ECLI:NL:RBNNE:2022:795

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
18-248197-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens brandstichting, wapenbezit en het voorhanden hebben van hennep

Op 21 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 september 2021 brand heeft gesticht in zijn woning in Beerta. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een brandbare vloeistof over meubels heeft gesprenkeld en deze in brand heeft gestoken, wat heeft geleid tot brand in de woning en gemeen gevaar voor de buren. De verdachte had ook 3D-geprinte onderdelen van vuurwapens en een kruisboog in zijn bezit, evenals een hoeveelheid hennep. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft ook de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf vastgesteld, waaronder behandeling door de Ambulante Forensische Psychiatrie en toezicht door de reclassering. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling gedeeltelijk toegewezen en de proeftijd verlengd.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-248197-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18-830222-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 7 maart 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.D. Spijker, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Beerta, gemeente Oldambt opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aldaar aan de [straatnaam] , door een brandbare vloeistof te sprenkelen over een of meer meubels, althans de inventaris van voormelde woning, en/of vervolgens deze vloeistof met een brandend stuk papier aan te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met de meubels, althans inventaris van voormelde woning en/of onderdelen van de woning, ten gevolge waarvan een bank en/of een deel van de vloer en/of plafond van voormelde woning en/of andere onderdelen van de woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor belendend perceel [straatnaam] , in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor zich in dat belendende perceel bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat belendende perceel bevindende personen in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 13 september 2021, althans op een of meer tijdstippen in het jaar 2021 te Beerta, gemeente Oldambt
3D geprinte onderdelen (4 patroonmagazijnen en/of 6 kasten/frames (zogenaamde "Lowers" en "Uppers") en/of afsluiters en/of trekkers en/of uitwerpers en/of magazijn vergrendelonderdelen en/of hamers en/of vuuronderbrekers)van (een) vuurwapen(s) van categorie III, onder
1. van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool en/of een geweer, FGC-9, voorhanden heeft gehad;
3. hij op of omstreeks 13 september 2021, althans op een tijdstip in de maand september 2021, te Beerta, gemeente Oldambt een wapen van categorie IV, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een kruisboog (Jagl Archery) heeft gedragen;
4.
hij op of omstreeks 13 september 2021 te Beerta, gemeente Oldambt
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 214,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde betoogd dat het opzet van verdachte niet, ook niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het veroorzaken van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Het gemeen gevaar voor goederen kan wel bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de wapenonderdelen die verdachte heeft gemaakt niet kunnen worden aangemerkt als ‘essentiële onderdelen’ dan wel ‘onderdelen van wezenlijke aard, zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet Wapens en Munitie, omdat de onderdelen niet werkend waren te krijgen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 3 en 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 7 maart 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 13 september 2021 in Beerta brand heb gesticht in mijn woning aan de [straatnaam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 14 september 2021,opgenomen op pagina 269 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021250955 (Onderzoek Montesa) d.d. 30 december 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik heb een fles aanstekervloeistof voor de barbecue, dat is door de woonkamer heen gegaan en ergens papier weggepakt en voordat ik het wist zat ik ook al in de auto. De aanstekervloeistof had ik in de keuken staan. De inhoud was een liter, helemaal vol. Ik heb bijna alles eruit gegooid. Het papier heb ik aangestoken. Ik heb het papier op de vloeistof gegooid en toen ben ik weggegaan. Toen ik in de auto zat zag ik de vlammen al aardig oplaaien. Ik heb de vloeistof in de rondte gegooid, over de meubels, over de grond, ik was boos.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2021,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik ben samen met mijn echtgenoot eigenaar van de woning, perceel [straatnaam] in Beerta. Dit betreft een zogenaamde twee-onder-één-kapwoning. Ik doe aangifte van brandstichting. Er is op 13 september 2021 brand gesticht in de naast ons gelegen woning, waardoor onze woning schade heeft opgelopen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
