ECLI:NL:RBNNE:2022:810

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
18-108396-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot afpersing, bedreiging en mishandeling met meerdere feiten

Op 22 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing, bedreiging en mishandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 3 april 2021, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer [slachtoffer 1] onder druk zette om geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer bedreigden en mishandelden, wat leidde tot een veroordeling voor poging tot afpersing. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 529 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer, die een verstandelijke beperking heeft, en de impact van de feiten op zijn leven. De verdachte werd ook veroordeeld voor bedreigingen aan het adres van andere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van een langdurige gevangenisstraf, mede gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot ook dat de verdachte een schadevergoeding moest betalen aan het slachtoffer [slachtoffer 1] voor de geleden schade.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-108396-21 ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18-062579-21; 18-158029-21; 18-158104-21; 18-177906-21

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] , nu gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. van Elst, advocaat te Utrecht.
Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21
1.
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Stadskanaal en/of Ter Apel en/of Klazienaveen en/of Coevorden en/of Emmen, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan die [slachtoffer 1] ,
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd dat hij geld moest pinnen en/of (daarbij) die [slachtoffer1] bij de kleding en/of de borst heeft gepakt en/of
  • met de auto naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en/of die [slachtoffer 1] door het openstaanderaam heeft beetgepakt en/of (daarbij) geschreeuwd dat die [slachtoffer 1] geld moest pinnen en/of
  • die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Ter Apel, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht te slaan;
2.
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid (giraal) geld (te weten ongeveer 2733,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten de pinpas en/of de random/pinpas reader en/of de telefoon van die [slachtoffer 1] , waarmee hij, verdachte en/of zijn mededader geld naar zijn bankrekening heeft overgeboekt;
3.
hij op of omstreeks 3 april 2021 te Stadskanaal , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld (te weten ongeveer 390.000,- euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten de pinpas en/of de random/pinpas reader en/of de telefoon van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte en/of (met) haar mededader een (aantal) betaalopdracht(en) gemaakt en/of klaargezet om te worden overgemaakt naar zijn bankrekening en/of de bankrekening van zijn mededader, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2021 tot en met 30 maart 2021, te Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 300,- euro) dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoort, via what's app tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij geld moest betalen, omdat er anders camerabeelden waarop die [slachtoffer 2] seks heeft met [medeverdachte] met daarbij het kenteken van zijn auto, op Facebook gezet gaan worden, althans teksten van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van parketnummer 18-062579-21
hij in of omstreeks de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Emmen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] via een derde, te weten [slachtoffer 4] , in diens tegenwoordigheid en/of in spraakberichten en/of in WhatsApp-berichten, de woorden toe te voegen en/of berichten te verzenden met de woorden:
  • ' Ik maak haar kapot, ik stuur [naam 1] ', en/of
  • ' Als iemand de politie belt, dan kan ik snel een mes uit de la pakken en dan snijd ik iedereen de keeldoor, ook die van de kinderen', en/of
  • ' Als iemand de politie belt, dan steek ik ze allemaal neer', en/of
  • ' Jullie willen een monster/slechte buurman zien? Hier komt de slechte buurman, echt waar, ik ga echtvastzitten, ik heb net een paar keer gedreigd en je weet: als ik iets zeg, kom ik mijn woorden na en nu ga ik mijn woorden nakomen', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Zwartemeer, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
  • ten overstaan van die [slachtoffer 5] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen en/of(daarbij)
  • voornoemde [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen: "Ik schiet je dan, ik schiet jou dood. Kommaar. Ik schiet jou", althans woorden van gelijke strekking en/of
  • de voordeur van de woning waar die [slachtoffer 5] verbleef trachten open te duwen, teneinde dewoning binnen te komen;
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2020 te Emmen, [slachtoffer 6] heeft mishandeld door voornoemde
[slachtoffer 6] (meermalen) in/tegen het gezicht te slaan;
ten aanzien van parketnummer 18-158104-21
1.
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Emmen, [slachtoffer 7] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware
mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen: "Kankermoslim, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Emmen, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 7] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 7] te spugen;
ten aanzien van parketnummer 18-177906-21
hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Emmen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met verkrachting door die [slachtoffer 4] via een spraakbericht dreigend de woorden toe te voegen: "Zeg mij waar je bent en ik neuk jou in je kank..., kankerhoer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2, 3 en 4 (met uitzondering van ‘medeplegen’) van parketnummer 18-108396-21, het feit van parketnummer 18-062579-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158104-21 en het feit van parketnummer 18-177906-21.
Met betrekking tot feiten 2 en 3 van parketnummer 18-108396-21 heeft de officier van justitie in het bijzonder het volgende aangevoerd. Het is onwaarschijnlijk dat aangever zelf het geldbedrag heeft overgemaakt en de opdrachten voor het overmaken van geldbedragen heeft klaargezet. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren in de woning aanwezig en aangever heeft verklaard dat beide verdachten geld van aangever wilden hebben. Beide verdachten zijn met zijn telefoon bezig geweest. Er is ook geprobeerd geld over te maken naar de rekeningen van beide verdachten. Wie daadwerkelijk de overboeking heeft verricht, is niet relevant.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 18-108396-21 en feit 1 van parketnummer 18-158029-21.
