Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair en 2 tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster in het licht van de inhoud en de totstandkoming ervan betrouwbaar. Aangeefster heeft bij de politie tijdens het informatieve gesprek en de aangifte consistent over de gebeurtenis met verdachte verklaard en heeft het ook niet groter gemaakt. Haar moeder heeft aangegeven dat ze de dag na het feest merkte dat er iets mis was met haar dochter, waarna aangeefster haar moeder vertelde wat er was gebeurd. Ook getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster de ochtend na het feest niet fit was en dat ze hem vertelde dat er iets was gebeurd waar ze zich niet helemaal prettig bij voelde. De vraag is in hoeverre de aangifte wordt ondersteund door bewijsmateriaal uit een andere bron dan haar eigen verklaring. Volgens vaste rechtspraak kan de bevestiging van de ‘concrete context’ van het misdrijf voldoende steun bieden. De officier van justitie is van mening dat er in het dossier op verschillende manieren steun voor de aangifte is te vinden. Zij noemt de letselbeschrijving van 16 juli 2018 waaruit blijkt dat op de huid van de borsten blauwe plekken zichtbaar zijn die lijken op een afdruk van vingers. Het letsel kan goed passen bij de aangegeven toedracht. Ook vindt de officier van justitie steun in de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft verklaard dat hij gefrustreerd was over het gedrag van aangeefster. Hij wilde praten en dit gebeurde uiteindelijk op de wc. De deur ging op slot. Hij heeft geprobeerd haar te zoenen. Hij streelde haar benen in de richting van de schaamstreek over de broek heen. Zij gaf aan dit niet te willen en hij was daarover verontwaardigd. De officier stelt vast dat de aangifte op specifieke punten ondersteuning vindt, zodat de aangifte niet op zichzelf staat. Zij gaat derhalve uit van de verklaring van aangeefster en acht de handelingen zoals aan verdachte zijn ten laste gelegd bewezen. De officier leidt af uit de verklaring van verdachte dat hij heeft geprobeerd om seks te hebben met aangeefster en dat hij het voornemen had om seksueel binnen te dringen. Omdat aangeefster daar niet mee instemt, volgt de inzet van dwangmiddelen. Verdachte blokkeert de deur en als aangeefster niet meewerkt volgen geweldshandelingen, zoals het beetpakken bij de keel en het knijpen in haar borsten. Het samenstel van gedragingen is, kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm, aan te merken als een begin van uitvoering van verkrachting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1 en 2. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er zijn veel aanwijzingen in dit dossier die maken dat ernstig aan de betrouwbaarheid van de aangifte moet worden getwijfeld. De verklaring van aangeefster is leugenachtig en niet consistent. Uit de WhatsApp-berichten blijkt dat – anders dan zij zelf verklaart – het contact met verdachte ook vanuit haar initiatief kwam, waaronder berichten met een seksuele lading. Ook volgt uit WhatsApp-berichten dat aangeefster zelf degene is geweest die voorstelde om met verdachte af te spreken in de gang, in plaats van in de tuin waar meerdere mensen waren. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat aangeefster met verdachte naar de wc ging om te praten, omdat het zo druk was op het feest. Aangeefster heeft verklaard over de geweldshandelingen die verdachte zou hebben verricht en dat ze heeft geschreeuwd, hem met haar nagels heeft gekrabd en uiteindelijk half over de grond kruipend, uit een worstelende houding bij de deur is gekomen en is weggevlucht naar de woonkamer. [naam] en [getuige 5] zaten in de woonkamer. Ze heeft verklaard dat ze er boos, verdrietig en gechoqueerd uitzag. Ze zou [naam] hebben verteld dat er iets met verdachte was gebeurd. Er is echter niemand op dat hele feestje geweest die ook maar iets over de aan verdachte verweten handelingen kan verklaren. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij twintig meter van de wc stond en hij heeft niets gehoord. Ook heeft hij niets aan verdachte en aangeefster gemerkt. Getuige [getuige 4] moest naar de wc toen verdachte en aangeefster daar waren. Hij heeft niets gehoord en niets gezien. Getuige [getuige 5] zat in de woonkamer en heeft niets gehoord. Toen aangeefster na het vermeende incident langs liep, zag hij niets vreemds aan haar. Dit staat haaks op de verklaring van aangeefster zelf. Het overige bewijs betreft de auditu verklaringen waarvan aangeefster de enige bron is. Uit het letselonderzoek dat ruim drie weken na het vermeende incident heeft plaatsgevonden volgt niet dat verdachte deze letsels heeft toegebracht en zijn er zeker alternatieve scenario’s voor het ontstaan hiervan denkbaar.
