ECLI:NL:RBNNE:2022:875

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
18.102795.20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld, afpersing, vrijheidsberoving, mishandeling en witwassen

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld, afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met een medeverdachte, op 30 maart 2020 in Groningen een aangever in een taxi heeft vastgehouden en onder bedreiging van geweld heeft gedwongen tot de afgifte van geld en een huissleutel. De verdachte en haar medeverdachte hebben de aangever mishandeld en gedreigd met een vuurwapen, wat leidde tot een zeer stressvolle situatie voor het slachtoffer. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 59 dagen en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van medeplichtigheid aan oplichting, omdat er onvoldoende bewijs was voor haar betrokkenheid bij dat feit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en de zorg voor haar pasgeboren kind, maar vond de gepleegde feiten ernstig genoeg om een vrijheidsbenemende straf op te leggen. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, kreeg een deel van zijn vordering toegewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18.102795.20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18.311298.20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] , wonende te de [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans-De Boer.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18.102795.20:
1.
zij in of omstreeks de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) (huis)sleutel(s) en/of een geldbedrag van 60 euro, althans (een) geld(bedrag), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of haar mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • die [benadeelde partij 1] en/of zijn vriend plaats te laten nemen in een taxi en/of (vervolgens) de taxibestuurder opdracht te geven weg te rijden, en/of
  • nadat de vriend van die [benadeelde partij 1] uit die taxi was gestapt die [benadeelde partij 1] indie,
inmiddels afgesloten en/of vergrendelde, taxi (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te duwen, en/of
  • die [benadeelde partij 1] stevig vast/beet te pakken, en/of
  • dreigend die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "we gaan naar jouw huis en
halen jouw huis leeg" en/of "we willen geld" en/of "Je gaat hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • met een (huis)sleutel, althans een voorwerp, in/op de nek, althans in/op hetlichaam, van die [benadeelde partij 1] te prikken en/of te duwen, en/of
  • ( video) te bellen met een persoon die een pistool, althans een vuurwapen, in de
hand had en/of dat/een pistool, althans dat/een vuurwapen, aan die [benadeelde partij 1] toonde, en tegen verdachte en/of haar mededader zei "breng die jongen bij mij", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
zij in of omstreeks de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van (huis)sleutel(s) en/of een geldbedrag van 60 euro, althans (een) geld(bedrag), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die
[benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, door
  • die [benadeelde partij 1] en/of zijn vriend plaats te laten nemen in een taxi en/of (vervolgens) de taxibestuurder opdracht te geven weg te rijden, en/of
  • nadat de vriend van die [benadeelde partij 1] uit die taxi was gestapt die [benadeelde partij 1] indie,
inmiddels afgesloten en/of vergrendelde, taxi (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te duwen, en/of
  • die [benadeelde partij 1] stevig vast/beet te pakken, en/of
  • dreigend die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "we gaan naar jouw huis en
halen jouw huis leeg" en/of "we willen geld" en/of "Je gaat hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • met een (huis)sleutel, althans een voorwerp, in/op de nek, althans in/op hetlichaam, van die [benadeelde partij 1] te prikken en/of te duwen, en/of
  • ( video) te bellen met een persoon die een pistool, althans een vuurwapen, in de
hand had en/of dat/een pistool, althans dat/een vuurwapen, aan die [benadeelde partij 1] toonde, en tegen verdachte en/of haar mededader zei "breng die jongen bij mij", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
zij in of omstreeks de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde partij 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
  • die [benadeelde partij 1] en/of zijn vriend plaats te laten nemen in een taxi en/of (vervolgens) de taxibestuurder opdracht te geven weg te rijden, en/of
  • nadat de vriend van die [benadeelde partij 1] uit die taxi was gestapt die [benadeelde partij 1] indie,
inmiddels afgesloten en/of vergrendelde, taxi (meermalen) te slaan en/of te stompen en/of te duwen, en/of
  • die [benadeelde partij 1] stevig vast/beet te pakken, en/of
  • dreigend die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "we gaan naar jouw huis en
halen jouw huis leeg" en/of "we willen geld" en/of "Je gaat hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
  • met een (huis)sleutel, althans een voorwerp, in/op de nek, althans in/op hetlichaam, van die [benadeelde partij 1] te prikken en/of te duwen, en/of
  • ( video) te bellen met een persoon die een pistool, althans een vuurwapen, in de
hand had en/of dat/een pistool, althans dat/een vuurwapen, aan die [benadeelde partij 1] toonde, en tegen verdachte en/of haar mededader zei "breng die jongen bij mij", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [benadeelde partij 1] te beletten en/of te verhinderen die taxi te verlaten;
3.