Hij heeft met betrekking tot feit 1 van parketnummer 18-108396-21 het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van wederrechtelijke bevoordeling, nu verdachte meende dat het geldbedrag van € 150,00 aan medeverdachte [medeverdachte] toekwam na het verlenen van seksuele diensten aan aangever. Het was voor verdachte niet duidelijk dat aangever een beperking heeft. De mishandeling van aangever wordt met klem ontkend.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 van parketnummer 18-158029-21 aangevoerd dat er wel wettig bewijs is, maar dat dit niet overtuigend is. De verbalisant die verdachte zou hebben herkend, heeft hem slechts een keer gesproken. Daarnaast zijn de beelden niet scherp.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4 van parketnummer 18-108396-21, het feit van parketnummer 18-062579-21, feit 2 van parketnummer 18158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158104-21 en het feit van parketnummer 18-17790621.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 3 april 2021 met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] naar verschillende geldautomaten in Nederland en Duitsland gereden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2021,opgenomen op pagina 35 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021085692 van 2 juli 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 8 april 2021 werd [slachtoffer 1] als getuige gehoord. Dit proces-verbaal bevat de letterlijke weergave van de opname.
Ik heb seks gehad in mijn woning in Stadskanaal met een vrouw. Dat kostte uiteindelijk 150 of 160 euro. Het lukte niet om in mijn woning te betalen. Ik zei: "Nou, dan moet ik even naar de bank." Dat was allemaal na die tijd. Toen zijn ze met mij naar de bank gegaan. Eerst bij de Rabobank in Stadskanaal. Daar heb ik geprobeerd te pinnen. Daarna heb ik het geprobeerd in Musselkanaal, Ter Apel en Duitsland. Ze werden op gegeven moment heel opdringerig, heel erg bedreigend. De man reed op gegeven moment achter mij aan en zei: "Je moet nou pinnen! Pinnen!" en dat soort dingen. Het lukte niet. Hij heeft me op gegeven moment ook nog geslagen.
O: De getuige tuit zijn lippen en wijst naar zijn mond terwijl hij bovenstaande zegt.
O: De getuige wijst vervolgens naar zijn jukbeen.
Ik ben in mijn auto gegaan en de vrouw is bij mij ingestapt. De jongen reed achter mij aan.
Toen ik wilde pinnen stond de vrouw ongeveer een halve meter achter mij en de jongen ongeveer 2
meter achter mij. Het pinnen lukte niet. Daarna zijn we naar de ABN AMRO gegaan, ook in Stadskanaal. Het lukte niet helemaal.
Omdat het niet lukte, werden ze opdringerig. Ik zei dat er in een dorp verderop nog wel een bank was. De jongen werd op een gegeven moment heel bedreigend. Hij ging heel agressief naast mij rijden, hij deed het raam open en zei: "Jij moet nou pinnen!" Dat was niet prettig.
O: De getuige pakt met zijn rechtervuist zijn shirt vast ter hoogte van zijn borst terwijl hij bovenstaande zegt.
Dat deed de jongen bij mij op het moment dat hij uit de auto stapt en op het moment dat ik uit wil stappen. Dat was in Musselkanaal. Daarna zijn we naar Ter Apel gegaan.
De jongen is met me meegelopen naar de pinautomaat, op een agressieve manier. Hij zei: "Hier gaan we pinnen" en hij stond achter mij. Dat vond ik indrukwekkend. Het pinnen lukte hier ook niet. Daarna zijn we naar Duitsland gereden. Het pinnen lukte daar ook niet. Toen is hij ook naast mij gaan rijden en de hele tijd dreigen. Hij zegt: "Ik wil nooit meer wat met jou te maken hebben!". Heel dreigend. Hij zegt: "Je gaat nou pinnen." Hij stond buiten de auto. Ik had mijn raam open en hij pakte me beet. Dat was net over de grens en ik vermoed na het pinnen.
O: De getuige pakt met zijn rechtervuist zijn shirt vast ter hoogte van zijn borst en steekt zijn linker vuist omhoog.
Hij heeft me hier gewoon geslagen.
O: De getuige wijst met zijn linkerhand naar zijn mond terwijl hij bovenstaande zegt.
Hij gaf me 1 dreun. Dat voelde heel bedreigend.
3. Een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 5 april 2021, opgenomen op pagina 19 e.v.van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4], namens [slachtoffer 1] :
Op 3 april 2021 ben met ik met mijn zoon [slachtoffer 1] in gesprek gegaan en ik kreeg het volgende van hem te horen.
[slachtoffer 1] vertelde mij dat hij samen met een dame de auto in stapte om geld te gaan pinnen. Hij vertelde mij dat hij samen met een andere auto naar de Rabobank pinautomaat aan de
Hemendwarsweg in Stadskanaal reed. Hier probeerde hij vijftig euro te pinnen maar dit lukte niet. Doordat dit niet lukte, reden ze verder naar een andere pinautomaat. Ik hoorde hem zeggen dat hij naar Ter Apel, Klazienaveen, Coevorden, Emmen en Duitsland is geweest.