Verdachte heeft verklaard dat zij de eerste tien minuten in gesprek waren waarna ze hebben geknuffeld. Vervolgens wilde hij aangeefster een zoen geven terwijl hij haar streelde over haar broek heen. Dat ging vaker zo tussen hen. Toen zei ze “niet doen” of iets dergelijks. Verdachte is toen direct gestopt. Hij heeft haar niet mishandeld. De raadsvrouw is van mening dat verdachtes handelen niet gekwalificeerd kan worden als een poging tot verkrachting dan wel aanranding. De verklaring van verdachte is niet onaannemelijk waardoor de rechtbank in de visie van de raadsvrouw uit dient te gaan van het door hem geschetste scenario. Voor zover de rechtbank enige twijfel heeft, merkt zij op dat twijfel altijd tot vrijspraak moet leiden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 1 primair en subsidiair en feit 2 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Juridisch kader
Zaken als onderhavige zijn bewijstechnisch lastige zaken. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich op 24 juni 2018 schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting dan wel het plegen van ontuchtige handelingen. Veelal staat de verklaring van de aangeefster, die zegt dat de verdachte het heeft gedaan, tegenover die van de verdachte, die zegt dat hij het niet heeft gedaan. Getuigen van de gebeurtenis zijn er over het algemeen niet. Het is de rechter verboden tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal. Naast de aangifte is er dus steunbewijs nodig. Indien dit steunbewijs er is moet worden beoordeeld of het geheel van het bewijsmateriaal de rechtbank ervan overtuigt dat de verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
Beoordeling
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met aangeefster wilde praten, omdat ze hem op het feest negeerde, terwijl ze in de periode daarvoor vrijwel dagelijks contact met elkaar hadden via WhatsApp of Snapchat. Het was haar idee om af te spreken in de gang en samen liepen ze naar de wc. Verdachte geeft aan niet op zoek te zijn geweest naar seks, maar dit ook niet te hebben uitgesloten. Verdachte heeft verklaard dat zijn handelingen bestonden uit een zoen geven en met zijn hand over haar been richting haar kruis gaan, maar dat dit proportioneel was gezien de seksuele contacten die zij normaal gesproken met elkaar hadden. Aangeefster zei niet te willen en verdachte is toen gestopt.
Er kwam nog oud wrok ter sprake, oud zeer van hun eerdere relatie, maar er werd niet geschreeuwd. Aangeefster heeft de wc verlaten. Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster bij haar keel heeft vastgepakt, hij heeft geen hand in haar broek of vingers in haar vagina gestopt, en zij heeft hem niet aangeraakt.
Aangeefster heeft – kort gezegd – verklaard dat hij haar de badkamer in trok en de deur op slot deed. Zij gaf aan dat ze niks van hem wilde en dat verdachte haar belette weg te gaan, haar tegen zich aan drukte en haar probeerde te zoenen. Vervolgens pakte hij haar keel beet en zij zette daarop haar nagels in zijn nek en heeft hem gekrabd. Hij kneep haar keel dicht en kneep hard in haar borsten. Met zijn vingers zat hij bij de opening van haar vagina en aangeefster is toen snel op de wc gaan zitten. Verdachte pakte haar hand en legde die op zijn piemel over de kleding heen. Aangeefster geeft aan dat ze aan het schreeuwen was en schelden, dat ze wel vijftig keer geroepen heeft dat ze niet wilde. Uiteindelijk is ze half over de grond gekropen, uit een worstelende houding naar de deur gegaan en toen kon ze naar buiten komen. Ze ging gelijk naar de woonkamer waar [getuige 5] en [naam] op de bank zaten. Ze vertelde aan [naam] dat er iets gebeurd was dat ze niet wilde. Ze heeft verklaard dat ze er boos, verdrietig en gechoqueerd uitzag.
De verklaring van aangeefster schetst een ander beeld van het gebeurde dan uit de verklaring van verdachte naar voren komt. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank constateert over de dynamiek tussen verdachte en aangeefster dat de verklaring van aangeefster strijdig is met de WhatsApp-berichten die zijn toegevoegd aan het dossier. Zij heeft verklaard dat verdachte degene was die steeds op seks aanstuurde in de WhatsApp-berichten en dat zij dit afwendde, dat ze aangaf geen seks meer met hem te willen en daar ook niet mee bezig was. Uit het WhatsApp-verkeer blijkt duidelijk dat dit anders was. Het onderling contact zoeken kwam van beide kanten. Er was sprake van aantrekken en afstoten en de veelal seksueel getinte berichten gingen over en weer. De relatie van aangeefster en verdachte was weliswaar een half jaar eerder beëindigd, maar ze hadden daarna nog een paar keer seks gehad en via WhatsApp of Snapchat was nog sprake van vrijwel dagelijks contact met elkaar.
