Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2, 3 en 4 (met uitzondering van ‘medeplegen’) van parketnummer 18-108396-21, het feit van parketnummer 18-062579-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158104-21 en het feit van parketnummer 18-177906-21.
Met betrekking tot feiten 2 en 3 van parketnummer 18-108396-21 heeft de officier van justitie in het bijzonder het volgende aangevoerd. Het is onwaarschijnlijk dat aangever zelf het geldbedrag heeft overgemaakt en de opdrachten voor het overmaken van geldbedragen heeft klaargezet. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waren in de woning aanwezig en aangever heeft verklaard dat beide verdachten geld van aangever wilden hebben. Beide verdachten zijn met zijn telefoon bezig geweest. Er is ook geprobeerd geld over te maken naar de rekeningen van beide verdachten. Wie daadwerkelijk de overboeking heeft verricht, is niet relevant.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 1, 2 en 3 van parketnummer 18-108396-21 en feit 1 van parketnummer 18-158029-21.
Hij heeft met betrekking tot feit 1 van parketnummer 18-108396-21 het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van wederrechtelijke bevoordeling, nu verdachte meende dat het geldbedrag van € 150,00 aan medeverdachte [medeverdachte] toekwam na het verlenen van seksuele diensten aan aangever. Het was voor verdachte niet duidelijk dat aangever een beperking heeft. De mishandeling van aangever wordt met klem ontkend.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 van parketnummer 18-158029-21 aangevoerd dat er wel wettig bewijs is, maar dat dit niet overtuigend is. De verbalisant die verdachte zou hebben herkend, heeft hem slechts een keer gesproken. Daarnaast zijn de beelden niet scherp.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 4 van parketnummer 18-108396-21, het feit van parketnummer 18-062579-21, feit 2 van parketnummer 18158029-21, feiten 1 en 2 van parketnummer 18-158104-21 en het feit van parketnummer 18-17790621.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 3 april 2021 met [medeverdachte] en [slachtoffer 1] naar verschillende geldautomaten in Nederland en Duitsland gereden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2021,opgenomen op pagina 35 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021085692 van 2 juli 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 8 april 2021 werd [slachtoffer 1] als getuige gehoord. Dit proces-verbaal bevat de letterlijke weergave van de opname.
Ik heb seks gehad in mijn woning in Stadskanaal met een vrouw. Dat kostte uiteindelijk 150 of 160 euro. Het lukte niet om in mijn woning te betalen. Ik zei: "Nou, dan moet ik even naar de bank." Dat was allemaal na die tijd. Toen zijn ze met mij naar de bank gegaan. Eerst bij de Rabobank in Stadskanaal. Daar heb ik geprobeerd te pinnen. Daarna heb ik het geprobeerd in Musselkanaal, Ter Apel en Duitsland. Ze werden op gegeven moment heel opdringerig, heel erg bedreigend. De man reed op gegeven moment achter mij aan en zei: "Je moet nou pinnen! Pinnen!" en dat soort dingen. Het lukte niet. Hij heeft me op gegeven moment ook nog geslagen.
O: De getuige tuit zijn lippen en wijst naar zijn mond terwijl hij bovenstaande zegt.
O: De getuige wijst vervolgens naar zijn jukbeen.
Ik ben in mijn auto gegaan en de vrouw is bij mij ingestapt. De jongen reed achter mij aan.
Toen ik wilde pinnen stond de vrouw ongeveer een halve meter achter mij en de jongen ongeveer 2
meter achter mij. Het pinnen lukte niet. Daarna zijn we naar de ABN AMRO gegaan, ook in Stadskanaal. Het lukte niet helemaal.
Omdat het niet lukte, werden ze opdringerig. Ik zei dat er in een dorp verderop nog wel een bank was. De jongen werd op een gegeven moment heel bedreigend. Hij ging heel agressief naast mij rijden, hij deed het raam open en zei: "Jij moet nou pinnen!" Dat was niet prettig.
