ECLI:NL:RBNNE:2022:964

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
LEE 21/1080
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag energiebesparing eigen huis wegens onvoldoende bewijs energiebesparende maatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Eelde en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiser had een aanvraag ingediend voor subsidie op basis van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH), maar deze aanvraag werd door de minister afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van twee of meer energiebesparende maatregelen die na de peildatum van 14 augustus 2019 waren uitgevoerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn primaire besluit van 7 september 2020 de subsidieaanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat de eiser niet tijdig de gevraagde informatie had aangeleverd. In het bestreden besluit van 9 februari 2021 werd het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, maar werd de aanvraag alsnog inhoudelijk behandeld en afgewezen. De eiser voerde aan dat er wel degelijk twee energiebesparende maatregelen waren uitgevoerd na de peildatum, maar de rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren om dit te onderbouwen.

De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had getwijfeld aan de juistheid van de door de eiser ingediende uitvoerdersverklaring en de factuur. De foto’s en documenten die de eiser had overgelegd, gaven geen overtuigend bewijs dat de werkzaamheden na de peildatum waren uitgevoerd. De rechtbank benadrukte dat de subsidie alleen kan worden verstrekt voor maatregelen die na de peildatum zijn uitgevoerd, en dat de eiser hierin niet was geslaagd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1080

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit Eelde, eiser

(gemachtigde: mr. C.J.H. Delissen),
en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Wullink).

Procesverloop

In het besluit van 7 september 2020 (primair besluit) heeft verweerder eisers subsidieaanvraag buiten behandeling gesteld. De aanvraag is gedaan met een beroep op de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH).
In het besluit van 9 februari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hij heeft daarbij besloten om de aanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling te nemen en deze af te wijzen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij het primaire besluit heeft verweerder eisers subsidieaanvraag buiten behandeling gesteld omdat eiser niet binnen de gestelde termijn de door verweerder gevraagde informatie heeft aangeleverd.
2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hij heeft daarbij besloten om de aanvraag alsnog inhoudelijk te behandelen en deze af te wijzen, omdat er geen sprake zou zijn van twee of meer energiebesparende maatregelen die na 14 augustus 2019 zijn uitgevoerd. Het geschil heeft betrekking op dit oordeel van verweerder.
3. Eiser voert aan dat er wel sprake is van twee energiebesparende maatregelen die na 15 augustus 2019 zijn uitgevoerd. Naast de spouwmuurisolatie, is ook de dak- en gevelisolatie na die datum uitgevoerd. Eiser meent dat hij dat voldoende heeft aangetoond. Hij vindt het opmerkelijk dat een foto van de factuur niet zou volstaan, terwijl foto’s op de website van RVO expliciet als bewijsmateriaal worden aangeduid. Daarnaast heeft verweerder per e-mail bevestigd dat alle stukken juist zijn aangeleverd. Er is bovendien geen twijfel mogelijk over het moment waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Naast de aangeleverde foto’s heeft eiser bij de aanvraag namelijk ook een ondertekende verklaring overgelegd van een medewerker van het bedrijf Stainhegge - dat de isolatiemaatregelen aan het dak en de gevel heeft uitgevoerd - dat de werkzaamheden na 14 augustus 2019 zijn uitgevoerd.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de foto’s die eiser heeft overgelegd, blijkt dat de dak- en gevelisolatie gelijktijdig is uitgevoerd met de werkzaamheden die zien op de vervanging van het dak. Uit de bestandsnaam van de bij het aanvraagformulier gevoegde bijlagen kan worden afgeleid dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd in de periode tussen 24 mei 2019 en 10 juni 2019. Daarom hebben het uitvoerdersformulier van 6 mei 2020, de foto van de factuur en de in beroep alsnog overgelegde factuur verweerder niet kunnen overtuigen. De foto van de factuur is onvoldoende bewijs van contante betaling omdat uit de weergave van cel C40 van de Excelsheet, lijkt te volgen dat er sprake is van een aan te passen bestand. De passage over zelf uit te voeren werkzaamheden is niet ongebruikelijk. Daaruit volgt niet dat de isolatie na 14 augustus 2019 is uitgevoerd.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder een eigenaar-bewoner ten behoeve van zijn woning subsidie kan verstrekken voor onder andere het na 14 augustus 2019 (de peildatum) door een bouwbedrijf laten uitvoeren van twee of meer energiebesparende maatregelen over de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten van de woning of over ten minste de oppervlakten, genoemd in artikel 4, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de SEEH. Dit volgt uit artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de SEEH.
6. Het geschil in deze zaak is beperkt tot de vraag of de dak- en gevelisolatie is uitgevoerd na de peildatum van 14 augustus 2019. Alleen als dat het geval is, is er sprake van twee energiebesparende maatregelen zoals bedoeld in de SEEH.
6.1.
De rechtbank begrijpt de aanvraag zo dat de subsidie voor dak- en gevelisolatie alleen is aangevraagd voor de werkzaamheden van bouwbedrijf Stainhegge. Eiser heeft een uitvoerdersverklaring overgelegd waarin namens dit bedrijf wordt verklaard dat de werkzaamheden na de peildatum zijn uitgevoerd. Ook heeft hij in beroep een factuur overgelegd waarop is aangetekend dat deze contant is betaald. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd dat aan die verklaring en de factuur kan worden getwijfeld. De meeste foto’s die bij de aanvraag en de uitvoerdersverklaring zijn ingediend zijn gedateerd voor de peildatum. Daaruit kan dan ook niet worden afgeleid dat de werkzaamheden na de peildatum zijn uitgevoerd. De foto’s lijken juist een indicatie van het tegendeel te geven, uitgaande van de bestandsnamen waaruit de datering van de foto’s blijkt. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank geen adequate andere verklaring gegeven voor deze bestandsnamen. De rechtbank betrekt verder dat eiser in zijn tweede emailbericht van 7 mei 2020 zelf een verband heeft gelegd tussen de foto van een bouwvakker op het dak enerzijds en de uitvoerdersverklaring anderzijds. Eiser schrijft daarin namelijk: “hierbij nog de foto’s die bij het uitvoerdersformulier horen”. De verklaring van eiser ter zitting dat hij de foto’s alleen heeft ingediend om aan te tonen dat het dak is vervangen, is daarmee in tegenspraak. Gelet op het voorgaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht getwijfeld aan de juistheid van de uitvoerdersverklaring.
6.2.
Aangezien verweerder het gebruik van de in beroep ingediende factuur van Stainhegge als bewijsmiddel niet heeft uitgesloten, komt de rechtbank komt niet meer toe aan de beoordeling van de gronden die eiser heeft aangevoerd over de foto van de factuur in een Excel-bestand.
6.3.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake was van twee of meer energiebesparende maatregelen die na 14 augustus 2019 zijn uitgevoerd. Verweerder heeft de aanvraag naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. T.C.A. Hofman-Aupers, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.