ECLI:NL:RBNNE:2022:908

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
18/227523-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake drugshandel en geweldsdelicten door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan drugshandel en geweldsdelicten. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 augustus 2021 harddrugs, waaronder cocaïne, amfetamine, MDMA en hennep, verhandeld. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 2,21 gram cocaïne en 4,30 gram amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode ook geweld heeft gebruikt om een mobiele telefoon van een ander af te dwingen, maar heeft hem vrijgesproken van de geweldsdelicten omdat er onvoldoende bewijs was voor de dwang.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een werkstraf van 70 uren opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de achtergrond van de verdachte. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd, die pleitte voor begeleiding en toezicht om recidive te voorkomen. De verdachte heeft eerder onherroepelijk een straf opgelegd gekregen en bevond zich in de proeftijd van een eerdere veroordeling, wat de rechtbank heeft meegewogen in de strafmaat.

De rechtbank heeft de inbeslaggenomen goederen, waaronder een geldbedrag van € 65,00, verbeurd verklaard en de verdachte is onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan dagbesteding of scholing. De rechtbank heeft de vordering na voorwaardelijke veroordeling van het openbaar ministerie toegewezen, maar de proeftijd met één jaar verlengd in plaats van de eerder opgelegde straf ten uitvoer te leggen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/227523-21 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 16/021884-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2022.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. Albayrak, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met (de maand/) (24) augustus 2021 te Garyp en/of Dokkum, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of Noardeast-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MMDA en/of MDA (speed en/of XTC (pillen)) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA en/of MMDA en/of MDA en/of 2C-B, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, en/of
(/ in elk geval) (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne ((ongeveer) 2,21 gram) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine ((ongeveer/in totaal) 4,30 gram), zijnde cocaïne en/of amfetamine
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2 hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met (de maand/) (24) augustus 2021 te Garyp en/of Dokkum, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of Noardeast-Fryslân, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (opzettelijk) heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid (van meer dan 30 gram,) hennep en/of van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
(hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
(/in elk geval) (telkens) (opzettelijk) aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep ((ongeveer) 3,4 gram), zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 1 juli 2021 te Garyp, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te weten (die) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten de afgifte en/of het ontgrendelen van zijn mobiele telefoon (Iphone 8+), door - zakelijk weergegeven - op dwingende toon en/of met een dwingende houding die afgifte (zonder overleg en/of eigen keuze) te gebieden (in verband met een openstaande geldschuld uit de (ver)koop van verdovende middelen) en daarbij aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toe te voegen; 'Geef maar hier, we maken nu geen grapjes meer' en/of 'Geef mij de telefoon van [naam 1] ' en/of 'Doe dit nou maar want anders laat ik het je doen', althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Garyp, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel opzettelijk een mobiele telefoon (Iphone 8+), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten (- zakelijk weergegeven -) aan hem, verdachte, afgegeven als onderpand of borg van/voor een geldschuld, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Garyp, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, een voorwerp, te weten een mobiele telefoon (Iphone 8+), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair en heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 heeft zij aangevoerd dat bewezen kan worden verklaard dat deze feiten gedurende een langere periode hebben plaatsgevonden dan verdachte heeft verklaard, te weten vanaf augustus 2020. Diverse getuigen, waaronder [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] hebben immers verklaard dat verdachte ook al in 2020 heeft gedeald.
Ten aanzien van feit 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat er twijfel is over hoe het gesprek is gegaan met aangever omdat er verschillende verklaringen zijn afgelegd over de gang van zaken. De getuige heeft anders verklaard dan aangever; zijn lezing komt meer overeen met de lezing van verdachte. Er kan daarom niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat er sprake is geweest van de primair vereiste dwang. Aangever had een schuld bij verdachte. In het kader van de afspraak die zij daarover hadden gemaakt had verdachte de telefoon rechtmatig onder zich. Voor de vraag of verdachte de telefoon wederrechtelijk heeft toegeëigend is van belang of aangever de schuld had afbetaald. Aangever zegt dat hij dit heeft gedaan, verdachte ontkent dat. Hierdoor kan dit niet worden vastgesteld. Gelet daarop is er onvoldoende bewijs voor de subsidiair ten laste gelegde wederrechtelijke toe-eigening van de telefoon. Omdat er geen sprake is van een misdrijf dat kan worden bewezenverklaard, kan er ook geen sprake zijn van het meer subsidiair ten laste gelegde witwassen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een veroordeling kan volgen voor feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feiten 1 en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat een bewezenverklaring kan volgen voor de periode vanaf januari 2021. