Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van [aangever] op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is met uitzondering van de gevorderde reiskosten en de kosten voor 1 overnachting, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van [aangever] op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is met uitzondering van het gevorderde eigen risico, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van [aangever] op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van [naam] op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schade voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Met betrekking tot de immateriële schade refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van [naam] en [naam] zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard aangezien hij van mening is dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, althans het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair betwist de raadsman - kort en zakelijk weergegeven - de vorderingen en de hoogte daarvan. De vorderingen dienen afgewezen te worden dan wel subsidiair niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij de gevraagde afwijzing benadrukt de raadsman dat de benadeelde partijen genoegzaam in de gelegenheid zijn gesteld de vorderingen voldoende te onderbouwen. Samengevat stelt de raadsman dat een volledige afwijzing dan wel niet ontvankelijkheid van de vorderingen zijn grondslag vindt in een aantal factoren. Deels zijn ze onredelijk, deels zijn ze onvoldoende onderbouwd, deels is door de slachtoffers niet schadebeperkend opgetreden, en ook is er sprake van een zekere mate van eigen schuld. Daarnaast brengt de ingewikkeldheid van de vorderingen, mede door de genoemde factoren veroorzaakt, met zich mee dat de beoordeling van deze vorderingen een te grote belasting is voor het strafproces.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [aangever]
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de eigen risico van de zorgverzekering (€ 164,76,-), en de kleding (€ 300,-) een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal deze schadeposten dan ook toewijzen. De rechtbank heeft daarbij de materiële schade die ziet op het eigen risico van de zorgverzekering gematigd. Uit de specificatie eigen risico 2019 blijkt namelijk dat bij benadeelde € 164,76 in rekening is gebracht voor behandelingen op 29 juni 2019. De rechtbank acht - anders dan de raadsman - het onaannemelijk dat deze kosten zijn gemaakt voor iets anders dan het bewezenverklaarde. Ook de schade aan de kleding acht de rechtbank voldoende onderbouwd. In het dossier bevinden zich enkele foto’s waarop te zien is dat de benadeelde partij een ernstige verwonding had en onder het bloed zat. Daaruit volgt dat haar kleding beschadigd is door bloedresten. Het is geenszins redelijk om te verwachten dat de benadeelde partij de kleding laat reinigen. Het is namelijk goed voor te stellen dat de benadeelde partij de bloed besmeurde kleding - ook na reiniging - niet meer wil dragen. Het gevorderde bedrag van € 300,00 komt de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade die ziet op het eigen risico van de zorgverzekering voor het overige afwijzen. De niet genoten dagen in het [bedrijfsnaam] zijn vergoed door de reisverzekering. De reiskosten met overnachting staan niet in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering afwijzen.
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van € 1.250,- ter vergoeding van de immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen door het handelen van verdachte, te weten een snij- of steekwond. De benadeelde partij heeft daarom op grond van artikel 6:106 lid 1 BW recht op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank gelet op alle feiten en omstandigheden. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het schadebedrag naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 800,-. Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering nietontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [aangever]
Uit het dossier volgt dat de groep van verdachte de agressors waren in het conflict. Dat de benadeelde partij zijn familieleden wilde beschermen is begrijpelijk en de rechtbank ziet daarom anders dan de raadsman - geen reden om de vordering van de benadeelde partij te matigen in verband met eigen schuld.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de kleding (€ 479,95,-) een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal deze schadepost dan ook toewijzen. De schade aan de kleding acht de rechtbank voldoende onderbouwd. In het dossier bevinden zich enkele foto’s waarop te zien is dat de kleding van de benadeelde partij onder het bloed zat. Het is geenszins redelijk om te verwachten dat de benadeelde partij de kleding laat reinigen. Het is namelijk goed voor te stellen dat de benadeelde partij de bloed besmeurde kleding - ook na reiniging - niet meer wil dragen. Gelet op de bijgevoegde bonnetjes waren de kledingstukken dusdanig nieuw dat de rechtbank het gehele bedrag zal toewijzen. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op het eigen risico van de zorgverzekering niet is onderbouwd en zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van € 1.250,- ter vergoeding van de immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij letsel heeft opgelopen door het handelen van verdachte, te weten een te weten een steekwond. De benadeelde partij heeft daarom op grond van artikel 6:106 lid 1 BW recht op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank gelet op alle feiten en omstandigheden. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het schadebedrag naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 400,-. Voor het overige zal de benadeelde partij in zijn vordering nietontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [aangever]
Uit het dossier volgt dat de groep van verdachte de agressors waren in het conflict. Dat de benadeelde partij de woorden “Hou je bek” of woorden van gelijke strekking richting de zoon van verdachte heeft geuit rechtvaardigt geenszins het geweld dat tegen haar is gebruikt. De rechtbank ziet daarom - anders dan de raadsman - geen reden om de vordering van de benadeelde partij te matigen in verband met eigen schuld.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de reiskosten (€ 191,25) en de parkeerkosten (€ 6,90,-) een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en zal deze schadeposten dan ook toewijzen. De rechtbank heeft de materiële schade die ziet op de reiskosten gematigd gelet op het feit dat volgens het bijgevoegde intakeverslag het trauma van de benadeelde partij niet enkel ziet op het bewezenverklaarde. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de materiële schade die ziet op de reiskosten voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade die ziet op de kleding niet voldoende is onderbouwd en zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering nietontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van € 2.000,- ter vergoeding van de immateriële schade. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde. De benadeelde partij heeft daarom op grond van artikel 6:106 lid 1 BW recht op immateriële schadevergoeding.
Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank gelet op alle feiten en omstandigheden. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het schadebedrag naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op € 600,-. Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering nietontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien de mededaders de schadevergoeding al hebben betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van benadeelde partij [naam] , [naam] en [naam]
Naar het oordeel van de rechtbank is door het bewezenverklaarde geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partijen [naam] , [naam] en [naam] . De rechtbank zal daarom die benadeelde partijen in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.