Hij werd vervolgens door de jongen, vanuit de auto, tweemaal met een vuist geslagen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 14 april 2021, opgenomen op pagina87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 april 2021 heb ik de telefoon met goednummer PL0100-2021085692-1375474 onderzocht.
Ik heb met toestemming van de eigenaar de Google tijdlijn van het account [slachtoffer 1] @gmail.com gedownload. Op het toestel de Google tijdlijn geopend en drie screenshots gemaakt van de locaties die Google vastlegt wanneer je er enige tijd verblijft of stilstaat. Ik zag de volgende locaties op 3 april 2021:
05:11 – 06:12 Vanaf locatie [adres] autorijden 51 km
06:12 – 06:18 Aanwezig bij Becker’s Markt Alt-Ruhlertwist 65 Twist, Duitsland
07:06 – 07:15 Aanwezig bij Primera Alerderbrink 4 Emmen
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 14 april 2021, opgenomen op pagina97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 9 april 2021 werden mij beelden geleverd door Geldmaat van een geldautomaat, gevestigd op de Alerderbrink 4 te Emmen.
07:06:26 uur. Een kleine zwarte auto verschijnt in beeld.
07:06:05 uur. Vanaf de bestuursderszijde stapt een persoon uit de auto. Hij loopt alleen naar de geldautomaat. Ik herken deze persoon als [slachtoffer 1] , naar aanleiding van vergelijking van zijn foto.
07:07:26 uur. [slachtoffer 1] brengt een pas in de geldautomaat, en verricht hierbij handelingen aan de geldautomaat, alsof er op knoppen gedrukt wordt. [slachtoffer 1] lijkt onrustig, hij beweegt namelijk onafgebroken heen en weer.
07:08:14 uur. [slachtoffer 1] haalt de pas uit de geldautomaat. Er wordt geen geld uitgenomen
07:08:18 uur. [slachtoffer 1] stopt voor een tweede maal een pas in de geldautomaat en verricht handelingen aan de geldautomaat. [slachtoffer 1] beweegt zich onrustig heen en weer.
07:09:10 uur. [slachtoffer 1] haalt zijn pas uit de geldautomaat, er wordt geen geld uitgenomen.
07:10:57 uur. De deur van passagierszijde wordt geopend, een vrouw, verder verdachte te noemen in dit proces-verbaal, stapt uit en loopt [slachtoffer 1] achterna.
07:11:30 uur. [slachtoffer 1] verricht handelingen aan de geldautomaat. De verdachte kijkt mee naar wat [slachtoffer 1] doet.
07:11:36 uur. De verdachte verricht handelingen op de geldautomaat, alsof knoppen gedrukt wordt.
07:11:55 uur. De verdachte haalt de pas uit de geldautomaat en geeft de pas aan [slachtoffer 1] . Er wordt geen geld uit de automaat genomen.
07:11:59 uur. Verdachte grijpt naar de pas die [slachtoffer 1] in zijn rechterhand heeft. [slachtoffer 1] haalt zijn rechterhand met daarin de pas naar rechts waardoor de verdachte de pas niet in handen krijgt.
07:12:01 uur. [slachtoffer 1] stopt een pas in de geldautomaat.
07:12:25 uur. De verdachte verricht handelingen aan de geldautomaat.
07:12:41 uur. De verdachte draait zich om en loopt weg. [slachtoffer 1] haalt de pas uit de automaat, er wordt geen geld uit de geldautomaat genomen.
07:12:58 uur. De verdachte stapt als bijrijder in de auto waarmee zij gekomen is.
07:13:07 uur. [slachtoffer 1] stapt als bestuurder in de auto waarmee hij gekomen is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 april 2021, opgenomen op pagina106 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 april 2021 zag ik een verzoek om herkenning van een vrouw. Bij deze mail was een filmopname toegevoegd. Op de opname zijn een man en een vrouw te zien bij een pinautomaat. Ik herken deze vrouw als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte] . Ik heb [medeverdachte] op 1 april 2021 nog aangehouden ter zake heling.
7. Een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 3 april 2021, inclusief bijlagen, opgenomenop pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 3 april 2021 gingen wij naar een locatie voor begeleid wonen voor mensen met een verstandelijke beperking. Wij spraken medewerkster van de ochtenddienst mevrouw [getuige 1] , het slachtoffer [slachtoffer 1] en zijn moeder. Mevrouw [getuige 1] vertelde ons dat zij zag dat [slachtoffer 1] wat verwondingen aan zijn gezicht had.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 april 2021,opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Ik was op 3 april 2021 in Stadskanaal bij [slachtoffer 1] . Ik ben er met [verdachte] naar toe gegaan. Nadat [slachtoffer 1] niet kon betalen was het zijn idee om te gaan pinnen. We zijn samen in de auto gaan zitten en [verdachte] is achter ons aangereden. Ik zat bij [slachtoffer 1] in de auto. Hij ging zelf naar een pinautomaat en ik wachtte in de auto. In Bargeres ben ik met hem meegelopen naar een pinautomaat.
V: Het slachtoffer zegt dat hij is geslagen door jou en door [verdachte] . Hij heeft hierdoor licht letsel opgelopen.