15 september 2021, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 13 september 2021 aan het begin van de avond was ik samen thuis met mijn echtgenoot. Even na de klok van 20.00 uur werd er op de ramen van onze woning gebonsd. Dit werd gedaan door onze overbuurman. Hij wenkte ons en riep dat er brand was in de woning naast ons en dat wij meteen naar buiten moesten komen. Wij renden naar buiten en buiten gekomen zag ik vlammen in de woonkamer van de woning naast ons. Ik hoorde van een van de brandweermannen dat wij geluk hadden dat zij onderweg waren waardoor zij snel konden reageren en ter plaatse waren. Als zij zo vertelde hij, 2 minuten later waren gekomen, was de kans dat de brand naar onze woning zou zijn overgeslagen heel erg groot geweest. Onze woning heeft behoorlijk veel rookschade opgelopen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [straatnaam] Beerta) d.d. 1 oktober 2021, opgenomen op pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 september 2021 kwam ik, verbalisant, naar aanleiding van een brandstichting voor forensisch onderzoek op de locatie [straatnaam] in Beerta. De bank was deels verbrand en werd buiten aangetroffen. Op de vloer van de woonkamer was een brandplek. Het plafond boven deze brandplek was deels verbrand en door de brandweer verwijderd. Gelet op het brandbeeld is het passend dat de bank brandend in de woonkamer heeft gestaan en dat door de brandende bank het plafond boven de bank en de vloer onder de bank door hitte inwerking en vuur beschadigd is geraakt. Gelet op het voorgaande is het beeld passend bij brandstichting. Gelet op het feit dat het een twee onder een kapwoning betrof is er gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten geweest.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat verdachte in de avond van 13 september 2021 brand heeft gesticht in zijn woning. Verdachte heeft verklaard dat hij een brandbare vloeistof over de meubels heeft gegooid, waarna hij de vloeistof heeft aangestoken met een brandend stuk papier. Uit deze handelingen volgt dat verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm opzet op de brandstichting heeft gehad. In aanmerking genomen dat de psycholoog in het Pro Justitiarapport van 13 december 2021 heeft vastgesteld dat de brandstichting, zij het in verminderde mate, aan verdachte kan worden toegerekend ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat bij verdachte elk inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is geweest van opzettelijke brandstichting. Daarbij merkt de rechtbank op dat het opzet van verdachte niet gericht hoeft te zijn op het teweegbrengen van de mogelijk te duchten gevolgen.
Ten gevolge van de brand is de bank, een deel van de vloer en het plafond van de woning van verdachte verbrand. Daarnaast heeft de naastgelegen woning van de buren veel rookschade opgelopen. De rechtbank is van oordeel dat er niet alleen gemeen gevaar voor goederen maar ook levensgevaar voor personen dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is geweest en dat dit gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar geweest. De rechtbank leidt dit uit het volgende af. Verdachte heeft in de avond brand gesticht in een twee-onder-één-kapwoning. De buren van de naastgelegen woning waren thuis op het moment van de brandstichting. Na de brandstichting is verdachte in zijn auto gestapt en weggereden terwijl hij de vlammen in de woning zag oplaaien. Gelet op voornoemde omstandigheden bestond het reële risico dat de brand niet of niet tijdig zou worden opgemerkt. De brand had zich ongestoord kunnen ontwikkelen en had kunnen overslaan naar de naastgelegen woning. Niet alleen door vuur wordt levensgevaar veroorzaakt, maar ook door rookontwikkeling. Het is algemeen bekend dat mensen op die manier kunnen stikken, zeker als ze hierdoor verrast worden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 september 2021, opgenomen op pagina 241 e.v. van voornoemd dossier:

