Proceskosten bestaande uit reiskosten: € 22,74
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen geheel kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid. De gijzeling moet op nihil worden gesteld.
Standpunt van de verdediging
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Ten aanzien van de materiële post a heeft de verdediging aangevoerd dat deze kosten niet zijn onderbouwd. Ten aanzien van de kosten onder b en c geldt dat het causaal verband met het strafbare feit ontbreekt. Deze posten moeten worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over de posten d en e.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging de rechtbank verzocht om deze te matigen tot een bedrag van € 1000,-, onder verwijzing naar de letselschadelijst.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de materiële posten a, b, c, d, f en g heeft de verdediging aangevoerd dat deze kosten niet zijn onderbouwd en dat niet eenduidig uit het dossier blijkt dat deze schade ook is geleden. Ten aanzien van de kosten onder e geldt dat het causaal verband met het strafbare feit ontbreekt. Deze posten moeten worden afgewezen.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging de rechtbank verzocht om deze te matigen, eveneens onder verwijzing naar de letselschadelijst.
Oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade onder a heeft geleden. De vordering zal op dit punt daarom worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er ten aanzien van post b geen sprake van rechtstreekse schade die aan de benadeelde partij is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet ontvankelijk is.
Ten aanzien van post c geldt dat de verdediging de gestelde schade betwist.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering op dit punt niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu zij niet kan vaststellen dat de gederfde inkomsten enkel voortvloeien uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank is daarom van oordeel dat de schade op dit punt onvoldoende aannemelijk is gemaakt, terwijl nadere onderbouwing het strafproces onevenredig zou belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering op dit punt.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade onder d en e heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen.
Gelet op vorenstaande zal een bedrag van € 958,15 aan materiële kosten worden toegewezen.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van de geweldshandeling van verdachte lichamelijk letsel en psychisch letsel heeft opgelopen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex. artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de schade vast op € 2.500,-. Daarbij is onder andere gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Het toe te wijzen bedrag zal – als gevorderd – worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, te weten 13 december 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gijzeling op nihil moet worden gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 12,30 (te weten € 9,28 + € 1,16 + € 1,86) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank wijst de kilometerkosten voor slachtofferhulp en het slachtoffergesprek voor de helft toe, nu de rechtbank ervan uitgaat dat de benadeelde partij samen heeft gereisd met zijn partner en de kosten heeft kunnen delen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Ten aanzien van de posten a en b geldt dat de verdediging de gestelde schade betwist. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij deze gestelde schade heeft geleden. De rechtbank is daarom van oordeel dat de schade op dit punt onvoldoende aannemelijk is gemaakt, terwijl nadere onderbouwing het strafproces onevenredig zou belasten. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering op dit punt.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij door toedoen van verdachte schade heeft geleden aan haar bril. Door een verzekering voor de bril af te sluiten en de kosten van die verzekering te vorderen, heeft de benadeelde partij schadebeperkend gehandeld. De vordering zal op dit punt daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de posten d, f en g geldt dat de rechtbank het feit niet bewezen acht waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering op die punten.
Naar het oordeel van de rechtbank is er ten aanzien van post e geen sprake van rechtstreekse schade die aan de benadeelde partij is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet ontvankelijk is.
Gelet op vorenstaande zal een bedrag van € 52,50 aan materiële kosten worden toegewezen.
Met betrekking tot de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van de geweldshandeling van verdachte lichamelijk letsel en psychisch letsel heeft opgelopen. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex. artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek stelt de rechtbank de hoogte van de schade vast op € 750,-. Daarbij is onder andere gelet op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. De rechtbank zal de vordering met betrekking tot de immateriële schade tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Het toe te wijzen bedrag zal – als gevorderd – worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade, te weten 13 december 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de gijzeling op nihil moet worden gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 10,44 (te weten € 9,28 + € 1,16) en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank wijst de kilometerkosten voor slachtofferhulp en het slachtoffergesprek voor de helft toe, nu de rechtbank ervan uitgaat dat de benadeelde partij samen heeft gereisd met haar partner en de kosten heeft kunnen delen. De kilometerkosten voor de rechtbank wijst de rechtbank af, nu de benadeelde partij niet bij de zitting aanwezig is geweest.