O: Verbalisanten tonen foto's D en D1.
A: [verdachte] was boos en die schudde hem heen en weer.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs het volgende.
Uit het dossier volgt dat op 3 april 2021 omstreeks 01:00 uur medeverdachte [medeverdachte] bij de woning van aangever [slachtoffer 1] is gekomen. Hoewel aangever dit heeft tegengesproken, heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat zij bij de woning kwam, omdat er een afspraak was gemaakt voor het afnemen van seksuele diensten. Uiteindelijk heeft aangever hiermee ingestemd en heeft hij seks gehad met medeverdachte [medeverdachte] . Nadat later is gebleken dat aangever het bedrag van € 150,00 niet kon voldoen, is ook verdachte in de woning gekomen, kennelijk ten behoeve van de overdracht van het geld. In de woning is vergeefs geprobeerd om het bedrag via een bankoverschrijving te voldoen. Omstreeks 05:13 uur zijn aangever, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in twee auto’s naar verschillende geldautomaten in Nederland en Duitsland gereden, waarna aangever verschillende keren heeft geprobeerd bedragen op te nemen.
Het dossier bevat ondersteuning voor de verklaring van aangever dat hij is geslagen. Uit de foto’s die zijn bijgevoegd op pagina 4 en 5 van het dossier blijkt dat aangever kort na het incident letsel aan zijn gezicht had. Medeverdachte [medeverdachte] heeft na confrontatie met die foto’s ook verklaard dat verdachte aangever ‘heen en weer schudde’. De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat het verdachte is geweest die aangever heeft geslagen. Daarnaast blijkt hieruit dat verdachte tegen aangever heeft geschreeuwd en dat hij hem heeft vastgepakt. Hiermee is een dreigende situatie gecreëerd waardoor aangever zich gedwongen heeft gevoeld om het geld af te geven. De rechtbank acht ook relevant dat verdachte een verstandelijke beperking heeft en dat verdachte en zijn medeverdachte (die op dat moment al uren bij elkaar waren) dit moeten hebben gemerkt. Verdachten hadden dit bijvoorbeeld moeten opmerken toen het aangever niet lukte om een bedrag van € 150,00 euro over te maken via zijn bankrekening en ook niet wist hoe een en ander met digitaal overboeken werkte en daarbij geholpen moest worden. Ook heeft het slachtoffer blijkens de verklaring van zijn moeder een IQ van 77 en een waterhoofd, hetgeen duidelijk zichtbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet hebben beseft dat hij door de handelwijze van hem en zijn medeverdachte de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreed. Ondanks het feit dat medeverdachte [medeverdachte] wellicht recht had op het geldbedrag van € 150,00, dat laat de rechtbank in het midden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gelet op genoemde omstandigheden het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] . Hoewel medeverdachte [medeverdachte] niet zelf de ten laste gelegde handelingen heeft uitgevoerd, kan naar het oordeel van de rechtbank wel van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking worden gesproken. De rechtbank stelt vast dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte] werd ingeschakeld toen medeverdachte [medeverdachte] het geldbedrag van aangever niet ontving. Medeverdachte [medeverdachte] was degene die (al dan niet rechtmatig) het geld van aangever zou ontvangen. Beide verdachten zijn met aangever naar de geldautomaten gereden, waarbij medeverdachte [medeverdachte] met aangever meereed en verdachte in een andere auto zat. Ook blijkt uit de camerabeelden dat medeverdachte [medeverdachte] zich met de handelingen bij de geldautomaat in Emmen heeft bemoeid en dat zij zeer dicht bij aangever stond.
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feiten 2 en 3
De rechtbank acht de feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank merkt op dat de ten laste gelegde feiten zouden hebben plaatsgevonden in de woning van aangever, na afloop van de seksuele handelingen en voordat aangever met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] langs verschillende geldautomaten is gereden. Nadat was gebleken dat aangever het bedrag van € 150,00 niet kon voldoen, is ook verdachte naar de woning van aangever gekomen. Hij heeft een random reader opgehaald ten behoeve van de betaling. Uit de bankgegevens is gebleken dat er is ingelogd in internetbankieren en dat meerdere malen is geprobeerd om vanaf de bankrekening van aangever bedragen van € 150,00 en hoger over te maken naar bankrekeningnummers ten name van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er is uiteindelijk een bedrag van € 2.733,00 overgemaakt naar een bankrekeningnummer ten name van verdachte.
Uit de verklaring van de moeder van aangever, tevens bewindvoerder van aangever, volgt dat aangever zelf niet in staat is om bankzaken te regelen, gelet op zijn beperking. Het kan dus niet anders dan dat verdachte en/of zijn medeverdachte een rol hebben gespeeld bij het klaarzetten van betaalopdrachten en het overmaken van het geldbedrag. Uit het dossier valt echter niet af te leiden wie deze handelingen heeft verricht. Uit de verklaringen van verdachten volgt dat zij elkaars bankrekeningnummer en/of bankpas gebruikten. De rechtbank acht het zeer wel mogelijk dat alleen medeverdachte [medeverdachte] de handelingen via internetbankieren heeft uitgevoerd. Nu niet kan worden vastgesteld of verdachte in die situatie wetenschap heeft gehad van het overmaken van grotere bedragen dan de afgesproken € 150,00, waarvan medeverdachte [medeverdachte] stelt dat zij daar recht op had, kan het opzet van verdachte ten aanzien van beide feiten naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen.