zij in of omstreeks de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] stevig vast/beet te pakken en/of te duwen en/of op het hoofd en/of overige delen van het lichaam te slaan en/of te stompen en/of met een (huis)sleutel, althans een voorwerp, in/op de nek, althans in/op het lichaam, van die [benadeelde partij 1] te prikken/duwen;
4.
zij op of omstreeks 16 januari 2020, in de gemeente Groningen en/of gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 2] , althans een persoon, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van 1591,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1589,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1577,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1601,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1588,00 euro, en/of- een geldbedrag van 1559,00 euro,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- telefonisch contact gezocht en opgenomen met die [benadeelde partij 2] , waarbij verdachte
en/of haar mededaders gebruik heeft/hebben gemaakt van een telefoonnummer met de uiterlijke kenmerken van het nummer van de klantenservice van de Rabobank, en/of zich (vervolgens) voorgedaan als (een) (bonafide) medewerker(s) van de Rabobank, en/of tegen die [benadeelde partij 2] gezegd:
  • dat er geld van de rekening van die [benadeelde partij 2] naar een buitenlandse bankrekeningwas overgeboekt, en/of
  • dat ze maar voor 500 euro verzekerd was, en dat het verstandig zou zijn geld wat
nu nog op de rekening stond over te maken naar een zogenaamde kluisrekening, zodat dat geld veilig zou staan, en/of
- dat ze moest inloggen op internetbankieren en meerdere bedragen moest
overmaken naar (een) kluisrekening(en), althans meerdere door de verdachte opgegeven bankrekeningen, waardoor die [benadeelde partij 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 16 januari 2020, in de gemeente Groningen en/of gemeente Arnhem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 2] , althans een persoon, heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van 1591,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1589,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1577,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1601,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1588,00 euro, en/of- een geldbedrag van 1559,00 euro, hebbende die één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) tezamen en in vereniging met zijn/haar/hun medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • telefonisch contact gezocht en opgenomen met die [benadeelde partij 2] , waarbij die één of
meer onbekend gebleven perso(o)n(en) tezamen en in vereniging met zijn/haar/hun medeverdachte(n) gebruik heeft/hebben gemaakt van een telefoonnummer met de uiterlijke kenmerken van het nummer van de klantenservice van de Rabobank, en/of zich (vervolgens) voorgedaan als (een)
(bonafide) medewerker(s) van de Rabobank, en/of tegen die [benadeelde partij 2] gezegd:
  • dat er geld van de rekening van die [benadeelde partij 2] naar een buitenlandse bankrekeningwas overgeboekt, en/of
  • dat ze maar voor 500 euro verzekerd was, en dat het verstandig zou zijn geld wat
nu nog op de rekening stond over te maken naar een zogenaamde kluisrekening, zodat dat geld veilig zou staan, en/of
- dat ze moest inloggen op internetbankieren en meerdere bedragen moest
overmaken naar (een) kluisrekening(en), althans meerdere door de verdachte opgegeven bankrekeningen, waardoor die [benadeelde partij 2] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s), bij en/of tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door aan die één of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), toen en aldaar haar, verdachtes, bankrekening (telkens) ter beschikking te stellen;
5. zij op of omstreeks 16 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (van) een of meer geldbedragen, althans een of meer voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van 1591,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1589,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1577,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1601,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1588,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1559,00 euro,
(telkens) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen en/of omgezet, althans gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die een of meer geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 16 januari 2020, in de gemeente Groningen, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een of meer geldbedragen, althans een of meer voorwerpen, te weten:
  • een geldbedrag van 1591,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1589,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1577,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1601,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1588,00 euro, en/of
  • een geldbedrag van 1559,00 euro,
(telkens) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die een of meer geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf.