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat verdachte in november 2020 van Almere naar Dokkum is verhuisd en op 27 januari 2021 in Garyp is gaan wonen. Verdachte heeft verklaard dat hij na die laatste verhuizing in contact is gekomen met [naam 2] , voor wie hij verdovende middelen is gaan verkopen. Daarnaast maken diverse getuigen een connectie met Garyp.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat er tegenstrijdigheden zitten in de verklaringen van aangever en de getuige. Er moet dan ook worden uitgegaan van de verklaring van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van feit 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair
De rechtbank acht evenals de officier van justitie en de raadsman feit 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 augustus 2021,opgenomen op pagina 39 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021231051 van 21 september 2021, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 juni 2021,opgenomen op pagina 42 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 27 augustus 2021, opgenomen oppagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van 6 september 2021, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 augustus
2021, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 3] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 25 augustus 2021,opgenomen op pagina 105 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van verdachte.
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb wel eens voor anderen wiet in de shop gehaald. Als ik met anderen ging roken heb ik ook wel eens wiet weggegeven. Ik heb gezegd dat ik [naam 3] heet. De bijnaam [naam 4] gebruiken anderen voor mij. De wiet waarover [getuige 3] heeft verklaard heb ik hem gegeven. Ik haalde vaker wiet voor ons. We rookten vaak samen en ik gaf hem wel eens wat. [naam 1] vroeg mij soms of ik wiet had. Ik zei dat ik dat voor hem ging regelen en gaf hem dan wiet. Het kan kloppen dat er 3,4 gram hennep is aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 augustus 2021,opgenomen op pagina 41 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021231051 van 21 september 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 24 augustus 2021 is de verdachte [verdachte] aangehouden voor de handel in harddrugs. Er zijn drie zakjes gruis en 2 zakjes hennep in beslag genomen. Ik zag dat er groene en bruine gruis in de zakjes zat. Ik rook ook een voor mij ambtshalve bekende hennepgeur. Ik zag dat er 2 gripzakjes waren. Ik zag dat er gedroogde henneptoppen in de gripzakjes zaten. Ik maakte de zakjes open en rook er aan. Ik rook de voor mij ambtshalve hennepgeur. Ik stelde door de combinatie van geur en uiterlijke kenmerken vast dat de inbeslaggenomen goederen hennep betreft.
3. Een schriftelijk stuk, inhoudende een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 17
e.v. van voornoemd dossier, onder meer inhoudende:
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Object : Verdovende mid (Hennep)
Totale hoeveelheid : 3,4 g
Bijzonderheden : 3 zakjes gruis, 2 zakjes henneptoppen
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2021,opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Nadat het toestel, een Iphone 8 met beslagnr 1413442, was veiliggesteld heb ik de gegevens bekeken. Dit toestel werd gebruikt door [verdachte] . Dit blijkt dat er gecommuniceerd wordt onder de naam [naam 3] , een bijnaam van [verdachte] . Ik zag dat er in 5 notities werd bijgehouden wat [verdachte] nog moest doen, moest betalen of moest ontvangen van anderen. Ik verbalisant heb de Whatsapp gesprekken nagelezen. De gesprekken liepen vanaf 18 augustus tot en met 23 augustus 2021.
Op 22 augustus 2021 wordt er gesproken met een persoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . In dit gesprek maakt [naam 6] een afspraak om wat bij [verdachte] op te halen. Dit zou om drugs gaan. Op 23 augustus 2021 wordt er door [naam 6] een foto gestuurd naar [verdachte] . Op deze foto is een weegschaal te zien waarop henneptoppen liggen. Het gewicht bedraagt 0.9 gram. Waarop [naam 6] vervolgens vraagt; 1,2 was het toch? [verdachte] reageert erop dat hij haar dan een grote zak heeft gegeven en vraagt hoeveel de andere is. Ze vertelt dat het andere zakje 1 is. [verdachte] zegt tegen [naam 6] dat ze de weegschaal mee moet nemen en zegt, geef je nog 0.5.
[naam 5]
Op 21 augustus 2021 vraagt een persoon die in zijn toestel onder ' [naam 5] ' staat, met telefoonnummer [telefoonnummer] , aan [verdachte] of hij bij hem kan halen en vraagt om een 10tje wiet. Ze spreken in Dokkum af.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 augustus2021, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Ik blow nu één jaar. Ik rook ongeveer een gram om de week. Ik koop de drugs bij [naam 4] . Ik heb via Snapchat contact met hem. De wiet die ik bij mij had heb ik ook bij hem gekocht. [naam 4] komt op de scooter naar Dokkum. Wij spreken op verschillende plekken af.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 juli 2021,opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik heb op verschillende momenten in totaal 15 gram weed bij [naam 3] gekocht. Ik kocht dan meestal 1 gram voor 10 euro bij hem.
Bewijsoverwegingen rechtbank Periode feiten 1 en 2