O: De getuige pakt met zijn rechtervuist zijn shirt vast ter hoogte van zijn borst terwijl hij bovenstaande zegt.
Dat deed de jongen bij mij op het moment dat hij uit de auto stapt en op het moment dat ik uit wil stappen. Dat was in Musselkanaal. Daarna zijn we naar Ter Apel gegaan.
De jongen is met me meegelopen naar de pinautomaat, op een agressieve manier. Hij zei: "Hier gaan we pinnen" en hij stond achter mij. Dat vond ik indrukwekkend. Het pinnen lukte hier ook niet. Daarna zijn we naar Duitsland gereden. Het pinnen lukte daar ook niet. Toen is hij ook naast mij gaan rijden en de hele tijd dreigen. Hij zegt: "Ik wil nooit meer wat met jou te maken hebben!". Heel dreigend. Hij zegt: "Je gaat nou pinnen." Hij stond buiten de auto. Ik had mijn raam open en hij pakte me beet. Dat was net over de grens en ik vermoed na het pinnen.
O: De getuige pakt met zijn rechtervuist zijn shirt vast ter hoogte van zijn borst en steekt zijn linker vuist omhoog.
Hij heeft me hier gewoon geslagen.
O: De getuige wijst met zijn linkerhand naar zijn mond terwijl hij bovenstaande zegt.
Hij gaf me 1 dreun. Dat voelde heel bedreigend.
3. Een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 5 april 2021, opgenomen op pagina 19 e.v.van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4], namens [slachtoffer 1] :
Op 3 april 2021 ben met ik met mijn zoon [slachtoffer 1] in gesprek gegaan en ik kreeg het volgende van hem te horen.
[slachtoffer 1] vertelde mij dat hij samen met een dame de auto in stapte om geld te gaan pinnen. Hij vertelde mij dat hij samen met een andere auto naar de Rabobank pinautomaat aan de
Hemendwarsweg in Stadskanaal reed. Hier probeerde hij vijftig euro te pinnen maar dit lukte niet. Doordat dit niet lukte, reden ze verder naar een andere pinautomaat. Ik hoorde hem zeggen dat hij naar Ter Apel, Klazienaveen, Coevorden, Emmen en Duitsland is geweest.
Hij werd vervolgens door de jongen, vanuit de auto, tweemaal met een vuist geslagen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 14 april 2021, opgenomen op pagina87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 april 2021 heb ik de telefoon met goednummer PL0100-2021085692-1375474 onderzocht.
Ik heb met toestemming van de eigenaar de Google tijdlijn van het account [slachtoffer 1] @gmail.com gedownload. Op het toestel de Google tijdlijn geopend en drie screenshots gemaakt van de locaties die Google vastlegt wanneer je er enige tijd verblijft of stilstaat. Ik zag de volgende locaties op 3 april 2021:
05:11 – 06:12 Vanaf locatie [adres] autorijden 51 km
06:12 – 06:18 Aanwezig bij Becker’s Markt Alt-Ruhlertwist 65 Twist, Duitsland
07:06 – 07:15 Aanwezig bij Primera Alerderbrink 4 Emmen
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 14 april 2021, opgenomen op pagina97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 9 april 2021 werden mij beelden geleverd door Geldmaat van een geldautomaat, gevestigd op de Alerderbrink 4 te Emmen.
07:06:26 uur. Een kleine zwarte auto verschijnt in beeld.
07:06:05 uur. Vanaf de bestuursderszijde stapt een persoon uit de auto. Hij loopt alleen naar de geldautomaat. Ik herken deze persoon als [slachtoffer 1] , naar aanleiding van vergelijking van zijn foto.
07:07:26 uur. [slachtoffer 1] brengt een pas in de geldautomaat, en verricht hierbij handelingen aan de geldautomaat, alsof er op knoppen gedrukt wordt. [slachtoffer 1] lijkt onrustig, hij beweegt namelijk onafgebroken heen en weer.