parketnummer 18.311298.20:
zij op of omstreeks 20 januari 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 2 laptops (merk: Apple) en/of een mobiele telefoon (merk: Apple), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18.102795.20 veroordeling gevorderd voor feiten 1 (diefstal met geweld van huissleutel(s) en afpersing van een geldbedrag van € 60,00), 2, 3, 4 primair en 5 primair. Ook heeft zij veroordeling gevorderd voor het feit in de zaak met parketnummer 18.311298.20 in de vorm van het plegen van diefstal.
Met betrekking tot feit 4 in de zaak met parketnummer 18.102795.20 heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. De verklaring van verdachte dat haar rol enkel heeft bestaan uit het ter beschikking stellen van haar bankpas is niet geloofwaardig. Uit de contacten die zij met [naam] heeft gehad, volgt een grotere betrokkenheid dan verdachte doet voorkomen. Vanaf 16 januari 2020 heeft zij veelvuldig contact met hem en wordt door haar aangegeven dat zij meer mensen kan regelen. Uit de inhoud van de berichten volgt dat zij precies weet waar [naam] mee bezig is en dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [naam] en derhalve van medeplegen van oplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2 en 4 primair en subsidiair in de zaak met parketnummer 18.102795.20. Feit 3 wordt door verdachte bekend en kan wel bewezen worden geacht. Er is ook geen verweer gevoerd ten aanzien van feit 5. Voorts is vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 18.311298.20 tenlastegelegde.
De raadsman heeft daartoe in de zaak met parketnummer 18.102795.20 het volgende aangevoerd. Ten aanzien van feit 1 bevat het dossier onvoldoende bewijs dat de huissleutels en het geldbedrag met geweld of bedreiging met geweld zijn weggenomen of dat aangever op de in de tenlastelegging omschreven wijze tot afgifte van de huissleutels en het geldbedrag is gedwongen. Niet is gebleken dat geuite bedreigingen in functie hebben gestaan van het verkrijgen van geld of sleutels. Met betrekking tot de tenlastegelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving wordt de verklaring van aangever dat hem de fysieke mogelijkheid werd ontnomen zich te verplaatsen onvoldoende ondersteund door overig bewijs en wordt dit weersproken door de overige in de taxi aanwezige betrokkenen. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat aangever de fysieke mogelijkheid is ontnomen zich te verplaatsen en/of dat de psychische druk dusdanig groot is geweest dat er geen enkele keuzevrijheid meer is geweest dan in de auto te blijven zitten.
Ten aanzien van feit 4 kan niet worden bewezen dat verdachte als medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de betreffende oplichting. Het ‘kale’ ter beschikking stellen van een bankrekening/pinpas is – zonder dat specifieke kennis of wetenschap wordt gedragen van de voorgenomen achterliggende criminele gedraging – onvoldoende om van voorwaardelijk opzet op het gronddelict te kunnen spreken. De berichten tussen verdachte en [naam] die na 16 januari 2020 hebben plaatsgevonden, zeggen niets over de wetenschap van verdachte ten tijde van het feit.
In de zaak met parketnummer 18.311298.20 heeft de raadsman aangevoerd dat overtuigend bewijs ten aanzien van betrokkenheid bij deze diefstal ontbreekt. De herkenningen van de verbalisanten zijn op geen enkele wijze gemotiveerd en het telefoonnummer dat naar verdachte zou moeten leiden, is pas twee maanden na het feit door aangever aan de politie verstrekt. Een nadere toelichting op het proces, waardoor geverifieerd kan worden hoe het is verkregen en wat de redenen van wetenschap hieromtrent zijn, ontbreekt. Ook het tapgesprek tussen verdachte en mevrouw [medeverdachte] kan niet als een bekentenis worden aangemerkt.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18.102795.20
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank stelt met betrekking tot feiten 1, 2 en 3 – kort gezegd diefstal met geweld en afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling van aangever [benadeelde partij 1] – op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
1die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
Op 30 maart 2020 omstreeks 22.00 uur liep aangever samen met een vriend over de Grote Markt in Groningen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] reden in een taxi en nodigden aangever en zijn vriend uit om met hen mee te rijden, waar de mannen op ingingen. Op enig moment stopte de taxi en verliet de vriend van aangever de taxi, waarbij hij de jas van verdachte meenam. Verdachte en de medeverdachte werden boos en wilden dat aangever ervoor zou zorgen dat verdachte haar jas terug zou krijgen en gaven de taxichauffeur opdracht om door te rijden. Tijdens de hierop volgende taxirit werd de huissleutel van aangever afgepakt en werd hij daarmee door verdachte in zijn hals geduwd en geprikt.