Op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van feiten 1 en 2 heeft gedeald in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 augustus 2021. De rechtbank volgt daarin de verklaring van verdachte dat hij heeft gedeald vanaf het moment dat hij in Garyp is gaan wonen, hetgeen in januari 2021 is geweest. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de diverse getuigenverklaringen geen bewijs om tot een bewezenverklaring van een langere periode te komen. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de getuigenverklaring van [getuige 3] volgt dat hij verdachte sinds september 2020 kent. Daaruit blijkt echter niet dat hij ook vanaf dat moment drugs bij verdachte heeft gekocht. Over het kopen van drugs bij verdachte heeft deze getuige verklaard dat verdachte op de scooter naar Dokkum kwam. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte op dat moment niet in Dokkum woonde, hetgeen aansluit bij de verklaring van verdachte dat hij is gaan dealen vanaf het moment dat hij in Garyp woont.
Feit 2
Ten aanzien van het dealen in hennep overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard dat hij wel eens hennep heeft verstrekt, maar ontkent dat hij daar zelf geld aan heeft overgehouden. Gelet op de hiervoor opgenomen getuigenverklaringen acht de rechtbank die verklaring niet geloofwaardig. Bovendien volgt uit zowel de verklaring van getuige [slachtoffer 1] als de verklaring van verdachte dat de getuige een schuld bij verdachte had, vanwege de hennep die hij bij verdachte had gekocht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Garyp en Dokkum, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en speed en XTC pillen en een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde cocaïne en amfetamine en MDMA en 2C-B, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, 2,21 gram en een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, in totaal 4,30 gram, zijnde cocaïne en amfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
hij in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Garyp en Dokkum, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, telkens een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid hennep, 3,4 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. De voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van deOpiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
2. De voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van deOpiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
Handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde bijzondere voorwaarden, voor zover en zolang als de jeugdreclassering die voorwaarden nodig acht en tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Aan de vereisten voor de geadviseerde dadelijke uitvoerbaarheid is niet voldaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een straf zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming, zodat verdachte niet opnieuw vast komt te zitten. Gelet op de ITB Harde Kern, de nog openstaande werkstraf van 70 uren, zijn werk, alsook zijn opleiding die binnenkort weer gaat beginnen, heeft de raadsman bepleit een beperkte werkstraf op te leggen in verband met de draagkracht van verdachte. Tevens heeft de raadsman bepleit rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, omdat een deel van de handelingen mogelijk al zijn gepleegd voor de eerdere veroordeling van 20 mei 2021.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 1 maart 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2021 tot en met 24 augustus 2021 schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs en het opzettelijk aanwezig hebben van 2,21 gram cocaïne en 4,30 gram amfetamine. Hij verkocht onder andere amfetamine, cocaïne, MDMA en XTC pillen. Ook verkocht en verstrekte verdachte in deze periode hennep aan diverse afnemers en had hij opzettelijk 3,4 gram hennep aanwezig. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren, gepaard gaat met overlast in de samenleving en leidt tot vele vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en niet nagedacht over de gevaren die de drugs hadden voor de met name minderjarige afnemers aan wie hij verkocht. Voor dergelijke feiten dient een jeugddetentie het uitgangspunt te zijn. De rechtbank heeft daarbij de eis van de officier van justitie als uitgangspunt genomen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten en dat hij in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep en onder toezicht van de reclassering stond. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich door deze voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft laten weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) leidt de rechtbank af dat verdachte gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft laten zien dat hij zich aan afspraken kan houden. Hij heeft een meewerkende houding en is goed in contact. Er hebben zich een aantal grote gebeurtenissen in het leven van verdachte voorgedaan die wellicht een grote impact hebben gehad op het functioneren van het gezin en verdachte en er zijn zorgen over de mate waarin hij zijn gevoelens hierover kan uiten. Ook zijn er zorgen over het middelengebruik en is het de vraag of verdachte zonder de begrenzing en controle vanuit de jeugdreclassering in staat is zichzelf hierin voldoende te begrenzen. Deze zorgen zijn er ook ten aanzien van de relaties en het netwerk van verdachte. Gelet daarop is de Raad voor de Kinderbescherming van mening dat voortzetting van de jeugdreclasseringsmaatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden ITB Harde Kern, in het belang van verdachte is. De afgelopen periode heeft verdachte laten zien dat hij zich met de elektronische monitoring goed aan afspraken kan houden. De Raad acht het van belang dat er de komende tijd gewerkt wordt aan een gefaseerde afbouw van deze controle en begrenzing, zodat verdachte onder intensief toezicht kan oefenen met meer vrijheid en verantwoordelijkheid. De Raad adviseert daarom om de elektronische monitoring voor een periode van drie maanden voort te zetten. Verder adviseert de Raad een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met de hiervoor genoemde voorwaarden, alsook het hebben van dagbesteding en/of scholing en het meewerken aan urinecontroles. De bijzondere voorwaarden zouden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard, aldus de Raad.
