ECLI:NL:RBNNE:2022:829

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
18/177813-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd en tenuitvoerlegging voorwaardelijke jeugddetentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 maart 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke jeugddetentie van 180 dagen voor de veroordeelde, een zestienjarige jongen. De veroordeelde had een voorwaardelijke straf opgelegd gekregen bij een onherroepelijk vonnis van 24 december 2020, met een proeftijd van twee jaar die op 8 januari 2021 inging. De officier van justitie vorderde de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie omdat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden niet had nageleefd en zich onttrok aan de hulpverlening. Tijdens de zitting op 1 maart 2022 werd duidelijk dat de veroordeelde niet meewerkte en onvoldoende in contact was met de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de adviezen van de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, die beiden aangaven dat de veroordeelde nog een kans moest krijgen om het traject met de jeugdreclassering voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de veroordeelde de voorwaarden had overtreden, het in zijn belang was om de proeftijd te verlengen in plaats van de jeugddetentie ten uitvoer te leggen. De rechtbank benadrukte dat de veroordeelde veel structuur en begeleiding nodig heeft en dat het belangrijk is dat hij meewerkt aan het toezicht van de jeugdreclassering. De proeftijd werd met één jaar verlengd.

Uitspraak

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/177813-20
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 15 maart 2022 op een vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats], niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats. hierna te noemen: de veroordeelde.

Procesverloop

Bij onherroepelijk vonnis van 24 december 2020 van de meervoudige kamer van de rechtbank Noord-
Nederland te Groningen, is aan de veroordeelde - onder meer - een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd van 180 dagen, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld. De proeftijd is ingegaan op 8 januari 2021.
De officier van justitie heeft bij vordering, ingekomen op de strafgriffie d.d. 10 februari 2022, de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 1 maart 2022. Ter zitting is veroordeelde verschenen, alsmede zijn raadsman mr. J. van Dijk, advocaat te Winschoten. Tevens zijn ter zitting
verschenenI. van der Werf namens Jeugdbescherming Noord, [naam 1] als zijnde gezinsvoogd en [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Motivering

