ECLI:NL:RBNNE:2022:869

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
18/233187-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en belediging van een ambtenaar

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 22 maart 2022 een man veroordeeld voor diefstal met geweld. De verdachte heeft samen met een mededader een lachgaskoerier onder bedreiging van een vuurwapen beroofd van twee iPhones, 250 euro en een fles lachgas. Daarnaast is hij veroordeeld voor belediging van een ambtenaar in functie en wederspannigheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 augustus 2021, te Leeuwarden, samen met een ander, de genoemde goederen heeft weggenomen met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens onvoldoende bewijs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, maar de rechtbank heeft een lagere straf opgelegd van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade. De verdachte is eerder veroordeeld en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gelast.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/233187-21 ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/145866-21 en 18/338280-21 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/246026-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
(parketnummer 18/233187-21) hij op of omstreeks 30 augustus 2021, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee telefoons, een geldbedrag van 250 euro en/of een tank lachgas in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 3] vast te pakken en/of een arm om diens nek te doen en/of te schoppen en/of een wapen te tonen en/of daarbij woorden te uiten als: "Geld. Geld. Waar is je geld? Geld ! Geld ! Ik ga je schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(parketnummer 18/338280-21) hij op of omstreeks 27 augustus 2021, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een personenauto (Opel Corsa), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 4] en/of een persoon genaamd [benadeelde partij 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen op die [benadeelde partij 4] te richten en/of dat vuurwapen te tonen en/of daarbij te zeggen "Geef mij alles wat je hebt of ik schiet je dood" en/of "Maak je zakken leeg", althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of die [benadeelde partij 4] een klap op diens hoofd te geven (met dat vuurwapen) en/of een mes te tonen en/of dit mes op de keel te zetten van die [benadeelde partij 6] en/of daarbij te zeggen "Wegwezen", om vervolgens nadat die [benadeelde partij 4] en/of die [benadeelde partij 6] was/waren weggerend, in die auto plaats te nemen en daarmee weg te rijden; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij op of omstreeks 27 augustus 2021, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een persoon, genaamd [benadeelde partij 4] , heeft mishandeld door hem een klap op diens hoofd te geven (met een vuurwapen)
en/of hij op of omstreeks 27 augustus 2021, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een persoon, genaamd [benadeelde partij 4] en/of een persoon, genaamd
[benadeelde partij 6] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [benadeelde partij 4] een vuurwapen te tonen en/of een vuurwapen op hem te richten en/of die [benadeelde partij 4] de woorden toe te voegen: "Geef mij alles wat je hebt of ik schiet je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of door die [benadeelde partij 6] een mes te tonen en/of een mes op de keel te zetten en daarbij te zeggen: "Wegwezen", althans woorden van soortgelijke aard of strekking.
(parketnummer 18/145866-21)
1.
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Leeuwarden, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeerde, op de openbare weg, Station Leeuwarden, althans op een openbare weg, in elk geval in het openbaar de orde heeft verstoord, door meermalen met luide stem te schreeuwen en/of te schelden;
2.
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Leeuwarden opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 7] , buitengewoon opsporingsambtenaar van de Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar (meermalen) de woorden toe te voegen: kankerhoer en/of kuthoer, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 27 mei 2021 te Leeuwarden, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [benadeelde partij 8] , hoofdagent bij de Eenheid Noord Nederland, en/of [benadeelde partij 9], hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door zich (met kracht) te bewegen in een richting tegengesteld aan de richting waarin voorgenoemde ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en/of meermalen (met kracht) zijn lichaam aan te spannen om zichzelf te proberen los te wrikken en/of te maken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de in de zaak met parketnummer 18/23318721, de in de zaak met parketnummer 18/338280-21 onder primair en de in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken, nu ten aanzien van dit feit niet is vastgesteld dat verdachte in staat van dronkenschap verkeerde. Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten kan een bewezenverklaring volgen.
Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat verdachte van het in de zaak met parketnummer
18/338280-21 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu daarvoor te weinig bewijs
voorhanden is. De raadsman heeft daartoe het navolgende aangevoerd.
Bij de stukken bevindt zich een aangifte van [benadeelde partij 6] . Hij uit een vermoeden wie hem op 27 augustus 2021 heeft overvallen, mede naar aanleiding van een ontmoeting met [benadeelde partij 2] die aangifte heeft gedaan van beroving van een van zijn medewerkers.
[benadeelde partij 2] spreekt over foto’s, maar [benadeelde partij 6] zegt geen foto’s gezien te hebben. De verklaring van [benadeelde partij 6] is niet betrouwbaar. Er zit te veel discrepantie tussen de verklaring van aangever [benadeelde partij 6] en de getuige [benadeelde partij 2] .