23Verdachte schreeuwde hierbij en pakte aangever vast met haar arm om zijn nek.
4Op enig moment ging verdachte videobellen met een persoon die een pistool in de hand had en aan aangever toonde en die tegen verdachte en de medeverdachte zei: “Breng die jongen bij mij."
5Aangever werd te kennen gegeven dat hij in de auto moest blijven zitten en werd door verdachte en/of de medeverdachte meerdere malen op zijn hoofd geslagen en gestompt en werd bespuugd.
6Ook werd hem gezegd dat hij de taxirit moest betalen,
7waarna hij € 60,00 heeft overgemaakt naar de taxichauffeur. Vervolgens werden de deuren ontgrendeld en zag aangever kans om de taxi te verlaten. Deze rit heeft naar de inschatting van aangever ongeveer een uur geduurd.
8Aangever heeft deze situatie als erg stressvol ervaren.
9De sfeer is ook door de taxichauffeur als grimmig beschreven; er werd door beide dames erg hard geschreeuwd en gevloekt.
10
De medeverdachte heeft het voorval in de taxi vanaf enig moment gefilmd. Op deze opname is te horen dat verdachte en de medeverdachte op luide toon tegen aangever zeggen dat hij moet blijven en nergens naartoe gaat, dat hij een groot probleem heeft, dat ze geld willen, dat hij zijn huissleutel moet geven en dat ze naar zijn huis gaan en hem vragen wat hij in huis heeft. Aangever wordt orders toegesnauwd over waar hij moet zitten in de taxi en zelfs de houding die hij op zijn zitplaats moet innemen is aanleiding tot bij herhaling schreeuwen en dreigen. Tegen de taxichauffeur wordt gezegd dat hij naar het huis van aangever moet rijden en dat ze geld gaan halen. Ook is te zien en te horen dat er een worsteling ontstaat tussen de verdachte, de medeverdachte en aangever, nadat de huissleutel uit de hand van aangever is gepakt. Hierbij krijgt aangever enkele klappen, wordt tegen aangever geschreeuwd en gescholden en wordt hij door de medeverdachte in zijn gezicht gespuugd. Vervolgens wordt nogmaals gezegd dat verdachte niet naar huis gaat. Op een volgend fragment wordt tegen aangever geschreeuwd dat hij moet blijven, voordat zijn ogen eruit worden gestoken en dat hij moet blijven zitten.
11Op een door de taxichauffeur gemaakte audio-opname is te horen dat de medeverdachte tegen de taxichauffeur zegt dat hij moet wegrijden en naar het huis van aangever moet rijden. Verder zegt verdachte tegen een onbekende persoon dat zij hier een ‘boy’ heeft die zijn taxi niet wil en kan betalen en dat hij een beetje moeilijk doet. En vervolgens zegt zij tegen aangever dat degene met wie ze kennelijk aan het videobellen is, hem wat laat zien, dat het geen grappen zijn en dat hij aangever ‘wat bigs’ laat zien.
12
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank feit 1, medeplegen van diefstal met geweld van de huissleutel en afpersing van het geldbedrag, wettig en overtuigend bewezen.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat de bedreigende situatie waarin diverse bedreigingen en mishandelingen hebben plaatsgevonden niet als losstaand van de diefstal en afpersing kan worden gezien en dat deze wel degelijk in dienst heeft gestaan van de wegneming en afgifte. Naar verdachte moet hebben beseft, bracht de betreffende situatie als noodzakelijk en door haar gewild gevolg met zich dat de diefstal daardoor werd voorbereid en vergemakkelijkt en dat aangever daardoor werd gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Verdachte moet daarbij bovendien hebben beseft dat zij en de medeverdachte hierbij door hun handelwijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreden, waardoor sprake is van wederrechtelijk handelen.