Inbeslagneming

Plaats : [straatnaam] Beerta, binnen de gemeente
Oldambt
Omstandigheden : Goederen zijn in beslag genomen tijdens een zoeking aan de [straatnaam] te Beerta
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1995
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland

Goednummer : PL0100-2021250955-1420192

Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Aantal/eenheid : 4 stuks
Bijzonderheden : 3D geprinte wapens (onderdelen)
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal definitief onderzoek vuurwapen onderdelen d.d. 29 september 2021, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 14 september 2021 werden door collega's van de plaatselijk politie tijdens een onderzoek in een woning op perceel [straatnaam] , te Beerta, onder andere de navolgende patroonmagazijnen, kasten(frames) van vuurwapens en twee 3D-printers inclusief twee plastic filament rollen aangetroffen en inbeslaggenomen.
De betreffende onderdelen zijn wereldwijd op internet in digitale vorm vrij te verkrijgen in zogenaamde STL(Standard Tessellation Language)-bestanden. STL-bestanden zijn computerbestanden en worden gebruikt in de 3D printtechnieken. De betreffende onderdelen zijn onderdelen van een vuurwapen met de naam FGC-9, MK-I. In vuurwapens met de aanduiding FGC-9 wordt gebruik gemaakt van patroonmagazijnen van het vuurwapen merk Glock. Het is ook mogelijk om deze patroonmagazijnen met behulp van de genoemde 3D techniek uit te printen zoals de patroonmagazijnen die in dit proces-verbaal beschreven zijn.
Patroonmagazijnen
Goednummer: PL0100-2021250955-142092
Categorie omschrijving: Specifiek en wezenlijk onderdeel van vuurwapens
Object: Patroonmagazijn
Aantal: 4 stuks
Bijzonderheden: 3D geprinte magazijnen.
Het betreft hier vier patroonmagazijnen die zijn vervaardigd door 3D printtechniek. Drie van de vier patroonmagazijnen waren functioneel en de laatste was in onderdelen. Een patroonmagazijn is specifiek bestemd en van wezenlijke aard voor vuurwapens waarvan de werking berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing.
Werking
Met één van de geprinte patroonmagazijnen werd op de afdeling Wapens Munitie en Explosieven, Politie eenheid Noord-Nederland getest. Het patroonmagazijn werd hierbij geladen met drie centraal vuur kogelpatronen in het kaliber 9x19 mm. Het gevulde patroonmagazijn werd in een semiautomatisch pistool van het merk Clock, type 26 geladen en er werden hiermee proefscholen afgevuurd. Het magazijn werkte hierbij naar behoren en er werden drie schoten gelost.
Artikel 1.2.3 Circulaire wapens en munitie 2019
Het patroonmagazijn is specifiek bestemd en van wezenlijke aard voor vuurwapens waarvan de werking berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing.
Categorisering
De betreffende patroonmagazijnen zijn onderdelen van vuurwapens als bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Daarom zijn de bepalingen van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze patroonmagazijnen.

Kast/frame vuurwapen:

Goednummer: PL0100-2021250955-142092
Categorie omschrijving : Specifiek en wezenlijk onderdeel van vuurwapens
Object : Kasten en frames
Merk : FGC-9 (Fuck Gun Control)
Aantal : 6 stuks
Bijzonderheden : 3 maal "Lower" en 3 maal "Upper".
Het betreffen hier 3 zogenaamde "Lowers" het onderste gedeelte waar de trekker groep zich bevind en 3 zogenaamde "Uppers" het bovenste gedeelte waar de afsluiter, slagpin en loop zich bevinden die zijn vervaardigd door 3D printtechniek.
Artikel 1.2.3 Circulaire wapens en munitie 2019
De kast (het frame) is specifiek bestemd en van wezenlijke aard voor vuurwapens waarvan de werking berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing.
Categorisering
De betreffende kasten/frames en de afsluiters zijn onderdelen van vuurwapens als bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Daarom zijn de bepalingen van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze 3D-geprinte kasten/frames. Voorhanden hebben:
Het illegaal voorhanden hebben van de genoemde patroonmagazijnen en de genoemde wezenlijke onderdelen van vuurwapens is gezien artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie strafbaar.

Afsluiter vuurwapen:

Goednummer: PL0100-2021250955-142092
Categorie omschrijving : Specifiek en wezenlijk onderdeel van vuurwapens
Object: Afsluiter Aantal: 3 stuks
Naast de genoemde uppers en lowers zijn op deze foto's van de ze FCG-9's in aanbouw de 3Dgeprinte onderdelen zichtbaar die als afsluiter in het vuurwapen moet fungeren.
Deze 3D-geprinte onderdelen zijn onderdeel van afsluiters (Bolt Carrier) die specifiek bestemd en van wezenlijke aard zijn voor de werking van de genoemde vuurwapens FGC-9.
Categorisering
De betreffende kasten/frames en de afsluiters zijn onderdelen van vuurwapens als bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Daarom zijn de bepalingen van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie mede van toepassing op deze 3D-geprinte kasten/frames.