De adviezen van de deskundigen
De veroordeelde heeft, blijkens het schrijven van Jeugdbescherming Noord (hierna: de jeugdreclassering), gedateerd 3 januari 2022, de bij voornoemd vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden niet nageleefd.
Uit de rapportage komt naar voren dat [veroordeelde] niet meewerkt, zich onttrekt aan hulpverlening en onvoldoende in contact is met de jeugdreclassering. Hij kon niet langer verblijven bij [instelling] na een verdenking van het plegen van een strafbaar feit, welk feit hij overigens ontkent. Hij houdt zich vervolgens niet aan de afspraak om tegen de jeugdreclassering of zijn ouders open te zijn over waar hij verblijft en waar hij werkt. Er wordt vanuit het kader van de ondertoezichtstelling gezocht naar een passende woonplek voor [veroordeelde], maar enige motivatie voor ondersteuning en begeleiding moet er zijn voordat een woonvoorziening hem kan opnemen. [veroordeelde] wil het liefst een plek voor zichzelf, maar gezien zijn jonge leeftijd is dat niet te realiseren. Tot nu toe is scholing niet van de grond gekomen, omdat het opstarten lang op zich heeft laten wachten. De motivatie van
[veroordeelde] is hierdoor minimaal geworden en heeft het wantrouwen in de hulpverlening versterkt. Gezien het feit dat [veroordeelde] niet meewerkt en zich onttrekt aan de hulpverlening en onvoldoende in contact is, is besloten de maatregel terug te leggen. Na bespreking in het Veiligheidshuis is niettemin besloten - door de zorgen die er zijn rondom Hussam en het netwerk waarin hij zich begeeft - een PGA aanpak te starten om meer zicht op hem te krijgen. Vanuit de OTS zal er begeleiding en ondersteuning blijven en zal er gezocht blijven worden naar een passende woonvorm
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft op 21 februari 2022 haar advies uitgebracht. Hieruit volgt onder meer dat bij [veroordeelde] sprake is van een norm overschrijdende gedragsstoornis en forse hechtingsproblematiek. Sinds oktober 2021 verblijft [veroordeelde] niet meer bij [instelling]. Op zich kwam hij de afspraken met de jeugdreclassering wel na, maar zicht was er niet op hem. Hij wilde niet zeggen waar hij verbleef en wat zijn activiteiten waren. Zowel de jeugdreclassering als de gezinsvoogd geven aan dat scholing en een woonplek lang op zich laten wachten. Dit heeft te maken met de specifieke problematiek van [veroordeelde], waardoor regulier onderwijs nu niet mogelijk is en een passende, zelfstandige woonplek nog niet is gevonden. [veroordeelde] wil nog geen behandeling. In samenspraak met de jeugdreclassering kan bekeken worden wanneer hij daaraan toe is. De jeugdreclassering wil het traject met [veroordeelde] voortzetten. De Raad adviseert [veroordeelde] nog een kans te geven om het traject met de jeugdreclassering te vervolgen en de proeftijd te verlengen met de daarbij gestelde voorwaarden. De ‘stok achter de deur’ van 180 dagen jeugddetentie helpt hem daarbij.
Ter zitting hebben de deskundigen de voornoemde adviezen bevestigd en nader toegelicht. I. van der Werf heeft aangegeven dat ze [veroordeelde] nog een kans wil geven, maar dan moet hij open zijn over waar hij verblijft en laten zien dat hij wil samenwerken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van 180 dagen jeugddetentie. De situatie zoals die nu is, waarin niemand weet wat [veroordeelde] doet en waar hij
is, mag niet bestaan. Het beeld dat oprijst uit de stukken en de toelichting ter zitting is dat [veroordeelde] veel ruimte krijgt en onvoldoende wordt gemonitord door de instanties die dat wel zouden moeten doen. [veroordeelde] heeft de voorwaarden overtreden, ook omdat hij – zoals hij ter zitting heeft verklaard – zwart werkt. Hij moet daarom alsnog de jeugddetentie ondergaan.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangegeven dat de huidige situatie is ontstaan vanaf het moment dat [veroordeelde] moest vertrekken bij [instelling], terwijl onduidelijk is waarom dat is besloten. Over nader onderzoek of een eventuele strafzaak is niets bekend. [veroordeelde] had geen verblijfplaats meer. Hij wil naar school en hij wil een nieuwe woonplek, maar dat wordt niet geregeld. School heeft hem laten weten dat hij eerst een woonplek nodig heeft. Op een groep wonen is niet passend voor hem, maar een zelfstandige woonplek is lastig te realiseren. Op afspraken met de jeugdreclassering verschijnt hij wel. [veroordeelde] zit in een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden. Hij is ertoe bereid om de voorwaarden na te komen, maar dan moet hij daarvoor een kans krijgen. Van een jeugddetentie wordt hij niet beter.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. [veroordeelde] is een zestienjarige jongen bij wie het vertrouwen in de hulpverlening en ook de motivatie laag is. Hij is uit het zicht geraakt en wil geen duidelijkheid geven over zijn verblijfplaats of over waar hij werkt. Dat er gedurende lange tijd geen zicht is op [veroordeelde] heeft de rechtbank verbaasd. Zowel de Raad, de jeugdreclassering als de gezinsvoogd hebben aangegeven dat ze [veroordeelde] nog een kans willen geven, maar de rechtbank meent dat het toezicht op een andere wijze moet worden ingevuld, ook vanwege de eigen veiligheid van [veroordeelde]. [veroordeelde] moet strakker worden gemonitord en hij zal zich moeten committeren aan de gestelde bijzondere voorwaarden.
Hoewel [veroordeelde] deze voorwaarden heeft overtreden, zal de rechtbank het advies van de Raad om niet de tenuitvoerlegging te gelasten volgen, omdat [veroordeelde] op zijn jonge leeftijd niet beter wordt van een jeugddetentie van 180 dagen en voortzetting van het reclasseringstoezicht uit oogpunt van recidivepreventie nog de voorkeur verdient. De rechtbank wil hem een laatste kans geven. Er moet ingezet worden op het vinden van een goede woonplek met begeleiding. Een zelfstandige woonplek acht de rechtbank, gelet op [veroordeelde] jonge leeftijd en zijn problematiek, niet geschikt. Gebleken is dat [veroordeelde] veel structuur, toezicht en bescherming nodig heeft. Ook wil de rechtbank dat met de verplichte behandeling, zoals die als bijzondere voorwaarde is opgenomen, op korte termijn wordt gestart. De psychische problemen waarmee [veroordeelde] kampt, verhogen het recidiverisico.
Het is in het belang van [veroordeelde] dat de gestelde voorwaarden en de afspraken met de jeugdreclassering die daaruit voortvloeien duidelijk zijn en dat er geen ruimte is voor zijn eigen invulling. Hij moet meewerken aan het toezicht van de jeugdreclassering. Dat houdt in dat hij antwoord geeft op alle vragen die worden gesteld over zijn dagelijks leven, over zijn verblijfadressen, over zijn werkzaamheden en over zijn financiën. Zijn eigen beweegredenen om hierop geen antwoord te willen geven, zijn niet relevant.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat, gelet op de aard en de strekking van de in het vonnis vermelde bijzondere voorwaarden alsmede de persoonlijke omstandigheden zoals geschetst, op dit moment een laatste kans om de begeleiding van [veroordeelde] door de jeugdreclassering goed te kunnen voortzetten van groter belang moet worden geacht dan tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde sanctie. De rechtbank zal derhalve de proeftijd verlengen.

Beslissing

De rechtbank verlengt de proeftijd met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. O.J. Bosker, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J. Edgar en mr. H.
Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2022.