[naam] wilde geen verklaring afleggen. Wat hij heeft gezegd is door verbalisanten weergegeven in een proces-verbaal van bevindingen. Weliswaar spreekt hij over de naam [verdachte] of [verdachte] , maar dat hoeft geen aanduiding van verdachte te zijn. Er is in Leeuwarden ook een [bedrijf] genaamd [verdachte] .
Volgens de officier van justitie speelt het aangetroffen groene mes een cruciale rol. Op dit mes, wat een gangbaar mes is, is geen DNA van verdachte aangetroffen. Bij de overval in de lachgaszaak is ook geen mes gebruikt. Ook is er in de Opel Corsa geen DNA van verdachte aangetroffen. Al met al is er onvoldoende bewijs dat verdachte degene is geweest die de overval op [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 4] heeft gepleegd.
De raadsman heeft ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/233187-21 meegedeeld dat een bewezenverklaring kan volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat verdachte in staat van dronkenschap verkeerde.
De rechtbank acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewijsbaar.
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 18/338280-21 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu daarvoor onvoldoende bewijs voorhanden is. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die al dan niet in vereniging, [benadeelde partij 4] op 27 augustus 2021 door (bedreiging met) geweld van zijn auto heeft beroofd. Direct bewijs ontbreekt. Weliswaar komen de signalementen overeen met verdachte en de medeverdachte [medeverdachte], maar een directe herkenning is er niet. Door [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 4] wordt gesproken over gebruikmaking van een vuurwapen. Op 30 augustus 2021 overvallen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een lachgaskoerier waarbij ook een vuurwapen wordt gebruikt en op welk wapen het DNA van medeverdachte [medeverdachte] wordt aangetroffen. Dit wapen wordt op 30 augustus 2021 aangetroffen bij een doorzoeking in een pand aan de [straatnaam]. Op 30 augustus 2021 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in dit pand geweest in verband met de verjaardag van een bekende. Echter, niet kan worden vastgesteld dat dit het wapen is geweest dat gebruikt is bij de beroving van de auto op 27 augustus 2021. Voorts heeft [benadeelde partij 6] verklaard over een mes waarvan zowel het handvat als het lemmet groen waren. Een dergelijk mes is, daags na de beroving van de lachgaskoeriee,op 31 augustus 2021 aangetroffen in hetzelfde pand aan de [straatnaam]. [benadeelde partij 6] heeft het aangetroffen mes ook herkend als een soortgelijk mes waarmee hij bedreigd is. Niet is vast komen te staan dat het aangetroffen mes bij de straatroof op 27 augustus 2021 is gebruikt. Ook indien dit mes wel bij de straatroof op 27 augustus 2021 zou zijn gebruikt, staat daarmee de betrokkenheid van verdachten nog niet vast. Op dit mes zijn geen DNA sporen van verdachte of de medeverdachte aangetroffen.
Onder bedreiging zijn de daders in de bij [benadeelde partij 4] in gebruik zijnde Opel Corsa weggereden. Ook in de naderhand teruggevonden auto zijn geen DNA sporen van verdachte of medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende acht de rechtbank dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden die een eventuele bewezenverklaring zouden kunnen dragen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
De rechtbank komt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/233187-21 tot een bewezenverklaring, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte van [benadeelde partij 3] .
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 mei 2021, opgenomenop pagina 1, 2 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PLO100-2021138096 d.d. 8 juni 2021, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 7] ;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 28 mei 2022,opgenomen op pagina 4 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] .
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/233187-21 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2021,opgenomen op pagina 18 - 22 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021236821 d.d. 5 november 2021, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 3].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/233187-21 en het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
(parketnummer 18/233187-21)
hij op 30 augustus 2021, te Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, twee telefoons, een geldbedrag van 250 euro en een tank lachgas, die geheel aan [benadeelde partij 1] of
[benadeelde partij 2] of [benadeelde partij 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, genaamd [benadeelde partij 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 3] vast te pakken en een arm om diens nek te doen en te schoppen en een wapen te tonen en daarbij woorden te uiten als : "Geld. Geld. Waar is je geld? Geld ! Geld ! Ik ga je schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
(parketnummer 18/145866-21) 2. hij op 27 mei 2021 te Leeuwarden opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij 7] , buitengewoon opsporingsambtenaar van de Nederlandse Spoorwegen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen de woorden toe te voegen: kankerhoer en kuthoer, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op 27 mei 2021 te Leeuwarden, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtenaren, [benadeelde partij 8] , hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland, en [benadeelde partij 9], hoofdagent bij de Eenheid Noord-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van de verdachte door zich met kracht te bewegen in een richting tegengesteld aan de richting waarin voorgenoemde ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en meermalen met kracht zijn lichaam aan te spannen om zichzelf te proberen los te wrikken en/of te maken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: in de zaak met parketnummer 18/233187-21:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. in de zaak met parketnummer 18/145866-21:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende ofter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Wederspannigheid.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de in de zaak met parketnummer 18/233187-21, de in de zaak met parketnummer 18/338280-21 onder primair en de in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn voorgesteld.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 1 ten laste gelegde overtreding meegedeeld dat kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van 18 maanden gevangenisstraf waarvan 11 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met oplegging van de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden. Dan kan verdachte op 23 maart 2022 opgenomen worden ter behandeling.