07:08:14 uur. [slachtoffer 1] haalt de pas uit de geldautomaat. Er wordt geen geld uitgenomen
07:08:18 uur. [slachtoffer 1] stopt voor een tweede maal een pas in de geldautomaat en verricht handelingen aan de geldautomaat. [slachtoffer 1] beweegt zich onrustig heen en weer.
07:09:10 uur. [slachtoffer 1] haalt zijn pas uit de geldautomaat, er wordt geen geld uitgenomen.
07:10:57 uur. De deur van passagierszijde wordt geopend, een vrouw, verder verdachte te noemen in dit proces-verbaal, stapt uit en loopt [slachtoffer 1] achterna.
07:11:30 uur. [slachtoffer 1] verricht handelingen aan de geldautomaat. De verdachte kijkt mee naar wat [slachtoffer 1] doet.
07:11:36 uur. De verdachte verricht handelingen op de geldautomaat, alsof knoppen gedrukt wordt.
07:11:55 uur. De verdachte haalt de pas uit de geldautomaat en geeft de pas aan [slachtoffer 1] . Er wordt geen geld uit de automaat genomen.
07:11:59 uur. Verdachte grijpt naar de pas die [slachtoffer 1] in zijn rechterhand heeft. [slachtoffer 1] haalt zijn rechterhand met daarin de pas naar rechts waardoor de verdachte de pas niet in handen krijgt.
07:12:01 uur. [slachtoffer 1] stopt een pas in de geldautomaat.
07:12:25 uur. De verdachte verricht handelingen aan de geldautomaat.
07:12:41 uur. De verdachte draait zich om en loopt weg. [slachtoffer 1] haalt de pas uit de automaat, er wordt geen geld uit de geldautomaat genomen.
07:12:58 uur. De verdachte stapt als bijrijder in de auto waarmee zij gekomen is.
07:13:07 uur. [slachtoffer 1] stapt als bestuurder in de auto waarmee hij gekomen is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 april 2021, opgenomen op pagina106 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 15 april 2021 zag ik een verzoek om herkenning van een vrouw. Bij deze mail was een filmopname toegevoegd. Op de opname zijn een man en een vrouw te zien bij een pinautomaat. Ik herken deze vrouw als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte] . Ik heb [medeverdachte] op 1 april 2021 nog aangehouden ter zake heling.
7. Een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte van 3 april 2021, inclusief bijlagen, opgenomenop pagina 1 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 3 april 2021 gingen wij naar een locatie voor begeleid wonen voor mensen met een verstandelijke beperking. Wij spraken medewerkster van de ochtenddienst mevrouw [getuige 1] , het slachtoffer [slachtoffer 1] en zijn moeder. Mevrouw [getuige 1] vertelde ons dat zij zag dat [slachtoffer 1] wat verwondingen aan zijn gezicht had.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 19 april 2021,opgenomen op pagina 215 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte] :
Ik was op 3 april 2021 in Stadskanaal bij [slachtoffer 1] . Ik ben er met [verdachte] naar toe gegaan. Nadat [slachtoffer 1] niet kon betalen was het zijn idee om te gaan pinnen. We zijn samen in de auto gaan zitten en [verdachte] is achter ons aangereden. Ik zat bij [slachtoffer 1] in de auto. Hij ging zelf naar een pinautomaat en ik wachtte in de auto. In Bargeres ben ik met hem meegelopen naar een pinautomaat.
V: Het slachtoffer zegt dat hij is geslagen door jou en door [verdachte] . Hij heeft hierdoor licht letsel opgelopen.
O: Verbalisanten tonen foto's D en D1.
A: [verdachte] was boos en die schudde hem heen en weer.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewijs het volgende.