Ook het onder feit 2 tenlastegelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Uit de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden volgt namelijk allereerst dat aangever zich in de fysieke onmogelijkheid bevond om de afgesloten, vergrendelde en op enig moment rijdende taxi te verlaten. Bovendien waren de omstandigheden waaronder aangever meermalen te kennen werd gegeven dat hij in de taxi moest blijven erg bedreigend. Gelet daarop was naar het oordeel van de rechtbank sprake van een situatie waarin aangever van zijn vrijheid werd beroofd en beroofd gehouden om te gaan en staan waar hij wilde. Van een situatie waarin aangever zich vrijwillig in de taxi bevond en bleef bevinden, was nadat zijn vriend er met de jas van verdachte vandoor ging, geen sprake meer.
Het onder feit 3 tenlastegelegde medeplegen van mishandeling acht de rechtbank op grond van het bovenstaande eveneens wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 4 en 5
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
13die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[benadeelde partij 2] heeft aangifte van oplichting gedaan, gepleegd op 16 januari 2020. Op die datum heeft een persoon die zich voordeed als medewerker van de Rabobank haar bewogen om de in de tenlastelegging onder feit 5 opgenomen geldbedragen over te maken naar een andere bankrekening.
14Kort na de bijschrijvingen werden deze geldbedragen bij een geldautomaat in Groningen opgenomen van de bankrekening die op naam van verdachte stond.
15Verdachte heeft op die dag haar bankrekening ter beschikking gesteld aan een kennis en hield er rekening mee dat haar rekening voor een illegale activiteit zou worden gebruikt.
16Hiervoor werd haar een beloning van € 500,00 in het vooruitzicht gesteld.
Ten aanzien van de onder feit 4 tenlastegelegde medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan oplichting van aangeefster [benadeelde partij 2] , het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat zij op het moment dat zij haar bankrekening aan haar kennis ter beschikking stelde er wel rekening mee hield dat haar rekening voor een illegale activiteit kon worden gebruikt (dat het ‘foute boel’ kon zijn, zoals zij het omschrijft), maar dat zij niet wist dat de betreffende kennis haar rekening voor een oplichting zou gebruiken. Daarmee wordt niet alleen het opzet op de samenwerking, maar ook het opzet op het grondfeit betwist.
De rechtbank overweegt dat het dossier diverse gesprekken bevat die erop kunnen duiden dat verdachte op enig moment na 16 januari 2020 een grotere betrokkenheid bij latere door een ander gepleegde feiten had, dan verdachte heeft gesteld. Dat hiervan reeds ten tijde van de oplichting van 16 januari 2020 sprake was en dat verdachte op dat moment niet alleen opzet op de samenwerking, dan wel op de bijdrage aan het misdrijf, maar ook opzet op het grondfeit oplichting, heeft gehad, acht de rechtbank op grond van het dossier echter niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van zowel feit 4 primair als feit 4 subsidiair.
De rechtbank acht het onder feit 5 primair tenlastegelegde medeplegen van witwassen wel wettig en overtuigend bewezen. Daarbij overweegt de rechtbank dat zij gelet op de verklaring van verdachte bewezen acht dat verdachte in ieder geval bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de geldbedragen die op haar rekening werden gestort en die zij aldus met haar kennis heeft verworven en voorhanden heeft gehad van enig misdrijf afkomstig waren. Anders dan bij het onder feit 4 tenlastegelegde, hoeft hiervoor verdachtes wetenschap omtrent de specifieke aard van het misdrijf waardoor het goed is verkregen niet te worden bewezen.
parketnummer 18.311298.20
De rechtbank stelt met betrekking dit feit op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen
17die de daartoe redengevende feiten en omstandigheden bevatten, het volgende vast.
