In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser uit Eelde en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De eiser had een aanvraag ingediend voor subsidie op basis van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH), maar deze aanvraag werd door de minister afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van twee of meer energiebesparende maatregelen die na de peildatum van 14 augustus 2019 waren uitgevoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in zijn primaire besluit van 7 september 2020 de subsidieaanvraag buiten behandeling had gesteld, omdat de eiser niet tijdig de gevraagde informatie had aangeleverd. In het bestreden besluit van 9 februari 2021 werd het bezwaar van de eiser ongegrond verklaard, maar werd de aanvraag alsnog inhoudelijk behandeld en afgewezen. De eiser voerde aan dat er wel degelijk twee energiebesparende maatregelen waren uitgevoerd na de peildatum, maar de rechtbank oordeelde dat de door de eiser overgelegde bewijsstukken onvoldoende waren om dit te onderbouwen.
De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had getwijfeld aan de juistheid van de door de eiser ingediende uitvoerdersverklaring en de factuur. De foto’s en documenten die de eiser had overgelegd, gaven geen overtuigend bewijs dat de werkzaamheden na de peildatum waren uitgevoerd. De rechtbank benadrukte dat de subsidie alleen kan worden verstrekt voor maatregelen die na de peildatum zijn uitgevoerd, en dat de eiser hierin niet was geslaagd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.