Uit het dossier volgt dat op 3 april 2021 omstreeks 01:00 uur medeverdachte [medeverdachte] bij de woning van aangever [slachtoffer 1] is gekomen. Hoewel aangever dit heeft tegengesproken, heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat zij bij de woning kwam, omdat er een afspraak was gemaakt voor het afnemen van seksuele diensten. Uiteindelijk heeft aangever hiermee ingestemd en heeft hij seks gehad met medeverdachte [medeverdachte] . Nadat later is gebleken dat aangever het bedrag van € 150,00 niet kon voldoen, is ook verdachte in de woning gekomen, kennelijk ten behoeve van de overdracht van het geld. In de woning is vergeefs geprobeerd om het bedrag via een bankoverschrijving te voldoen. Omstreeks 05:13 uur zijn aangever, verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in twee auto’s naar verschillende geldautomaten in Nederland en Duitsland gereden, waarna aangever verschillende keren heeft geprobeerd bedragen op te nemen.
Het dossier bevat ondersteuning voor de verklaring van aangever dat hij is geslagen. Uit de foto’s die zijn bijgevoegd op pagina 4 en 5 van het dossier blijkt dat aangever kort na het incident letsel aan zijn gezicht had. Medeverdachte [medeverdachte] heeft na confrontatie met die foto’s ook verklaard dat verdachte aangever ‘heen en weer schudde’. De rechtbank leidt uit deze bewijsmiddelen af dat het verdachte is geweest die aangever heeft geslagen. Daarnaast blijkt hieruit dat verdachte tegen aangever heeft geschreeuwd en dat hij hem heeft vastgepakt. Hiermee is een dreigende situatie gecreëerd waardoor aangever zich gedwongen heeft gevoeld om het geld af te geven. De rechtbank acht ook relevant dat verdachte een verstandelijke beperking heeft en dat verdachte en zijn medeverdachte (die op dat moment al uren bij elkaar waren) dit moeten hebben gemerkt. Verdachten hadden dit bijvoorbeeld moeten opmerken toen het aangever niet lukte om een bedrag van € 150,00 euro over te maken via zijn bankrekening en ook niet wist hoe een en ander met digitaal overboeken werkte en daarbij geholpen moest worden. Ook heeft het slachtoffer blijkens de verklaring van zijn moeder een IQ van 77 en een waterhoofd, hetgeen duidelijk zichtbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet hebben beseft dat hij door de handelwijze van hem en zijn medeverdachte de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreed. Ondanks het feit dat medeverdachte [medeverdachte] wellicht recht had op het geldbedrag van € 150,00, dat laat de rechtbank in het midden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gelet op genoemde omstandigheden het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling had.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] . Hoewel medeverdachte [medeverdachte] niet zelf de ten laste gelegde handelingen heeft uitgevoerd, kan naar het oordeel van de rechtbank wel van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking worden gesproken. De rechtbank stelt vast dat verdachte door medeverdachte [medeverdachte] werd ingeschakeld toen medeverdachte [medeverdachte] het geldbedrag van aangever niet ontving. Medeverdachte [medeverdachte] was degene die (al dan niet rechtmatig) het geld van aangever zou ontvangen. Beide verdachten zijn met aangever naar de geldautomaten gereden, waarbij medeverdachte [medeverdachte] met aangever meereed en verdachte in een andere auto zat. Ook blijkt uit de camerabeelden dat medeverdachte [medeverdachte] zich met de handelingen bij de geldautomaat in Emmen heeft bemoeid en dat zij zeer dicht bij aangever stond.
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feiten 2 en 3
De rechtbank acht de feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank merkt op dat de ten laste gelegde feiten zouden hebben plaatsgevonden in de woning van aangever, na afloop van de seksuele handelingen en voordat aangever met verdachte en medeverdachte [medeverdachte] langs verschillende geldautomaten is gereden. Nadat was gebleken dat aangever het bedrag van € 150,00 niet kon voldoen, is ook verdachte naar de woning van aangever gekomen. Hij heeft een random reader opgehaald ten behoeve van de betaling. Uit de bankgegevens is gebleken dat er is ingelogd in internetbankieren en dat meerdere malen is geprobeerd om vanaf de bankrekening van aangever bedragen van € 150,00 en hoger over te maken naar bankrekeningnummers ten name van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Er is uiteindelijk een bedrag van € 2.733,00 overgemaakt naar een bankrekeningnummer ten name van verdachte.
