. Met mijn linker onderbeen had ik zijn lichaam vast. Hij lag ongeveer op gelijke hoogte met mij. Zijn hoofd lag vrij dichtbij mijn hoofd.
4. Een Forensisch Geneeskundig Letselverslag, op 19 november 2021 opgemaakt en ondertekenddoor M.S.P. Löwik, forensisch arts KNMG, welk verslag het volgende inhoudt vanaf pagina 81:
Datum onderzoek: 29 september 2021
Betrokkene: [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] 2004
Letsel 1: een gehechte snijwond aan de rechter bovenzijde van het hoofd.
Letsel 2: een gehechte snijwond aan de voorzijde van oorschelp.
Letsel 3: een gehechte snijwond aan de rechterzijde van het aangezicht.
Letsel 4: een gehechte steekwond aan de linkerzijde van de rug.
Letsel 5: een gehechte steekwond aan de rechteronderbuik.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2021 te Tynaarlo, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden in het gezicht en op het hoofd, heeft toegebracht door die [slachtoffer] :
  • met een gebalde vuist in het gezicht te stompen en
  • meermalen met een mes in het gezicht en/of op het hoofd te steken/snijden,
en
hij op 22 september 2021 te Tynaarlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] :
- met een mes in de rug en de buik, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

Subsidiair: zware mishandeling en poging tot zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een beroep toe komt op noodweer dan wel noodweer exces. De raadsvrouw heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Op 22 september 2021 was er een woordenwisseling tussen de vriendin van verdachte, te weten [naam] en een vriendin van aangeefster. Aangeefster trok op enig moment [naam] aan haar capuchon waardoor [naam] kwam te vallen. Verdachte ziet dat als een aanval op zijn vriendin en heeft daarom aangeefster in het gezicht gestompt. Vervolgens ontstaat er een worsteling tussen aangeefster en verdachte waarbij zij in een sloot belanden. Aangeefster lijkt op haar rug te liggen en heeft haar benen om de nek van verdachte en klemt haar benen aan. Verdachte ligt voorover met zijn gezicht naar de grond en kan zich niet uit de klem bevrijden. Verdachte raakt in ademnood en daardoor in paniek. In die situatie pakt verdachte zijn mes en maakt stekende bewegingen in de richting van aangeefster met het doel haar pijn te doen met het mes zodat zij zal loslaten.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar standpunt dat verdachte een beroep toekomt op noodweer dan wel noodweer exces. Aangeefster trok [naam] aan haar capuchon bij het andere meisje vandaan waardoor [naam] achterover viel. Zij sloeg [naam] niet en oefende ook verder geen geweld op haar uit. Hoewel de rechtbank begrijpt dat verdachte de gedraging van aangeefster als een aanval op [naam] beschouwde was die vuistslag in het gezicht een buiten proportionele reactie en kan dit niet als een vorm van noodweer worden beoordeeld.
Uit de verklaringen van aangeefster en verdachte leidt de rechtbank af dat aangeefster nadat zij een vuistslag van verdachte in het gezicht kreeg, de tegenaanval heeft gezocht. Terwijl verdachte en aangeefster elkaar vast hadden, zijn zij samen de sloot in gerold. De rechtbank acht onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aangeefster terwijl zij (half) onder verdachte in de sloot lag, de nek/hals van verdachte heeft omklemd met haar benen waardoor verdachte de adem werd benomen en dat verdachte daarom genoodzaakt was zich om zich met gebruikmaking van een mes te verdedigen. Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte wel omklemd hield met haar benen maar dan ter hoogte van de borst en buik van verdachte. Verdachte heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij zich niet met zijn blote handen tegen een omklemming van aangeefster kon verdedigen. Uit de verklaring van verdachte volgt dat hij het zelfs niet heeft geprobeerd maar alleen zijn mes heeft gepakt en in het wilde weg is gaan steken. Het dossier biedt voor het gevoerde verweer derhalve onvoldoende aanknopingspunten. Daarmee acht de rechtbank niet aannemelijk dat er sprake was een noodweersituatie.
Ook acht de rechtbank geen sprake van een noodweerexces situatie. Aangeefster heeft verklaard dat zij het lichaam van verdachte geklemd hield tussen haar benen om verdachte ervan te weerhouden haar iets aan te doen. In die situatie lukte het verdachte kennelijk niet om zich uit die klem te bevrijden. Zoals hiervoor overwogen is niet aannemelijk geworden dat aangeefster met haar benen de keel van verdachte heeft dichtgeklemd en dat verdachte het daardoor benauwd kreeg. Ook is geen andere omstandigheid naar voren gekomen die een hevige gemoedsbeweging van verdachte aannemelijk maakt.
Verdachte heeft zijn mes gebruikt om aangeefster pijn te doen om zich vervolgens te kunnen bevrijden. Dat gebruik van het mes acht de rechtbank buiten proportioneel.