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feit 4
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 april 2021, inclusiefbijlagen, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
ten aanzien van parketnummer 18-062579-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 maart 2021,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021057936 van 5 mei 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik word al langere tijd bedreigd door [verdachte] . Op 4 maart 2021 stuurde [verdachte] mijn vriendin [slachtoffer 4] dat ze direct weg moest gaan, omdat hij mij en de kinderen de strot ging doorsnijden. Ik ben erg bang voor hem en ik acht hem in staat om dit daadwerkelijk te doen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 maart 2021,opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Sinds 2 maart 2021, ging het weer mis met [verdachte] . Vanaf 3 maart 2021 is hij begonnen met het bedreigen van mijn vriendin [naam 2] en mij. Hij stuurde onder andere dreigementen via WhatsApp. Hier stonden berichten in als: "Ik maak haar kapot" en "Ik stuur [naam 1] ." Ik weet dat hij ene [naam 1] en een [medeverdachte] wilde sturen om ons iets aan te doen.
Op 3 maart, omstreeks 19:30 uur, stond [verdachte] bij mij voor de voordeur. Op dit moment stonden [naam 2] en haar ouders hier ook. Ik weet dat de politie is gebeld door [naam 2] en dat hij er vervolgens vandoor rende. Toen de politie weg was kwam hij 5 minuten later weer en ik liet hem naar binnen omdat hij met mij wilde praten. Ik hoorde dat hij binnen tegen mij vertelde: "Als iemand de politie belt, dan steek ik ze allemaal neer." Ik weet dat hij met 'ze' mijn vriendin [naam 2] en haar ouders bedoelde.
Ik liep deze avond, omstreeks 20:30 uur, samen met [naam 2] vanaf mijn huis naar het huis van [naam 2] . Wij lopen dan langs het huis van [verdachte] . Ik hoorde hem zeggen zeggen: "Kijk daar lopen ze, die moet je hebben!" Hier werd [naam 2] bang van en belde zij weer de politie. Vervolgens ontving ik de gehele avond berichten van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] veel berichten verwijderden waarin stond dat hij iedereen wilde afmaken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 maart 2021,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 3 maart 2021, toen [verdachte] bij mij thuis was, vertelde hij me dat als iemand de politie zou bellen, dat hij dan snel een mes uit de la kon pakken, en dan van iedereen de keel zou doorsnijden, ook die van de kinderen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2021,opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 maart 2021 heb ik met mijn dienstelefoon opnames gemaakt van spraakbericht verstuurd via WhatsApp. Ik zag dat deze spraakberichten afkomstig waren van [verdachte] en gericht waren aan [slachtoffer 4] . Ik maakte een drietal opnames die hieronder beschreven staan.
Op de derde opname van 27 seconden hoor ik een mannenstem het volgende zeggen:
"Het is goed, als jij mij nou in een keer zo ziet. Ik ben altijd goed voor jou geweest, ik heb jou nooit aangeraakt. Oooooh echt waar he! Jullie willen een monster zien? Jullie willen een slechte buurman zien? Hier komt de slechte buurman. Echt waar. Ik heb je nooit gedaan. Nooit. Ik ga echt vastzitten. Ik net een paar keer gedreigd. En je weet: als ik iets zeg kom ik mijn woorden na. En nu ga ik mijn woorden nakomen".
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij boos was op getuige [slachtoffer 4] en dat aangeefster zich daarmee ging bemoeien. Hij heeft vervolgens aangeefster bedreigd en uitgescholden. Verdachte heeft ontkend de ten laste gelegde woorden te hebben gebruikt, maar hij heeft ook verklaard dat hij in die periode veel GHB gebruikte en dat hij zich daarom niet meer alles kan herinneren.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door spraak- en WhatsAppberichten aangeefster heeft bedreigd.
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21, feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021110381 van 10 mei 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van bedreiging met een vuurwapen. Op 24 februari 2020 was ik samen met mijn kameraad [naam 3] , in zijn woning in Zwartemeer. Ik hoorde de deurbel. Ik zag dat er een man voor de deur stond. Ik kan de man als volgt omschrijven: man, ongeveer 1,80/1,85 meter lang, rond de 30 jaar, donker blond kort haar, zijkanten opgeschoren, klein baardje, koortslip links boven zijn lip en hij droeg een groen/grijzige winterjas, half lang model met een bontkraag op het capuchon.