Uit de verklaring van de moeder van aangever, tevens bewindvoerder van aangever, volgt dat aangever zelf niet in staat is om bankzaken te regelen, gelet op zijn beperking. Het kan dus niet anders dan dat verdachte en/of zijn medeverdachte een rol hebben gespeeld bij het klaarzetten van betaalopdrachten en het overmaken van het geldbedrag. Uit het dossier valt echter niet af te leiden wie deze handelingen heeft verricht. Uit de verklaringen van verdachten volgt dat zij elkaars bankrekeningnummer en/of bankpas gebruikten. De rechtbank acht het zeer wel mogelijk dat alleen medeverdachte [medeverdachte] de handelingen via internetbankieren heeft uitgevoerd. Nu niet kan worden vastgesteld of verdachte in die situatie wetenschap heeft gehad van het overmaken van grotere bedragen dan de afgesproken € 150,00, waarvan medeverdachte [medeverdachte] stelt dat zij daar recht op had, kan het opzet van verdachte ten aanzien van beide feiten naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen.
ten aanzien van parketnummer 18-108396-21, feit 4
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 april 2021, inclusiefbijlagen, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] .
ten aanzien van parketnummer 18-062579-21
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 maart 2021,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021057936 van 5 mei 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik word al langere tijd bedreigd door [verdachte] . Op 4 maart 2021 stuurde [verdachte] mijn vriendin [slachtoffer 4] dat ze direct weg moest gaan, omdat hij mij en de kinderen de strot ging doorsnijden. Ik ben erg bang voor hem en ik acht hem in staat om dit daadwerkelijk te doen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 4 maart 2021,opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Sinds 2 maart 2021, ging het weer mis met [verdachte] . Vanaf 3 maart 2021 is hij begonnen met het bedreigen van mijn vriendin [naam 2] en mij. Hij stuurde onder andere dreigementen via WhatsApp. Hier stonden berichten in als: "Ik maak haar kapot" en "Ik stuur [naam 1] ." Ik weet dat hij ene [naam 1] en een [medeverdachte] wilde sturen om ons iets aan te doen.
Op 3 maart, omstreeks 19:30 uur, stond [verdachte] bij mij voor de voordeur. Op dit moment stonden [naam 2] en haar ouders hier ook. Ik weet dat de politie is gebeld door [naam 2] en dat hij er vervolgens vandoor rende. Toen de politie weg was kwam hij 5 minuten later weer en ik liet hem naar binnen omdat hij met mij wilde praten. Ik hoorde dat hij binnen tegen mij vertelde: "Als iemand de politie belt, dan steek ik ze allemaal neer." Ik weet dat hij met 'ze' mijn vriendin [naam 2] en haar ouders bedoelde.
Ik liep deze avond, omstreeks 20:30 uur, samen met [naam 2] vanaf mijn huis naar het huis van [naam 2] . Wij lopen dan langs het huis van [verdachte] . Ik hoorde hem zeggen zeggen: "Kijk daar lopen ze, die moet je hebben!" Hier werd [naam 2] bang van en belde zij weer de politie. Vervolgens ontving ik de gehele avond berichten van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] veel berichten verwijderden waarin stond dat hij iedereen wilde afmaken.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 5 maart 2021,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 3 maart 2021, toen [verdachte] bij mij thuis was, vertelde hij me dat als iemand de politie zou bellen, dat hij dan snel een mes uit de la kon pakken, en dan van iedereen de keel zou doorsnijden, ook die van de kinderen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2021,opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 4 maart 2021 heb ik met mijn dienstelefoon opnames gemaakt van spraakbericht verstuurd via WhatsApp. Ik zag dat deze spraakberichten afkomstig waren van [verdachte] en gericht waren aan [slachtoffer 4] . Ik maakte een drietal opnames die hieronder beschreven staan.