Gelet op het vorenstaande wordt het gevoerde verweer door de rechtbank verworpen.
De rechtbank acht derhalve verdachte strafbaar nu niet van enige overige strafuitsluitings-grond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, met toepassing van het adolescenten strafrecht, ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
  • 209 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met eenproeftijd van 2 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals die door de jeugdreclassering zijn geadviseerd;
  • een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Naar het standpunt van de raadsvrouw heeft de officier van justitie in haar eis onvoldoende rekening gehouden met de situatie waarin verdachte is terechtgekomen en dat de agressie niet vanuit hem is ontstaan.
Met betrekking tot het locatieverbod heeft de raadsvrouw verzocht dat verbod te beperken tot de straat waarin het slachtoffer woont nu de vriendin van verdachte eveneens in Yde woont en verdachte haar door het geadviseerde locatieverbod niet kan bezoeken.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om het adolescenten strafrecht toe te passen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de jeugdreclassering van , het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte aangeefster [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en geprobeerd heeft aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar in haar rug en buik te steken.
Verdachte is met aangeefster in gevecht geraakt nadat aangeefster de vriendin van verdachte aan haar capuchon had getrokken waardoor de vriendin is komen te vallen. Verdachte heeft daarop aangeefster een harde stomp in het gezicht gegeven. Die stomp is niet zonder gevolgen gebleven. Door de harde slag is het jukbeen van aangeefster gebroken en heeft zij een snee in haar wang bekomen.
Aangeefster en verdachte raken na die stomp in een worsteling en belanden in een sloot. In die sloot wordt verdachte omklemd door de benen van aangeefster. Om zich te kunnen bevrijden uit die greep pakt verdachte zijn mes en steekt om zich heen en raakt daarbij een aantal malen aangeefster in haar gezicht en op haar hoofd.
Er is sprake van meerdere snijletsels en twee steekwonden. Het snijletsel in de wang van aangeefster heeft geleid tot een litteken waarmee aangeefster dagelijks wordt geconfronteerd. Niet alleen bij een blik in de spiegel, ook bij ieder contact met de thans ongevoelige huid in die regio. Ook het snijletsel op haar hoofd is confronterend. Zij moet haar haar op een bepaalde manier dragen om dat letsel te camoufleren.
Ook is aangeefster door verdachte in haar rug nabij haar schouder gestoken en ook in haar buik.
Verdachte heeft buiten proportioneel gehandeld door aangeefster voornoemde letsels toe te brengen. Verdachte kan worden verweten dat hij de agressie is gestart en daarmee is doorgaan ondanks dat er momenten waren om met die agressie te stoppen.
De verdachte was 18 jaar oud toen hij het bewezenverklaarde pleegde. Het Wetboek van Strafrecht geeft de rechter de mogelijkheid om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van verdachten en het jeugdstrafrecht toe te passen (artikel 77c). De rechtbank heeft besloten om in dit geval van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Uit het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland van 9 december 2021 en de toelichting van de deskundige van de jeugdreclassering op de terechtzitting is de rechtbank het volgende gebleken.
Verdachte heeft goed meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden door zich coöperatief op te stellen. Verdachte heeft huisarrest gehad en dat is hem zwaar gevallen. Verdachte volgt onderwijs vanaf half november 2021.
Een behandeling bij Accare FPJ is gestart in verband met de bij verdachte in lichte vorm geconstateerde PPD NOS. Verdachte heeft moeite met het adequaat oplossen van problemen.
De feiten die de rechtbank bewezen acht betreffen ernstige feiten die het opleggen van jeugddetentie rechtvaardigen.
Gelet op de persoon van verdachte zoals dat op de terechtzitting is besproken zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die zal leiden tot een hernieuwde detentie van verdachte. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in de door haar voorgestelde strafmodaliteiten. De rechtbank zal de eis matigen nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank zal aan verdachte een jeugddetentie van 89 dagen opleggen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk deel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank zal het gebiedsverbod aanpassen om verdachte de mogelijkheid te bieden zijn vriendin bij haar thuis in Yde te bezoeken. In het dictum wordt aangegeven via welke weg verdachte dient te reizen.
De rechtbank zal voorts aan verdachte een taakstraf opleggen van 100 uren.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 287,90 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,-- (subsidiair € 7.500,--) ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het slachtoffer een mate van eigen schuld toekomt op grond waarvan de vordering immateriële schade zou moeten worden gematigd tot € 3.000,--.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de gevorderde materiële schade toewijsbaar nu deze schade, die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde, niet door verdachte is betwist.