Ik zag een persoon rennen vanaf [naam 3] zijn auto. De persoon kan ik als volgt omschrijven: man, iets kleiner dan de andere man ongeveer 1,78 meter lang, slank postuur, kleine volle donkere baard, droeg een soort groene muts, groene gewatteerde jas, vermoedelijk van het merk Parajumper en volgens mij een grijze broek. Ik schrok en probeerde direct de deur dicht te doen. Ik voelde mij erg bang. Toen ik de voordeur dicht probeerde te doen, voelde ik dat er tegen de deur werd geduwd. Hierdoor kreeg ik de deur moeilijk dicht. Ik hoorde dat er werd geschreeuwd: "Naar binnen, naar binnen. "Ik zag twee armen tussen de deur en het kozijn in. Ik zag dat de deur open werd geduwd. Van wie deze armen waren weet ik niet. Ik hoorde een man zeggen: "Schiet dan!" Ik moest veel kracht zetten om de voordeur dicht te krijgen.
Op de camerabeelden zag ik dat de twee personen samen voor ons huis langs liepen.
[naam 3] en ik zijn bij vrienden geweest. Wij lieten de camerabeelden op onze telefoon zien. Onze vrienden herkenden de persoon die aanbelde als [verdachte] . Samen met [naam 3] heb ik een verslag gemaakt van de gebeurtenis, waar onder andere ook de Facebookpagina van [verdachte] instaat. Ik herkende [verdachte] als de persoon die aanbelde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 april 2020,opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
In de nacht van toen het voorval bij [naam 3] had plaats gevonden, kwam [naam 3] bij mij thuis. Hij liet mij een filmpje zien van het incident. Ik herkende op het filmpje [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (beeldverslag camerabeeldspecialist) van29 april 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb de beelden uitgekeken van een deurbelcamera van een woning aan [straatnaam] in Zwartemeer.
Op de beelden zag ik de datum 24 februari 2020 en de tijd meelopen.
21:52:28 uur: Ik zag dat betrokkene 1 het pad naar de voordeur van de woning opliep.
21:52:33 uur: Ik zag dat betrokkene 1 voor de voordeur stond.
21:52:55 uur: Ik zag dat betrokkene 1 een stapje achteruit zette. Ik zag dat betrokkene 2 vanuit de richting van de het gras in de voortuin naar de voordeur stapte. Ik hoorde een persoon minimaal drie keer roepen: 'Naar binnen!'.
21:52:56 uur: Ik zag dat betrokkene 2 met zijn lichaam duwende bewegingen naar de deur maakte. Ik zag dat betrokkene 1 achter hem langs liep en ook duwende bewegingen naar de deur maakte.
21:53:00 uur: Ik hoorde een persoon in een buitenlands accent iets zeggen wat leek op: 'Ik schiet je dan, ik schiet jou dood. Kom maar. Ik schiet jou.'
21:53:04 uur: Ik hoorde een persoon de naam ' [naam 3] ' en 'Help hier!' roepen.
21:53:08 uur: Ik hoorde een persoon 'Wegwezen' zeggen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2020, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik ontving een e-mail waarin verzocht werd tot een herkenning van een verdachte. Ik herkende de manspersoon op de mij getoonde afbeelding als zijnde mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik heb genoemde [verdachte] op 10 september 2019 nog als verdachte gehoord ter zake het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Van de mij ambtshalve bekende [verdachte] heb ik een foto bijgevoegd zoals ik hem ken.
Verdachte heeft ontkend dat hij bij de woning is geweest, maar hij heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij in die periode veel GHB gebruikte en dat hij het niet kan uitsluiten dat hij er wel is geweest. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat verdachte en/of zijn (onbekend gebleven) medeverdachte een wapen heeft getoond, nu enkel de aangever heeft gesproken over een wapen en dit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21, feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2020,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020235771, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van mishandeling op 26 augustus 2020 in Emmen. [verdachte] sloeg mij met de muis van zijn rechterhand hard midden in mijn gezicht. Ik had daarvan direct een bloedneus en iets later voelde ik ook pijn. Ik heb pijn in mijn neus, die nog steeds bloed, pijnlijke jukbeenderen en gevoelige tanden. Toen ik omhoogkwam sloeg [verdachte] mij nogmaals met de muis van zijn hand hard in mijn gezicht. Dit deed mij nog meer pijn.
2. Een schriftelijk bescheid van 2 september 2020, opgenomen op pagina 5, inhoudend eengeneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 6]
Uitwendig waargenomen letsel: aangezichtspijn, neus mogelijk scheefstand naar rechts, bloedneus gehad.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 augustus2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Op 26 augustus 2020 had ik uitzicht op de [straatnaam] . Ik zag dat de man de vrouw bij haar haren pakte en daar hard aan trok. Ik zag dat de man de vrouw een harde slag in haar gezicht gaf.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 augustus2020, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 6] haar haar vastpakte met zijn linkerhand en dat hij haar vervolgens in het gezicht sloeg met zijn rechterhand.