Op de derde opname van 27 seconden hoor ik een mannenstem het volgende zeggen:
"Het is goed, als jij mij nou in een keer zo ziet. Ik ben altijd goed voor jou geweest, ik heb jou nooit aangeraakt. Oooooh echt waar he! Jullie willen een monster zien? Jullie willen een slechte buurman zien? Hier komt de slechte buurman. Echt waar. Ik heb je nooit gedaan. Nooit. Ik ga echt vastzitten. Ik net een paar keer gedreigd. En je weet: als ik iets zeg kom ik mijn woorden na. En nu ga ik mijn woorden nakomen".
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij boos was op getuige [slachtoffer 4] en dat aangeefster zich daarmee ging bemoeien. Hij heeft vervolgens aangeefster bedreigd en uitgescholden. Verdachte heeft ontkend de ten laste gelegde woorden te hebben gebruikt, maar hij heeft ook verklaard dat hij in die periode veel GHB gebruikte en dat hij zich daarom niet meer alles kan herinneren.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door spraak- en WhatsAppberichten aangeefster heeft bedreigd.
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21, feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021110381 van 10 mei 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van bedreiging met een vuurwapen. Op 24 februari 2020 was ik samen met mijn kameraad [naam 3] , in zijn woning in Zwartemeer. Ik hoorde de deurbel. Ik zag dat er een man voor de deur stond. Ik kan de man als volgt omschrijven: man, ongeveer 1,80/1,85 meter lang, rond de 30 jaar, donker blond kort haar, zijkanten opgeschoren, klein baardje, koortslip links boven zijn lip en hij droeg een groen/grijzige winterjas, half lang model met een bontkraag op het capuchon.
Ik zag een persoon rennen vanaf [naam 3] zijn auto. De persoon kan ik als volgt omschrijven: man, iets kleiner dan de andere man ongeveer 1,78 meter lang, slank postuur, kleine volle donkere baard, droeg een soort groene muts, groene gewatteerde jas, vermoedelijk van het merk Parajumper en volgens mij een grijze broek. Ik schrok en probeerde direct de deur dicht te doen. Ik voelde mij erg bang. Toen ik de voordeur dicht probeerde te doen, voelde ik dat er tegen de deur werd geduwd. Hierdoor kreeg ik de deur moeilijk dicht. Ik hoorde dat er werd geschreeuwd: "Naar binnen, naar binnen. "Ik zag twee armen tussen de deur en het kozijn in. Ik zag dat de deur open werd geduwd. Van wie deze armen waren weet ik niet. Ik hoorde een man zeggen: "Schiet dan!" Ik moest veel kracht zetten om de voordeur dicht te krijgen.
Op de camerabeelden zag ik dat de twee personen samen voor ons huis langs liepen.
[naam 3] en ik zijn bij vrienden geweest. Wij lieten de camerabeelden op onze telefoon zien. Onze vrienden herkenden de persoon die aanbelde als [verdachte] . Samen met [naam 3] heb ik een verslag gemaakt van de gebeurtenis, waar onder andere ook de Facebookpagina van [verdachte] instaat. Ik herkende [verdachte] als de persoon die aanbelde.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 22 april 2020,opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
In de nacht van toen het voorval bij [naam 3] had plaats gevonden, kwam [naam 3] bij mij thuis. Hij liet mij een filmpje zien van het incident. Ik herkende op het filmpje [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal (beeldverslag camerabeeldspecialist) van29 april 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb de beelden uitgekeken van een deurbelcamera van een woning aan [straatnaam] in Zwartemeer.