[benadeelde partij 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van een aantal hem in eigendom toebehorende goederen, namelijk twee laptops en een telefoon van het merk Apple. Dit feit is gepleegd op 20 januari 2020 in zijn woning in het bejaardencomplex [naam complex] in de gemeente Groningen. Aangever had die dag om 18.35 uur bezoek van twee escortdames. Voorafgaand aan dat bezoek lagen de goederen op zijn eettafel. Terwijl aangever met één van de vrouwen aan het vrijen was, zat de andere vrouw, die in het zwart gekleed was, op een stoel aan de eettafel. De in het zwart geklede vrouw verliet als eerste zijn woning en enige tijd later verliet ook de andere escortdame zijn woning.
18Op camerabeelden van de centrale hal van het wooncomplex zijn op het door aangever genoemde tijdstip twee vrouwen te zien die het wooncomplex betreden. Zij zijn bij het verlaten van het complex niet op beelden te zien en moeten het complex hebben verlaten via een andere deur zonder cameratoezicht.
19Deze vrouwen worden door verbalisanten herkend als zijnde verdachte (in het donker/zwart gekleed) en [getuige 1] , de zus van verdachte.
20[getuige 1] heeft verklaard dat zij en verdachte op de beelden te zien zijn en dat het klopt dat zij die dag met verdachte bij aangever is geweest. Verder heeft zij verklaard dat zij geen goederen heeft weggenomen; wel heeft zij nadien in de woning waar zij en verdachte verbleven laptops en een telefoon gezien.
21
De rechtbank overweegt dat zij op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de betreffende goederen heeft weggenomen. Dat verdachte ter plaatse is geweest, volgt niet alleen uit de herkenning door twee verbalisanten die verdachte op bewegende beelden hebben herkend en hebben verklaard haar meerdere malen ambtshalve te hebben gesproken, maar ook uit de verklaring van de zus van verdachte. De andersluidende verklaring van verdachte, die ontkent met haar zus bij aangever te zijn geweest en de diefstal te hebben gepleegd, stelt de rechtbank terzijde, omdat zij deze niet geloofwaardig acht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 5 primair in de zaak met parketnummer 18.102795.20 en het feit in de zaak met parketnummer 18.311298.20 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat
In de zaak met parketnummer 18.102795.20
1.
zij in de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een huissleutel die toebehoorde aan [benadeelde partij 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
  • nadat de vriend van die [benadeelde partij 1] uit die taxi was gestapt die [benadeelde partij 1] in dieinmiddels afgesloten en vergrendelde taxi te slaan en te stompen en
  • die [benadeelde partij 1] vast te pakken en
  • dreigend die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "we gaan naar jouw huis en halenjouw huis leeg" en "we willen geld" en "je gaat hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
en
zij in de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 60 euro, toebehorende aan die [benadeelde partij 1] , door
  • nadat de vriend van die [benadeelde partij 1] uit die taxi was gestapt die [benadeelde partij 1] in dieinmiddels afgesloten en vergrendelde, taxi te slaan en te stompen en
  • die [benadeelde partij 1] vast te pakken en
  • dreigend die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "we gaan naar jouw huis en halenjouw huis leeg" en "we willen geld" en "je gaat hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
  • met een huissleutel in de nek van die [benadeelde partij 1] te prikken, en
  • te videobellen met een persoon die een pistool in de hand had en dat pistool aan die [benadeeldepartij 1] toonde en tegen verdachte en haar mededader zei "breng die jongen bij mij".
2.
zij in de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde partij 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door
  • nadat de vriend van die [benadeelde partij 1] uit die taxi was gestapt die [benadeelde partij 1] in dieinmiddels afgesloten en vergrendelde taxi te slaan en te stompen en
  • die [benadeelde partij 1] vast te pakken en
  • dreigend die [benadeelde partij 1] de woorden toe te voegen: "we gaan naar jouw huis en
halen jouw huis leeg" en "we willen geld" en "je gaat hier niet weg", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en
- te videobellen met een persoon die een pistool in de hand had en dat pistool aan die [benadeeldepartij 1] toonde en tegen verdachte en haar mededader zei "breng die jongen bij mij" en - die [benadeelde partij 1] te beletten die taxi te verlaten;
3.