Resterende onderdelen vuurwapen:

Goednummer: PL0100-2021250955-142092
Categorie omschrijving: Specifiek en wezenlijk onderdeel van vuurwapens
Object: Trekkers, uitwerpers, magazijn vergrendelonderdelen. Hamers en vuuronderbrekers Merk: FGC-9 (Fuck Gun Control)
Aantal: meerdere
Deze 3D-geprinte onderdelen zijn specifiek bestemd en van wezenlijke aard zijn voor de werking van de genoemde vuurwapens FGC-9.
In de bijlage gevoegde bouwaanleiding "Deterrence Dispensed Presents FGC-9" is het advies om voor het vuurwapen model een trekkergroep van een echte vuurwapen namelijk een AR15/M4/M16 geweer te gebruiken. Tevens kan gebruik worden gemaakt van een trekkergroep van een airsoft versie van het M4 geweer.
Strafbepaling:
Voorhanden hebben;
Het illegaal voorhanden hebben van de genoemde patroonmagazijnen en de genoemde wezenlijke onderdelen van vuurwapens is gezien artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie strafbaar.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank dat met één van de geprinte patroonmagazijnen in een semiautomatisch wapen proefschoten zijn afgevuurd en dat het magazijn naar behoren werkte. De patronen en de andere geprinte wapenonderdelen zijn van wezenlijke aard voor vuurwapens en zijn onderdelen van vuurwapens zoals bedoeld in artikel 3 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank acht het onder 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina76 e.v. van voornoemd dossier inhoudend een relaas van verbalisant;

Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde

de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 maart 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 september 2021,opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier inhoudend een relaas van verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 september 2021 te Beerta opzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de
[straatnaam] door een brandbare vloeistof te sprenkelen over meubels en vervolgens deze vloeistof met een brandend stuk papier aan te steken, ten gevolge waarvan een bank en een deel van de vloer en plafond van voormelde woning zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor belendend perceel [straatnaam] en levensgevaar voor zich in dat belendende perceel bevindende personen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in dat belendende perceel bevindende personen te duchten was;
2.
hij omstreeks 13 september 2021 te Beerta 3D geprinte onderdelen (4 patroonmagazijnen en 6 kasten/frames (zogenaamde "Lowers" en "Uppers") en afsluiters en trekkers en uitwerpers en magazijn vergrendelonderdelen en hamers en vuuronderbrekers) van vuurwapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, FGC-9, voorhanden heeft gehad;
3.
hij omstreeks 13 september 2021 te Beerta een wapen van categorie IV, onder 5 van de Wet wapens en munitie te weten een kruisboog (Jag1 Archery) heeft gedragen; 4.
hij omstreeks 13 september 2021 te Beerta opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 214,9 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

1. opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3. handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering van 24 februari 2022 en toepassing van de dadelijke uitvoerbaarheid.
Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegenomen dat het onder 1 ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het onder 2 ten laste gelegde, heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van ‘hulpstukken en onderdelen van vuurwapens’.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zich kan vinden in de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het rapport van 24 februari 2022 met uitzondering van de voorwaarde van het begeleid wonen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de voorwaarde van het begeleid wonen niet over te nemen omdat verdachte bij zijn vriendin wil wonen en er nog geen geschikte plek voor verdachte is gevonden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het rapport van de reclassering van 24 februari 2022, het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 13 december 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in de avond van 13 september 2021 brand gesticht in zijn woning in Beerta. Vervolgens heeft hij de woning verlaten, terwijl hij de vlammen in de woonkamer zag oplaaien. Verdachte heeft hierdoor het gevaar in het leven geroepen dat de brand niet of niet tijdig zou worden opgemerkt en zou overslaan naar de naastgelegen woning van de buren die op dat moment thuis waren. Dat dit gevaar zich niet heeft gerealiseerd, is louter te danken aan het adequaat ingrijpen van een overbuurman en de brandweer.
Daarnaast heeft verdachte 3D-geprinte wapenonderdelen voorhanden gehad die van wezenlijke aard zijn voor vuurwapens. In de auto van verdachte is een kruisboog aangetroffen. Het onbevoegd dragen van wapens en bezit van wapenonderdelen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Ongecontroleerd wapenbezit kan leiden tot wapengebruik met alle gevolgen van dien. Tot slot heeft verdachte 214,9 gram hennep voorhanden gehad. De combinatie van drugs- en wapenbezit acht de rechtbank extra zorgelijk, temeer daar bij verdachte sprake is van psychiatrische problematiek.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychologisch Pro Justitia rapport van 13 december 2021. De psycholoog heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geconcludeerd bij verdachte sprake is van een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken en een posttraumatische-stressstoornis. Deze stoornissen zijn van invloed geweest op het handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt om het onder 1 ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt derhalve bovenstaande conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over. De rechtbank leidt uit de conclusie en onderbouwing van de psycholoog af dat de bij verdachte geconstateerde stoornissen ook ten tijde van het onder 3 ten laste gelegde aanwezig waren, nu niet valt uit te sluiten dat verdachte op 13 september 2021 onder invloed van voornoemde stoornissen de kruisboog in de auto heeft gelegd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat zowel het onder 1 als het onder 3 ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Op grond van voornoemd rapport kan naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde niet dezelfde conclusie worden getrokken.
De psycholoog heeft geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een ambulante cognitieve gedragstherapeutische behandeling in de vorm van EMDR.
Uit het rapport van de reclassering van 24 februari 2022 volgt dat in de dagen voorafgaand aan de brandstichting de emoties bij verdachte hoog waren opgelopen. Twee dagen voorafgaand aan de brandstichting had verdachte de relatie met zijn vriendin verbroken. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij getraumatiseerd is door alles wat hij heeft meegemaakt tijdens zijn lidmaatschap van motorclub No Surrender. Door de ernst en mate van de gedragsproblematiek, de PTSS, de kans op acting out door problemen in de agressieregulatie en zijn rigide denkpatronen schat de reclassering het recidiverisico in als gemiddeld tot hoog. Als positieve factoren weegt de reclassering mee verdachtes medewerking aan het Pro Justitia onderzoek en het feit dat hij open staat voor een nieuwe behandeling bij de AFPN. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen met bijzondere voorwaarden, waaronder begeleid wonen. De reclassering heeft de afgelopen weken onderzoek gedaan naar de huisvesting van verdachte. Ter zitting heeft deskundige Veenstra toegelicht dat de reclassering verdachte wil aanmelden voor begeleid wonen in Emmen, maar dat dit gelet op de wachtlijst niet op korte termijn gerealiseerd kan worden. Verdachte heeft aangegeven dat hij, nu de relatie met zijn vriendin is hersteld, weer met haar wil samenwonen omdat zij hem tijdens de behandeling goed kan steunen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte voor de bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf van 24 maanden moet worden opgelegd waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf, naast de ernst van de feiten, in aanmerking genomen dat verdachte blijkens zijn strafblad eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten en dat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een proeftijd liep. De rechtbank neemt anderzijds in aanmerking dat verdachte direct openheid van zaken heeft gegeven, de noodzaak van behandeling inziet en die behandeling zelf ook graag wil. Dat het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf lager uitvalt dan de eis van de officier van justitie komt doordat de rechtbank naast de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de noodzaak van behandeling zwaar heeft meegewogen bij de bepaling van de strafmaat en de rechtbank acht het dan ook van belang dat verdachte zo snel mogelijk start met zijn behandeling. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen zoals opgenomen in het rapport van de reclassering van 24 februari 2022, met uitzondering van de voorwaarde van het begeleid wonen. Gelet op het belang van een snelle en voorspoedige start van de behandeling en verdachtes verzet tegen het begeleid wonen, ziet de rechtbank de meerwaarde van deze bijzondere voorwaarde niet in.
De rechtbank zal bevelen dat de voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er -gelet op de inhoud van voornoemde rapportages in samenhang met de gepleegde brandstichting- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk vonnis van 6 oktober 2020 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank NoordNederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 21 oktober 2020. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 december 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw de rechtbank verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet echter aanleiding de tenuitvoerlegging van een gedeelte van 10 weken van het voorwaardelijke strafdeel te gelasten en die gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 180 uren.
Ten aanzien van het overige voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Leger desHeils op het adres [straatnaam] te Groningen ( [telefoonnummer] ). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Veroordeelde laat zich behandelen door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland(AFPN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
Indien geïndiceerd door de reclassering, werkt veroordeelde mee aan ambulante begeleiding vanhet Leger des Heils en/of een forensisch FACT team of een soortgelijke hulpverlener, zolang de reclassering dat nodig acht;
Veroordeelde heeft geen soft- en hardware van 3D printers in bezit en betrokkene werkt niet met3D printers.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.830222-19:

Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 6 oktober 2020, te weten: 10 weken gevangenisstraf. De rechtbank bepaalt dat deze
gevangenisstraf van 10 weken wordt omgezet in een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbepaalde arbeid gedurende
180 uren.
Beveelt dat, wanneer verdachte die taakstraf niet naar behoren verricht, hij alsnog de gevangenisstraf van 10 weken moet uitzitten.
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 6 oktober 2020 vastgestelde proeftijd ten aanzien van het overige voorwaardelijke strafdeel met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B.W. Venema, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. J.H.S. Kroeze, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema-Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 maart 2022.