Verdachte heeft ontkend dat hij op die dag bij de woning van aangeefster is geweest. Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
ten aanzien van parketnummer 18-158104-21, feiten 1 en 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 6 februari 2021,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Brigade OostgrensNoord, met nummer PL27NN/21-000630 van 7 april 2021, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 6 februari 2021, opgenomen oppagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
ten aanzien van parketnummer 18-177906-21
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2021, opgenomenop pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021167001 van 14 juli 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feiten 1 primair en 4 van parketnummer 18-108396-21, het feit van parketnummer
18-062579-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18158104-21 en het feit van parketnummer 18-177906-21 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21
1.
hij op 3 april 2021 te Stadskanaal en/of Ter Apel en/of Klazienaveen en/of Coevorden en/of Emmen en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld dat toebehoorde aan die [slachtoffer 1] ,
  • tegen die [slachtoffer 1] heeft geschreeuwd dat hij geld moest pinnen en daarbij die [slachtoffer 1] bij de kleding en/of de borst heeft gepakt en
  • met de auto naast die [slachtoffer 1] is gaan rijden en/of die [slachtoffer 1] door het openstaanderaam heeft beetgepakt en daarbij geschreeuwd dat die [slachtoffer 1] geld moest pinnen en
  • die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht geslagen,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in de periode van 29 maart 2021 tot en met 30 maart 2021, te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaadschrift of openbaring van een geheim, [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 300,- euro) dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoort, via WhatsApp tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij geld moest betalen, omdat er anders camerabeelden waarop die [slachtoffer 2] seks heeft met [medeverdachte] met daarbij het kenteken van zijn auto, op Facebook gezet gaan worden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van parketnummer 18-062579-21
hij in de periode van 2 maart 2021 tot en met 4 maart 2021 te Emmen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] via een derde, te weten [slachtoffer 4] , in diens tegenwoordigheid en/of in spraakberichten en in WhatsApp-berichten, de woorden toe te voegen en/of berichten te verzenden met de woorden:
  • ' Ik maak haar kapot, ik stuur [naam 1] ', en
  • ' Als iemand de politie belt, dan kan ik snel een mes uit de la pakken en dan snijd ik iedereen de keeldoor, ook die van de kinderen', en
  • ' Als iemand de politie belt, dan steek ik ze allemaal neer', en
  • ' Jullie willen een monster/slechte buurman zien? Hier komt de slechte buurman, echt waar, ik ga echtvastzitten, ik heb net een paar keer gedreigd en je weet: als ik iets zeg, kom ik mijn woorden na en nu ga ik mijn woorden nakomen';
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Zwartemeer, in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
  • voornoemde [slachtoffer 5] de woorden toe te voegen: "Ik schiet je dan, ik schiet jou dood. Kommaar. Ik schiet jou", en/of
  • de voordeur van de woning waar die [slachtoffer 5] verbleef trachten open te duwen, teneinde dewoning binnen te komen;
2.
hij op 26 augustus 2020 te Emmen, [slachtoffer 6] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 6] meermalen tegen het gezicht te slaan;
ten aanzien van parketnummer 18-158104-21
1.
hij op 5 februari 2021 te Emmen, [slachtoffer 7] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [slachtoffer 7] dreigend de woorden toe te voegen: "Kankermoslim, ik maak je dood";
2 hij op 5 februari 2021 te Emmen, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 7] (wachtmeester der Koninklijke Marechaussee), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door op het lichaam van voornoemde [slachtoffer 7] te spugen;
ten aanzien van parketnummer 18-177906-21
hij op 23 juni 2021 te Emmen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met verkrachting door die [slachtoffer 4] via een spraakbericht dreigend de woorden toe te voegen: "Zeg mij waar je bent en ik neuk jou in je kank..., kankerhoer".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

ten aanzien van parketnummer 18-108396-21

1. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen 4. poging tot afdreiging

ten aanzien van parketnummer 18-062579-21

1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en bedreiging met zware mishandeling
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en bedreiging met zware mishandeling
2. mishandeling

ten aanzien van parketnummer 18-158104-21

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende ofter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening

ten aanzien van parketnummer 18-177906-21

1. bedreiging met verkrachting
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2, 3 en 4 van parketnummer 18-108396-21, feit 1 van parketnummer 18-062579-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158104-21 en feit 1 van parketnummer 18-177906-21 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 527 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest. Hieraan dienen de voorwaarden te worden gekoppeld die door de reclassering zijn geadviseerd, alsmede een locatieverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een lagere straf dan geëist bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de reclasseringsrapporten, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten onder parketnummer 18-158104-21, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met een medeverdachte geprobeerd het slachtoffer [slachtoffer 1] af te persen, nadat zijn medeverdachte seksuele diensten had verricht en het slachtoffer het bedrag niet direct kon voldoen, mede door zijn beperking. Zij zijn gedurende enkele uren naar verschillende geldautomaten gereden en hebben het slachtoffer door naar hem te schreeuwen, vast te pakken en hem te slaan gedwongen om geld op te nemen. Verdachte heeft slechts oog gehad voor financieel gewin en geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelwijze voor het (kwetsbare) slachtoffer. Uit de slachtofferverklaring volgt dat het feit een grote indruk op het slachtoffer heeft gemaakt en dat hij nog steeds veel last van de gevolgen ervaart.
Daarnaast heeft verdachte geprobeerd het slachtoffer [slachtoffer 2] af te dreigen, door het slachtoffer te doen geloven dat hij een seksueel getinte video van hem in zijn bezit had en met openbaarmaking daarvan te dreigen als hij niet zou betalen. Verdachte heeft hiermee ingespeeld op gevoelens van angst en kwetsbaarheid, puur voor eigen financieel gewin.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verschillende bedreigingen, mishandeling, belediging van een wachtmeester van de marechaussee, wederspannigheid en het weigeren van een bloedproef.
De rechtbank vindt met name de poging tot afpersing van het slachtoffer [slachtoffer 1] een ernstig feit en is van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor mishandeling.
Uit het reclasseringsrapport kan worden afgeleid dat verdachte kampt met GHB-verslaving en dat er problematiek is op het gebied van schulden, dagbesteding en zijn sociale netwerk. Verdachte heeft aangegeven een middelen- en delictvrij leven na te streven en dat hij gemotiveerd is om hulp te aanvaarden op verschillende levensgebieden. De reclassering heeft het recidiverisico als gemiddeld ingeschat en geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het meewerken aan middelencontrole, een ambulante behandeling met de mogelijkheid voor een kortdurende klinische opname, (indien een ambulante behandeling niet volstaat) een klinische opname en een contactverbod met slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
.
De rechtbank acht het van belang dat een groot gedeelte van de straf in voorwaardelijke zin en met de geadviseerde bijzondere voorwaarden wordt opgelegd, ter voorkoming van strafbare feiten in de toekomst. De rechtbank zal de voorwaarden overnemen, met uitzondering van het locatie- en contactverbod en de (kortdurende) klinische opname. Nu verdachte geen bekende is van de slachtoffers en verdachte geen contact heeft opgenomen na het plegen van de feiten, ziet de rechtbank geen meerwaarde in een locatie- en contactverbod met deze slachtoffers.
Alles afwegende kan de rechtbank zich vinden in de eis van de officier van justitie en zal deze (met uitzondering van de gevorderde klinische opname, het locatie- en contactverbod) overnemen, met dien verstande dat door een andere berekening van het voorarrest door de rechtbank een gevangenisstraf van hogere duur zal worden opgelegd.

In beslag genomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen Huawei-telefoon verbeurd moet worden verklaard, nu hiermee de strafbare feiten zijn gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen voorwerp, te weten de witte telefoon van het merk Huawei, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich ten aanzien van feiten 1, 2 en 3 als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 6.253,00 ter vergoeding van materiële schade en € 5.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De vordering van materiële schadevergoeding is uitgesplitst in de volgende onderdelen:
  • Kosten ondersteuningstraject MEE: € 2.040,00
  • Persoonlijke verzorging: € 1.000,00
  • Inzet extra personeel, personeelskosten: € 2.713,00 - Reiskosten: € 500,00
Daarnaast is vergoeding van de proceskosten ad € 2.887,67 verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gestelde materiële schade geheel toewijsbaar is en dat de immateriële schade toewijsbaar is, maar dat deze gematigd dient te worden tot € 3.000,--. Over het toewijsbare bedrag dient wettelijke rente te worden berekend alsmede de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd. Daarnaast zijn de proceskosten toewijsbaar. De vordering dient hoofdelijk te worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van het onderdeel personeelskosten en heeft hij gesteld dat de immateriële schade alsmede de proceskosten dienen te worden gematigd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade ten aanzien van het ondersteuningstraject MEE, de persoonlijke verzorging en de reiskosten heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 april 2021.
De rechtbank is van oordeel dat het onderdeel personeelskosten onvoldoende is onderbouwd. De vordering zal op dit onderdeel niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met betrekking tot de immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De rechtbank zal echter het gevorderde bedrag matigen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op € 2.000,--. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 april 2021, en voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De rechtbank overweegt dat zij bij de berekening van de proceskosten in beginsel zal aansluiten bij de liquidatietarieven kanton, waarbij 1 punt zal worden toegekend voor het opstellen van het voegingsformulier en 1 punt zal worden toegekend voor het bijwonen van de zitting. Het tarief voor onderhavige vordering is op € 373,-vastgesteld, waardoor de proceskosten
€ 746,-- bedragen. Nu namens de benadeelde partij niet is gemotiveerd waarom dient te worden afgeweken van de liquidatietarieven, zal de rechtbank de proceskosten matigen tot voornoemd bedrag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 266, 267, 285, 300, 312, 317 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd onder feiten 2 en 3 van parketnummer 18-108396-21 en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder feiten 1 primair en 4 van parketnummer 18-108396-21, feit 1 van parketnummer
18-062579-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18158104-21 en feit 1 van parketnummer 18-177906-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 529 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 360 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op afspraken meldt bij de reclassering van Verslavingszorg NoordNederland in Emmen, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt;
dat de veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs. Dereclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek van VNN ofeen soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener aan te geven, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon (merk: Huawei, kleur: wit).
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, om aan
[slachtoffer 1]te betalen:
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 april 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op
Verklaart de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade ad € 2.713,00 niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schade ad € 3.000,00 af.
Legt aan verdachte hoofdelijk, aldus dat als een mededader betaalt verdachte in zoverre zal zijn bevrijd, de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat te betalen een bedrag van € 5.540,00 (zegge: vijfduizend vijfhonderdveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 3.540,00 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor
de duur van 62 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte of een mededader voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. P.H.M. Tapper-Wessels en mr. M.S. van der Kuijl, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 maart 2022.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.