Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank dient bij de strafoplegging als eerste de vraag te beantwoorden of in het kader van het adolescentenstrafrecht toepassing van het jeugdstrafrecht aan de orde is. Ten tijde van het feit was verdachte 20 jaar oud, zodat in beginsel het commune (volwassenen) strafrecht dient te worden toegepast. Op grond van artikel 77c Sr kan de rechter adolescenten van 18 tot 23 jaar berechten op grond van het jeugdstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van de psycholoog. Hieruit volgt dat de psycholoog adviseert om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Verdachte functioneert cognitief gezien op beneden gemiddeld niveau, is nog onrijp en overziet de gevolgen van zijn gedrag niet volledig. Een pedagogische aanpak is nodig zodat verdachte zich op positieve wijze verder kan ontwikkelen. Verder is gezinsgerichte hulpverlening wenselijk omdat verdachte nog zeer sterk gericht is op zijn moeder en er voorts sprake is van een duidelijke afhankelijkheidsrelatie ten opzichte van zijn moeder. Er bestaan geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Ook de reclassering heeft in haar rapport geadviseerd om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
Gelet op voornoemde rapportages en hetgeen verder uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken omtrent verdachte, zal de rechtbank het jeugdstrafrecht toe passen.
C
onclusies en advies van de gedragsdeskundige
De psycholoog heeft beschreven dat er bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis ten gevolge van jarenlange psychische en fysieke mishandeling door vader. Ook is er bij verdachte sprake van een matige stoornis in het gebruik van cannabis. Er is daarnaast sprake van een onrijpe identiteitsontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling en inadequate coping. Van de hiervoor beschreven problematiek was ten tijde van het ten laste gelegde eveneens sprake en verdachte zijn gedrag werd hierdoor sterk bepaald. Het recidiverisico is ingeschat als laag en het ten laste gelegde feit lijkt zeer situationeel bepaald te zijn. Indien het ten laste gelegde feit bewezen verklaard zou worden veronderstelt de psycholoog dat verdachte in aanzienlijke mate beperkt werd in zijn gedragskeuzemogelijkheden en hierdoor de situatie en de mogelijke gevolgen niet meer goed kon overzien. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over, maakt die tot de hare en verklaart verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het bovengenoemde advies van de reclassering. Hieruit volgt dat de reclassering zich grotendeels aansluit bij het advies van de psycholoog. Anders dan psycholoog schat de reclassering het recidiverisico in als gemiddeld, met een gemiddeld risico op letsel. Volgens de reclassering is recidive van een levensdelict niet te verwachten, maar op grond van het dragen van messen en het drugsgebruik ziet de reclassering wel enige risico's. De reclassering heeft in het rapport verder geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandeling en een drugsverbod.
Jeugddetentie
Gelet op het feit dat verdachte berecht wordt onder het jeugdstrafrecht kan aan hem een jeugddetentie opgelegd worden voor de duur van maximaal 24 maanden.
De rechtbank is van oordeel dat in beginsel slechts de maximale jeugddetentie recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank ziet echter, in de omstandigheid dat het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend, aanleiding om de straf enigszins te matigen. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte wordt begeleid, ondersteund en behandeld voor de bij hem aanwezige problematiek. Gelet op hetgeen in de rapportages over verdachte is geschreven acht de rechtbank het niet in het belang van verdachte dat hij nog langer vast blijft zitten. Teneinde het voorgaande te bewerkstelligen en om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een groot deel van de straf, te weten 11 maanden, voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank zal daarnaast ook als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte begeleid dient te gaan wonen. De rechtbank kiest daarvoor nu zij er onvoldoende vertrouwen in heeft dat verdachte, wanneer hij weer bij zijn moeder in Appingedam zou gaan wonen, de voor hem benodigde ondersteuning en begeleiding krijgt. Door verdachte begeleid te laten wonen wordt hem de grootste kans geboden om in een stabiele leefomgeving aan zijn problematiek te werken.
In beslaggenomen goederen
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Combat mes waarmee verdachte het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit heeft gepleegd onttrokken dient te worden aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over het in beslag genomen mes.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat er op de beslaglijst twee wapens staan, te weten een Combat mes en een Machete.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank vastgesteld dat met behulp die wapens de ten laste gelegde en bewezenverklaarde strafbare feiten zijn begaan en dat voornoemd voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De rechtbank zal dan ook de onttrekking aan het verkeer van voornoemde wapens gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 62, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
11 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden: