ECLI:NL:RBNNE:2022:803

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
LEE 22/387
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake woningsluiting en evenredigheid in bestuursrechtelijke context

Op 7 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de burgemeester om de woning van de verzoeker te sluiten voor een periode van drie maanden, vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning op 4 januari 2022. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de sluiting.

Tijdens de zitting op 17 februari 2022 is gebleken dat de verzoeker nog steeds toegang heeft tot zijn woning, wat de voorzieningenrechter heeft doen concluderen dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de sluiting van de woning niet voldoende is onderbouwd door de burgemeester, vooral gezien het feit dat de hennepkwekerij inmiddels is geruimd en er geen bewijs is van drugshandel of overlast vanuit de woning.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Dit betekent dat de verzoeker gedurende deze periode gebruik kan blijven maken van zijn woning. Tevens is de burgemeester opgedragen het griffierecht van € 184,- en de proceskosten van € 1.518,- aan de verzoeker te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/387

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 maart 2022 in de zaak tussen

[naam] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.L. Thiescheffer),
en

De burgemeester van de gemeente Leeuwarden, verweerder

(gemachtigde: E. Verdoorn).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[naam derde-partij] ,te [plaatsnaam] .

Procesverloop

In het besluit van 4 februari 2022 (primair besluit) heeft verweerder de woning van verzoeker aan [adres] , met ingang van 17 februari 2022 om 14:00 uur, voor een periode van drie maanden gesloten.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Ter zitting is gebleken dat verzoeker wel degelijk toegang heeft tot zijn woning en daar nog steeds woonachtig is, waardoor er sprake is van voldoende spoedeisend belang.
3. Desgevraagd heeft verweerder de werking van het primaire besluit geschorst totdat de voorzieningenrechter uitspraak doet.
4. Kortgezegd komt het er in deze zaak op neer dat er op 4 januari 2022 een hennepkwekerij is aangetroffen in de woning van verzoeker aan [adres] . Dit is tussen partijen niet in geschil, noch dat de kwekerij van verzoeker was. Verweerder is vervolgens overgegaan tot sluiting van die woning voor een periode van drie maanden. Dat verweerder daartoe bevoegd was op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet, is eveneens niet in geschil.
5. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of verweerder in dit geval van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik heeft kunnen maken, gelet op het evenredigheidsbeginsel zoals opgenomen in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (AbRvS) van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
7. Gelet op de bestuurlijke rapportage is er bij verzoeker thuis op 4 januari 2022 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 192 weedplanten. Aanleiding voor het onderzoek door de politie zijn twee meld misdaad anoniem (MMA) meldingen, inzake de aanwezigheid van een hennepgeur. De voorzieningenrechter begrijpt uit de rapportage dat de hennepkwekerij vervolgens is geruimd en daarmee is ‘opgerold’.
8. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat met het aantreffen van 192 weedplanten, er sprake is van een handelshoeveelheid softdrugs. Ook acht de voorzieningenrechter het niet overtuigend dat – zoals verzoeker stelt – al hetgeen door de politie is aangetroffen voor eigen gebruik was.
9. In navolging van eerdergenoemde uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 2 februari 2022 overweegt de voorzieningenrechter dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting, de vraag aan de orde is of verweerder met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken, aldus de AbRvS in ECLI:NL:RVS:2022:285.
10. De voorzieningenrechter overweegt dat de aangetroffen hennepkwekerij reeds is geruimd. Er is niet gebleken van drugshandel in of vanuit de woning van verzoeker of van overlastconstateringen. Daardoor is het de vraag of er thans (nog) noodzaak is om over te gaan tot sluiting van de woning, gelet op het karakter van een dergelijke maatregel (zijnde een herstelsanctie) temeer nu niet is gebleken dat de woning bekend staat als drugspand en sprake is van ‘loop’ van en naar de woning. In aanmerking genomen eerdergenoemde uitspraak van de AbRvS is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder een meer op dit concrete geval toegesneden motivering aan zijn besluit ten grondslag dient te leggen. Uit die motivering moet blijken waarom een sluiting van deze woning, op dit moment (nog) noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. Ook moet gemotiveerd worden waarom niet met een minder ingrijpend middel zoals een waarschuwing kan worden volstaan. De enkele constatering dat het beleid in een dergelijk geval niet in een waarschuwing voorziet is daartoe onvoldoende.
11. Gelet op de nog benodigde motivering kan de voorzieningenrechter niet beoordelen of het primaire besluit in bezwaar naar verwachting stand zal houden of niet. Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, in afwachting van het nog te nemen besluit op bezwaar.
12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit van 4 februari 2022 tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorlopige voorziening houdt in dat verzoeker gedurende de schorsing van het primaire besluit nog gebruik zal kunnen maken van zijn woning en dat deze dus niet gesloten wordt. Deze voorziening blijft gelden totdat deze wordt opgeheven, dan wel totdat twee weken zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. Omdat het verzoek wordt toegewezen krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,00.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker gedurende de schorsing van het primaire besluit gebruik zal kunnen maken van zijn woning en dat deze dus niet gesloten wordt;
  • bepaalt dat bovenstaande voorlopige voorziening blijft gelden totdat deze wordt opgeheven, dan wel totdat twee weken zijn verstreken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van der Ven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
7 maart 2022.
De griffier is buiten staat om deze
uitspraak te ondertekenen.
De voorzieningenrechter is buiten staat om
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.