Op 24 juni 2018 waren aangeefster en verdachte op een feest in het huis van [getuige 1] . Uit een aantal verklaringen in het dossier komt naar voren dat aangeefster die avond verdachte uit de weg ging. Uit de WhatsApp-berichten blijkt dat rond 5:00 uur verdachte met aangeefster wilde praten. Te lezen is dat aangeefster om 5:15 uur voorstelde om in de gang af te spreken. De rechtbank stelt vast dat zij samen naar de wc zijn gegaan en dat de deur op slot zat. Getuige [getuige 4] heeft bij de rechter-commissaris hierover verklaard dat hij naar de wc moest, maar dat deze op slot zat. Hij was de hele avond samen geweest met verdachte, maar toen was verdachte even weg met aangeefster en hij dacht dat zij samen op de wc waren. Bij de wc stond de muziek niet hard. Hij heeft niets gehoord. Ook daarna heeft hij niets aan verdachte en aangeefster gemerkt. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij in de woonkamer zat te gamen met [naam] . De woonkamer bevindt zich dichtbij de wc. Hij zag aangeefster op een gegeven moment voorbij komen lopen en [naam] vroeg of ze bij hen kwam zitten. Zij zei: ‘nee’ en liep door. Hij begreep van aangeefster later dat dit na het incident was geweest. Hij had niets gehoord en ook is hem niets opgevallen aan aangeefster. Aan verdachte had hij eveneens niets gezien. Volgens getuige liepen er geregeld mensen langs.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier geen getuigen zijn die rechtstreeks ondersteuning geven aan de aangifte. Niemand heeft ten tijde van het incident op het feest iets gezien van letsel in de nek van verdachte of heeft iets gehoord van geschreeuw of een worsteling of heeft naderhand iets gemerkt aan aangeefster dat ze boos, verdrietig of overstuur was. Ter ondersteuning kunnen waarnemingen van emotionele of fysieke toestand van het slachtoffer kort na het moment van het vermeende strafbare feit van waarde zijn. [getuige 1] geeft aan dat aangeefster in de ochtend na het feest niet fit was en dat zij heeft aangegeven dat er iets gebeurd was met verdachte, maar wat precies wilde ze niet zeggen. Ook de moeder van aangeefster heeft verklaard dat ze merkte dat er iets mis was met haar dochter. Tegen haar heeft aangeefster toen verteld wat er op de wc was voorgevallen. Wat de moeder van aangeefster heeft gehoord komt overeen met de verklaring van aangeefster. Het betreft een ‘de auditu’ verklaring (van horen zeggen), het komt van een en dezelfde bron en is onvoldoende om als aanvaardbaar steunbewijs te worden aangemerkt. Dit geldt ook voor de verklaringen van de getuigen [getuige 6] , de studiebegeleider van aangeefster, en van getuige [getuige 2] , een vriendin.
Blijkens de letselverklaring zijn bloeduitstortingen op de borsten van aangeefster aangetroffen die worden aangeduid als een afdruk van vingers. Echter, het onderzoek is ruim drie weken na het incident verricht. Onbekend is of de blauwe plekken er kort na het incident al zaten. Om die reden kan de letselverklaring de aangifte niet ondersteunen. De rechtbank kan gelet op het tijdsverloop niet met voldoende zekerheid vaststellen dat verdachte degene is geweest die de letsels heeft toegebracht, zoals aangeefster heeft verklaard.
De rechtbank heeft al met al uit het geheel van het beschikbare bewijsmateriaal niet de overtuiging gekregen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting dan wel het plegen van de ontuchtige handelingen of mishandeling en komt tot een integrale vrijspraak. Uit voornoemde getuigenverklaringen kan volgen dat er iets is voorgevallen tussen aangeefster en verdachte, maar wat dat precies is geweest wordt niet duidelijk. De aangifte wordt onvoldoende ondersteund door overig bewijs in het dossier om met de vereiste mate van zekerheid vast te stellen dat de aan verdachte ten laste gelegde handelingen zijn gebeurd. De verklaringen van aangeefster en verdachte staan op de essentiële onderdelen lijnrecht tegenover elkaar. Het valt weliswaar niet uit te sluiten dat wat aangeefster heeft verklaard geheel of gedeeltelijk juist is. Maar er zijn evenmin sterke argumenten om de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig ter zijde te schuiven. Getuige [getuige 2] heeft de verklaring van verdachte bevestigd in die zin dat verdachte met aangeefster wilde praten en ze samen naar de wc gingen, omdat het daar rustig was. De verklaring van aangeefster dat zij meermalen heeft geschreeuwd dat ze niet wilde had bevestigd kunnen worden als andere feestgangers dit hadden gehoord, maar zelfs getuigen die nabij de wc waren, hebben verklaard niets te hebben gehoord. Ook heeft niemand opgemerkt dat aangeefster overstuur was, zoals zij heeft verklaard, of heeft iemand letsel gezien. Dat zij meteen tegen [naam] zou hebben gezegd dat er iets met verdachte was gebeurd wat ze niet wilde, wordt ook niet bevestigd in het dossier. Alles overwegende blijft de rechtbank met vraagtekens zitten over wat er precies is gebeurd die avond.
Voor iedere veroordeling is vereist dat de overtuiging bestaat dat de verdachte het feit heeft gepleegd. Als hier redelijke twijfel over bestaat ontbreekt die overtuiging en heeft de rechtbank geen andere keuze dan vrijspraak, en daartoe zal de rechtbank dan ook beslissen.