Om recidive in de toekomst te voorkomen zal de rechtbank het advies van de Raad volgen om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen. Gelet op de ernst van de feiten en de justitiële documentatie zal de rechtbank een hogere werkstraf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Ten aanzien van het advies om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren overweegt de rechtbank het volgende. Bijzondere voorwaarden kunnen enkel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. In onderhavige zaak is daar geen sprake van. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarden dan ook niet dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Alles overwegend acht de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht met daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsook een werkstraf van 70 uren, passend en geboden.
De rechtbank merkt nog op dat de officier van justitie onder feit 2 impliciet cumulatief de handel in hennep alsook het aanwezig hebben van een kleine hoeveelheid hennep zijnde 3,4 gram ten laste heeft gelegd. Het aanwezig hebben van een hoeveelheid hennep minder dan 30 gram levert een overtreding op en geen misdrijf. De rechtbank dient dan ook ten aanzien van deze overtreding een aparte straf op te leggen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank echter geen noodzaak om hiervoor nog een aanvullende straf op te leggen en zal bepalen dat ten aanzien van de overtreding toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het geld verbeurd te verklaren en het flesje met verdovende middelen te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het inbeslaggenomen geldbedrag van € 65,00 vatbaar voor verbeurdverklaring omdat dit geld uit baten van de strafbare feiten is verkregen en dit toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen flesje met verdovende middelen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 20 mei 2021 van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland te Lelystad, is verdachte veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 140 uren, waarvan 70 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 3 juni 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 februari 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie bij deze vordering gepersisteerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor afwijzing van de vordering na voorwaardelijke veroordeling. Hij heeft daartoe aangevoerd dat toewijzing van de vordering mogelijk teveel zal zijn voor verdachte. Daarnaast heeft de Raad in het rapport opgenomen dat verdachte de consequenties van zijn gedrag moet ervaren. Gelet op het feit dat verdachte de destijds onvoorwaardelijk opgelegde werkstraf nog niet heeft uitgevoerd is het de vraag of toewijzing van de vordering toegevoegde waarde heeft.
Oordeel van de rechtbank
Omdat veroordeelde de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor ten aanzien van de straftoemeting heeft overwogen, waaruit volgt dat verdachte qua begeleiding nog een intensieve tijd tegemoet gaat, ziet de rechtbank gelet op de draagkracht van verdachte aanleiding om te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 62, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de misdrijvenVeroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 93 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
90 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich uiterlijk binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldtbij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de jeugdreclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd, voor zolang als de jeugdreclassering dat nodig acht, zalmeewerken aan het hebben van een passende dagbesteding en/of scholing;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd, voor zolang als de jeugdreclassering dat nodig acht, zalmeewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs door middel van urinecontroles;
dat veroordeelde gedurende de proeftijd, voor zolang als de jeugdreclassering dat nodig acht, zalmeewerken aan de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan de eerste zes maanden van de proeftijd aan de maatregel Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), nader in te vullen door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die maatregel door die instelling zullen worden gegeven;
dat veroordeelde zich gedurende maximaal de eerste drie maanden van de maatregel IntensieveTrajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern), voor zover en zolang als de reclassering dit nodig acht, onder elektronische monitoring zal stellen.
Geeft aan het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, de gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, waarvan de eerste zes maanden in het kader van Intensieve Trajectbegeleiding Harde Kern.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot enmet het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een werkstraf voor de duur van 70 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 35 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de overtreding

Bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Inbeslaggenomen goederen

Verklaart verbeurd het in beslag genomen geldbedrag van € 65,00.

Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen fles met verdovende middelen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

16.021884-21:

Verlengt de in het vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 20 mei 2021 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Spooren, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. K. Bunk en mr. M.J. Dijkstra, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2022.