ECLI:NL:RBNNE:2022:752
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot schadevergoeding na beëindiging van vervolging wegens geestelijke en fysieke beperkingen
Op 17 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een verzoeker die onder voorlopige hechtenis heeft gestaan. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de vervolging van verzoeker niet voortkwam uit de aan de voorlopige hechtenis ten grondslag gelegde ernstige bezwaren, maar uit de geestelijke en fysieke beperkingen van verzoeker. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om schadevergoeding toe te kennen, ondanks het verzoek van de verzoeker om een schadevergoeding van € 50.400,-- voor de ondergane voorlopige hechtenis en een standaardvergoeding van € 340,-- voor de kosten van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek tot schadevergoeding, ondanks dat hij onder curatele was gesteld. De rechtbank heeft de standpunten van de gemachtigden van verzoeker en het Openbaar Ministerie gehoord. De verdediging stelde dat de lange duur van de procedure en de geestelijke en fysieke gesteldheid van verzoeker gronden van billijkheid vormden voor het toekennen van schadevergoeding. Het Openbaar Ministerie betoogde echter dat de ernstige verdenkingen tegen verzoeker en zijn medische toestand de beslissing om niet verder te vervolgen rechtvaardigden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheden van verzoeker niet voldoende waren om schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de verzoeken van verzoeker afgewezen, waarbij zij benadrukte dat de beëindiging van de vervolging enkel te maken had met de persoonlijke omstandigheden van verzoeker en niet met de ernst van de beschuldigingen.