zij in de periode van 30 maart 2020 tot en met 31 maart 2020, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door die [benadeelde partij 1] vast te pakken en op het hoofd te slaan en te stompen en met een huissleutel in de nek van die [benadeelde partij 1] te prikken;
5. primair
zij op 16 januari 2020 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander geldbedragen, te weten:
  • een geldbedrag van 1591,00 euro en
  • een geldbedrag van 1589,00 euro en
  • een geldbedrag van 1577,00 euro en
  • een geldbedrag van 1601,00 euro en
  • een geldbedrag van 1588,00 euro en- een geldbedrag van 1559,00 euro, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl zij wist dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
zij op 20 januari 2020, in de gemeente Groningen, 2 laptops (merk: Apple) en een mobiele telefoon (merk: Apple) die aan [benadeelde partij 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

In de zaak met parketnummer 18.102795.20:
1. Medeplegen van diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met hetoogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en
Medeplegen van afpersing;
2. Medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
3. Medeplegen van mishandeling;
5. Primair: Medeplegen van witwassen.
In de zaak met parketnummer 18.311298.20:
Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair in de zaak met parketnummer 18.102795.20 en het feit in de zaak met parketnummer 18.311298.20 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het ondergane voorarrest, te weten 59 dagen, en een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Zij heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat verdachte niet in aanmerking dient te komen voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de oplegging van een voorwaardelijke taakstraf bepleit. Daarbij heeft hij gewezen op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat zij in de tussentijd geen nieuwe strafbare feiten heeft begaan en de omstandigheid dat zij de zorg heeft over haar pasgeboren kind.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psycholoog en de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld en afpersing, een wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling en het medeplegen van witwassen en een diefstal. Zij heeft met een vriendin twee jongens uitgenodigd om mee te rijden in ‘hun’ taxi. Nadat één van de jongens ervandoor ging met de jas van verdachte, hielden verdachte en de medeverdachte de andere jongen vast in de taxi met het doel om enige vorm van schadeloosstelling af te dwingen. Ze gaven de taxichauffeur de opdracht om te rijden en tijdens het vervolg van de rit bedreigden en mishandelden ze de jongen. De huissleutel van de jongen werd afgepakt en hiermee werd hij vervolgens in zijn nek geprikt. De jongen werd gedwongen tot het betalen van € 60,00, waarna hij wist te ontkomen. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte naast pijn grote angst bij het slachtoffer veroorzaakt. Bovendien zijn ook vele anderen getuige van deze heftige en voor aangever vernederende gebeurtenis geweest, doordat de medeverdachte een deel van het voorval heeft gefilmd en op internet heeft geplaatst.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van diverse geldbedragen, door haar bankrekening ter beschikking te stellen voor een door een ander gepleegde oplichting en heeft zij tijdens een escortbezoek bij een oudere man apparatuur gestolen. Dit zijn nare feiten waarmee verdachte het vertrouwen van mensen heeft beschaamd en hen schade heeft toegebracht, enkel om zichzelf te verrijken.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
In het op 5 juli 2020 over verdachte opgemaakte psychologische rapport wordt beschreven dat sprake is van een persoonlijkheid met antisociale trekken. De psycholoog kan geen antwoord geven op de vraag of sprake is van doorwerking in de strafbare feiten, aangezien verdachte niet over de feiten heeft willen spreken. In het rapport komt naar voren dat sprake is van een belaste voorgeschiedenis en dat verdachte, mede gelet op tekorten op schoolse vaardigheden, ondersteuning nodig heeft op praktisch gebied. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen, zodat het contact met de huidige toezichthouder kan worden voortgezet. Verdere bijzondere voorwaarden worden niet geadviseerd. De reclassering adviseert om dezelfde reden eveneens toepassing van het jeugdstrafrecht. Naast oplegging van een meldplicht wordt de oplegging van een taakstraf als mogelijkheid gezien.