Dit is anders waar het betreft de gevorderde immateriële waarbij niet is betwist dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De benadeelde partij heeft weersproken het standpunt van de verdediging dat er sprake is van een mate van eigen schuld nu dat standpunt niet is onderbouwd.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De verdediging heeft niet expliciet aangegeven waaruit de mate van schuld van de benadeelde partij aan de vechtpartij en de daaruit voortvloeiende schade bestaat. Echter, gelet op de bespreking van het ten laste gelegde en de rol daarin van de benadeelde partij, door de verdediging, kan naar het oordeel van de rechtbank die bespreking worden opgevat als onderbouwing van het ingenomen standpunt.
Wanneer een schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid van de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.
Uit het dossier blijkt dat een vriendin van de benadeelde partij en de vriendin van verdachte in een hevige woordenwisseling verwikkeld waren. De benadeelde partij en verdachte waren daar getuige van. Beiden hebben verklaard dat de gemoederen verder opliepen en dat zij rekening hielden met een gevecht tussen beide meisjes. De benadeelde partij heeft verklaard dat het haar bedoeling was meer afstand tussen de meisjes te creëren en dat zij daarom haar eigen vriendin een zetje gaf en de vriendin van verdachte naar achteren trok. Verdachte en zijn vriendin hebben beiden verklaard dat de benadeelde partij de vriendin naar achteren trok, waardoor zij viel. Ook in de lezing van verdachte en zijn vriendin was er niet meer gebeurd dan dat, aan [naam] capuchon was getrokken en zij viel. Verdachte heeft daarin aanleiding gezien om er vol in te moeten gaan, zo verklaarde hij (pagina 207 van het dossier). Uit verklaringen blijkt dat verdachte kort daarvoor had gewaarschuwd te zullen ingrijpen wanneer iemand aan zijn vriendin zou komen.
Op het moment dat de benadeelde partij de vriendin van verdachte aan de capuchon trekt en de vriendin op de grond valt slaat verdachte de benadeelde partij direct hard in haar gezicht.
Daarna ontstaat een vechtpartij tussen de benadeelde partij en verdachte. Zij belanden in een sloot en wordt de benadeelde partij verder verwond door verdachte. Dat verdachte volgens anderen - hij ontkent dat zelf - eerder al aankondigde dat hij degene die aan zijn vriendin zou komen zou aanvallen maakt niet dat de benadeelde partij daarmee door haar ingrijpen een deel van de schade toegerekend zou moeten worden zoals door de verdediging is gesteld. Dat geldt temeer gezien de volstrekt buiten proportionele manier waarop het geweld door verdachte is toegepast, te weten: een klap in het gezicht hard genoeg om breuken in de kaakbijholte te veroorzaken en (nadien) het steken met een mes met letsels als gevolg.
Hoewel de benadeelde partij de verdachte zodanig met haar benen omklemde dat verdachte niet los kon komen en zij er rekening mee diende te houden dat verdachte zich zou verzetten en zij daardoor wellicht letsel zou kunnen oplopen, zijn de verwondingen die aan de benadeelde partij na de slag in het gezicht op haar lichaam zijn toegebracht met een mes naar het oordeel van de rechtbank in slechts zeer beperkte mate aan de benadeelde partij toe te rekenen. Op geen enkel moment hoefde zij te verwachten dat verdachte een mes zou inzetten en dat hij daarmee ook nog eens in de richting van haar hoofd zou steken.
Alles overwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een bedrag van € 9.500,-- aan immateriële schade toewijsbaar is.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedings-maatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en dat de rechtbank het adolescenten strafrecht toepast zal de rechtbank het aantal dagen gijzeling op nul bepalen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 89 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
60 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich blijft melden bij de jeugdreclassering van Stichting Jeugdbescherming Noorden Veilig Thuis Groningen, zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht. De veroordeelde blijft zich houden aan de afspraken met de jeugdreclassering.
dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van Accare FJP of een soortgelijke instelling, tebepalen door de jeugdreclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Het advies voor een eventueel vervolgtraject/behandeling wordt door veroordeelde opgevolgd. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zoekt of heeft met mevrouw[slachtoffer] (geboortedatum: [geboortedatum]-2004) , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De jeugdreclassering monitort dit verbod.
4. dat veroordeelde zich niet bevindt in het dorp Yde, anders dan om zijn vriendin [naam] te bezoekenop het adres [straatnaam] te Yde, waarbij veroordeelde daar naar toe reist via de Groningerstraat, de Norgerweg en de Pelikaanstraat en visa versa.
De jeugdreclassering bepaalt hoelang dit verbod nodig is. De politie en jeugdreclassering monitoren de naleving van dit verbod.
5. dat veroordeelde scholing volgt (theorie en praktijkonderwijs) en daarbij een actieve houding laatzien.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren.

De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18.256042-21 subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 9.787,90(zegge: negenduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2021.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van
€ 9.787,90(zegge: negenduizend zevenhonderdzevenentachtig euro en negentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 september 2021, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 0 dagen. Dit bedrag bestaat uit € 287,90 aan materiële schade en € 9.500,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, kinderrechter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 januari 2022.
Mr. Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.