Op de beelden zag ik de datum 24 februari 2020 en de tijd meelopen.
21:52:28 uur: Ik zag dat betrokkene 1 het pad naar de voordeur van de woning opliep.
21:52:33 uur: Ik zag dat betrokkene 1 voor de voordeur stond.
21:52:55 uur: Ik zag dat betrokkene 1 een stapje achteruit zette. Ik zag dat betrokkene 2 vanuit de richting van de het gras in de voortuin naar de voordeur stapte. Ik hoorde een persoon minimaal drie keer roepen: 'Naar binnen!'.
21:52:56 uur: Ik zag dat betrokkene 2 met zijn lichaam duwende bewegingen naar de deur maakte. Ik zag dat betrokkene 1 achter hem langs liep en ook duwende bewegingen naar de deur maakte.
21:53:00 uur: Ik hoorde een persoon in een buitenlands accent iets zeggen wat leek op: 'Ik schiet je dan, ik schiet jou dood. Kom maar. Ik schiet jou.'
21:53:04 uur: Ik hoorde een persoon de naam ' [naam 3] ' en 'Help hier!' roepen.
21:53:08 uur: Ik hoorde een persoon 'Wegwezen' zeggen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 april 2020, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik ontving een e-mail waarin verzocht werd tot een herkenning van een verdachte. Ik herkende de manspersoon op de mij getoonde afbeelding als zijnde mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik heb genoemde [verdachte] op 10 september 2019 nog als verdachte gehoord ter zake het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Van de mij ambtshalve bekende [verdachte] heb ik een foto bijgevoegd zoals ik hem ken.
Verdachte heeft ontkend dat hij bij de woning is geweest, maar hij heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij in die periode veel GHB gebruikte en dat hij het niet kan uitsluiten dat hij er wel is geweest. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat niet bewezen kan worden dat verdachte en/of zijn (onbekend gebleven) medeverdachte een wapen heeft getoond, nu enkel de aangever heeft gesproken over een wapen en dit niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
ten aanzien van parketnummer 18-158029-21, feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2020,opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020235771, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik doe aangifte van mishandeling op 26 augustus 2020 in Emmen. [verdachte] sloeg mij met de muis van zijn rechterhand hard midden in mijn gezicht. Ik had daarvan direct een bloedneus en iets later voelde ik ook pijn. Ik heb pijn in mijn neus, die nog steeds bloed, pijnlijke jukbeenderen en gevoelige tanden. Toen ik omhoogkwam sloeg [verdachte] mij nogmaals met de muis van zijn hand hard in mijn gezicht. Dit deed mij nog meer pijn.
2. Een schriftelijk bescheid van 2 september 2020, opgenomen op pagina 5, inhoudend eengeneeskundige verklaring:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 6]
Uitwendig waargenomen letsel: aangezichtspijn, neus mogelijk scheefstand naar rechts, bloedneus gehad.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 augustus2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
Op 26 augustus 2020 had ik uitzicht op de [straatnaam] . Ik zag dat de man de vrouw bij haar haren pakte en daar hard aan trok. Ik zag dat de man de vrouw een harde slag in haar gezicht gaf.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 26 augustus2020, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4] :
Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 6] haar haar vastpakte met zijn linkerhand en dat hij haar vervolgens in het gezicht sloeg met zijn rechterhand.
Verdachte heeft ontkend dat hij op die dag bij de woning van aangeefster is geweest. Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
ten aanzien van parketnummer 18-158104-21, feiten 1 en 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 6 februari 2021,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van de Koninklijke Marechaussee, Brigade OostgrensNoord, met nummer PL27NN/21-000630 van 7 april 2021, inhoudend het relaas van verbalisanten;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 6 februari 2021, opgenomen oppagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten.
ten aanzien van parketnummer 18-177906-21
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 juni 2021, opgenomenop pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021167001 van 14 juli 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] .