De rechtbank gaat niet mee in het advies van de psycholoog en de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen. Evenals de officier van justitie ziet de rechtbank noch in de persoonlijkheid van verdachte, noch in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, grond om over te gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht. De omstandigheid dat verdachte in het kader van het volwassenenstrafrecht niet meer door de huidige toezichthouder zal kunnen worden begeleid, acht de rechtbank niet redengevend om tot de toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. Temeer niet nu de rechtbank niet zal overgaan tot de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met een meldplicht. De rechtbank zal bij bepaling van de hoogte van de op te leggen straf wel nadrukkelijk rekening houden met de jonge leeftijd van verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een straf in de modaliteit zoals door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat sprake is van ernstige feiten die de oplegging van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen. Gelet op de omstandigheid dat inmiddels geruime tijd is verstreken en verdachte zich aan de haar gestelde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest van 59 dagen. Daarnaast acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf van 150 uren geïndiceerd. Nu de rechtbank komt tot een vrijspraak voor één van de feiten, is deze van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 1] heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 in de zaak met parketnummer
18.102795.20 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 160,00 ter vergoeding van materiële schade en € 100,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering hoofdelijk kan worden toegewezen met uitzondering van de gevorderde vergoeding voor het repareren van schade aan de mobiele telefoon van € 100,00, nu deze schade niet is onderbouwd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er geen grond is voor toewijzing van de schade die ziet op de afpersing, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor feit 1. De benadeelde partij dient ook nietontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van het gedeelte van de vordering dat ziet op schade aan de telefoon. Niet is gebleken dat dit rechtstreekse schade betreft, nu daarover in de aangifte niet wordt gesproken. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd op het punt van de reparatiekosten van de mobiele telefoon. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de overige gestelde schade tot een bedrag van € 160,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 maart 2020.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander, te weten
[medeverdachte] , heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien de medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 47, 55, 57, 63, 282, 300, 310, 312, 317 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in feit 4 primair en subsidiair in de zaak met parketnummer 18.102795.20 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de feiten 1, 2, 3 en 5 primair in de zaak met parketnummer 18.102795.20 en het feit in de zaak met parketnummer 18.311298.20 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 59 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Ten aanzien van 18.102795.20, feiten 1, 2 en 3:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[benadeelde partij 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 maart 2020 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Verklaart de vordering van
[benadeelde partij 1]voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van
[benadeelde partij 1]aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 160,00(zegge: honderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 maart 2020 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 60,00 aan materiële schade en € 100,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van
3dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. T.M.L. Veen en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2022.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De genoemde processen-verbaal zijn naar wettelijk voorschrift opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 2020080317, gesloten op 13 januari 2021.
De verklaringen van [benadeelde partij 1] d.d. 31 maart 2020, p. 78 e.v. en 2 april 2020, p. 81 e.v.
De verklaring van verdachte d.d. 1 juli 2020, p. 224 e.v.
De verklaring van verdachte d.d. 1 juli 2020, p. 244 e.v.
De verklaring van [benadeelde partij 1] d.d. 31 maart 2020, p.78 e.v.
De verklaring van [benadeelde partij 1] d.d. 2 april 2020, p. 81 e.v.
De verklaring van verdachte d.d. 1 juli 2020, p. 244 e.v.
De verklaring van [benadeelde partij 1] d.d. 31 maart 2020, p.78 e.v.
De verklaring van [benadeelde partij 1] d.d. 2 april 2020, p. 81 e.v.
De verklaring van [getuige 2] , d.d. 5 mei 2020, p. 284 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 april 2020, p. 84 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2020, p. 230 e.v.
De genoemde processen-verbaal zijn naar wettelijk voorschrift opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 2020080317, gesloten op 13 januari 2021.
De verklaring van [benadeelde partij 2] d.d. 20 januari 2020, p. 370 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 mei 2020, p. 377 e.v.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2022.
De genoemde processen-verbaal zijn naar wettelijk voorschrift opgemaakt; de genoemde pagina's bevinden zich in het doorgenummerde proces-verbaal met dossiernummer 2019220889, gesloten op 6 juli 2020.
De verklaring van [benadeelde partij 3] d.d. 20 januari 2020, p. 582 e.v.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 april 2020, p. 586.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2020, p. 587 en een proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2020, p. 588.
De verklaring van [getuige 1] d.d. 17 april 2020, p. 116 e.v.