De raadsman heeft zich verzet tegen een aan de reclassering over te laten beslissing omtrent een eventuele kortdurende klinische opname van verdachte, indien verdachte tijdens zijn ambulante behandeling een terugval heeft. Deze beslissing is voorbehouden aan de rechter.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting de voorlichtingsrapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van een diefstal met geweld. Door verdachte en zijn medeverdachte is een bezorger van lachgas beroofd van zijn telefoons, geld en een fles lachgas.
Verdachtes medeverdachte had daarvoor een afspraak gemaakt met de bezorger. Op de afgesproken plaats werd hij aangesproken door verdachte en zijn medeverdachte. Onder bedreiging van een vuurwapen en door aangever te mishandelen zijn de goederen afhandig gemaakt. De diefstal met geweld en bedreiging hebben een diepe indruk gemaakt op aangever. Aangever kreeg het idee dat hij neergeschoten zou worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zulke feiten nog lang last hiervan hebben en dat hun gevoel van veiligheid in hun werk maar ook daarbuiten is aangetast. De rechtbank neemt het verdachte dan ook zeer kwalijk dat hij aan dit strafbare feit heeft bijgedragen.
Daarnaast heeft verdachte een ambtenaar in functie beledigd en zich verzet bij zijn aanhouding.
De rechtbank is van oordeel dat voor een diefstal met geweld zoals die door verdachte is begaan een zodanig ernstig strafbaar feit is, dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur uitgangspunt zal moeten zijn.
De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking de belediging en de wederspannigheid.
Door de reclassering is geadviseerd om verdachte te laten verblijven bij [instelling] of een soortgelijke instelling. Zijn verblijf zou kunnen starten op 23 maart 2022. De reclassering merkt daarbij op dat ook een andere datum na ingang van de proeftijd tot de mogelijkheden zou behoren.
Aangezien verdachte wordt vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 1 en het in de zaak met parketnummer 18/338280-21 ten laste gelegde, komt de rechtbank tot een lagere deels voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is echter niet zodanig, dat verdachte al op 23 maart a.s. kan starten bij [instelling].
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden koppelen, met dien verstande dat zij de kortdurende klinische opname van maximaal 7 weken niet zal overnemen. Aangezien de rechtbank van oordeel is dat een vrijheidsbeneming aan de rechter is voorbehouden en verdachte ter zitting uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij bij een eventuele terugval niet vrijwillig aan een kortdurende opname wil meewerken, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarde dat de reclassering bij een terugval een indicatiestelling aan kan vragen voor een kortdurende klinische opname en dat verdachte in geval van een indicatie voor deze opname zich laat opnemen, achterwege laten.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een vermogensdelict.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 7]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 125,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft tevens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet verzet tegen toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 2 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 mei 2021.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 27 januari 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 44 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd is ingegaan op 11 februari 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 8 juni 2021 respectievelijk 16 november 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 180, 266, 267 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/338280-21 onder primair en subsidiair en het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 1 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/233187-21 en het in de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 2, 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclasseringvan Verslavingszorg Noord Nederland in de regio waar hij op dat moment verblijft.
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen door [instelling] of Verslavingszorg Noord Nederlandof een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling start zodra de proeftijd ingaat.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
3. dat de veroordeelde na ingang van de proeftijd, na overleg tussen [instelling] en de reclasseringomtrent de ingangsdatum, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol endrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- ademof urineonderzoek.
5. dat de veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het aflossen van zijn schulden en hettreffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulp-verlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Veroordeelde werkt mee aan het traject bij de bewindvoerder en komt gemaakte afspraken na.
Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
6. dat de veroordeelde niet deelneemt aan kansspelen en zich inschrijft in het Uitsluitings-registerKansspelen.
7. dat de veroordeelde een zinvolle dagbesteding heeft en de afspraken die hij over de dagbestedingmaakt nakomt. Deze afspraken maakt hij zowel met de reclassering als de organisaties en personen die bij zijn situatie betrokken zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 18/145866-21 onder 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om aan [benadeelde partij 7] te betalen:
  • het bedrag van € 125,-- (zegge: honderdvijfentwintig euro);
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [benadeelde partij 7] aan de Staat te betalen een bedrag van € 125,-- (zegge: honderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 125,-- aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van twee dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.246026-19:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 27 januari 2020, te weten:

een gevangenisstraf voor de duur van vierenveertig dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. A. de Jong, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2022.