Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 5 februari 2021;
- de conclusie van antwoord van 28 april 2021;
- de conclusie van repliek van 21 juli 2021;
- de conclusie van dupliek van 29 september 2021.
2.De feiten
.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (hierna: eiser) en een gedaagde. De eiser, die als holding fungeert en verschillende bouw- en projectontwikkelingsbedrijven beheert, heeft een vordering gekocht van de failliete vennootschap Portofino, waarvan de gedaagde de enig aandeelhouder en bestuurder was. De eiser vorderde betaling van een bedrag van € 74.684,-, vermeerderd met buitengerechtelijke en proceskosten, van de gedaagde, die de vordering betwistte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de vordering heeft erkend en dat de eiser recht heeft op de vordering die zij van de curator heeft verkregen. De rechtbank heeft de verweren van de gedaagde, waaronder het betwisten van het bestaan van de vordering en het stellen van misbruik van procesrecht, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stellingen en dat de eiser een rechtens te respecteren belang heeft bij haar vordering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de eiser toegewezen en de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van de cessie van de vordering en de verplichtingen van de gedaagde als bestuurder van de failliete vennootschap.