ECLI:NL:RBNNE:2022:692

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
18-251054-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling met een honkbalknuppel

Op 4 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er gedragsbeperkende maatregelen opgelegd, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met het slachtoffer. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 17 september 2021 in Drachten, waar de verdachte, onder invloed van alcohol, de woning van het slachtoffer heeft opgezocht na een ruzie. Hij heeft het slachtoffer met een honkbalknuppel op het hoofd geslagen, wat als poging tot doodslag werd gekwalificeerd. De rechtbank verwierp de beroepen op noodweer en noodweerexces, oordelend dat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte had de confrontatie zelf opgezocht en was op agressieve wijze te werk gegaan. Het slachtoffer liep ernstig letsel op, waaronder een gebroken arm en hoofdletsel. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling voor alcoholgebruik.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-251054-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] , wonende [straatnaam] 3 [woonplaats] , thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting van 18 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. de Jong, advocaat te Burgum. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op 18 februari 2022, ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer] stevig beetgepakt en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) tegen het lichaam gestompt en/of geslagen en/of tegen een muur gedrukt en/of naar de grond gebracht en/of(vervolgens)
- nadat verdachte een (aluminium) honkbalknuppel uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokkenen/of gepakt- , meermalen, althans eenmaal (met kracht)- al dan niet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag- met een/die (aluminium) honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de schouder en/of de (linker)arm en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte die [slachtoffer] stevig beetgepakt en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) tegen het lichaam gestompt en/of geslagen en/of tegen een muur gedrukt en/of naar de grond gebracht (vervolgens)
- nadat verdachte een (aluminium) honkbalknuppel uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokkenen/of gepakt- , meermalen, althans eenmaal (met kracht)- al dan niet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag- met een/die (aluminium) honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de schouder en/of de (linker)arm en/of het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland, een persoon genaamd
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] stevig beet te pakken en/of (vervolgens) meermalen (met kracht) tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of tegen een muur te drukken en/of naar de grond te brengen en/of (vervolgens) - nadat verdachte een (aluminium) honkbalknuppel uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken en/of gepakt- , meermalen, althans eenmaal (met kracht)- al dan niet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag- met een/die (aluminium) honkbalknuppel op/tegen het hoofd en/of in het gezicht en/of tegen de schouder en/of de (linker)arm en/of het lichaam van die [slachtoffer] te slaan;
2
hij op of omstreeks 17 september 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland opzettelijk en wederrechtelijk een (deels glazen) voordeur van de woning [straatnaam] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair, te weten poging tot doodslag, gelet op de aangifte, de verklaringen van getuigen en de verklaring van verdachte. Verdachte heeft aangever meermalen op een kwetsbare plaats, namelijk tegen het hoofd, geslagen met een hard en zwaar voorwerp, te weten een honkbalknuppel. Mede gelet op de verklaring van de GGD-arts had daarbij dodelijk letsel kunnen ontstaan. De verdachte heeft met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van aangever aanvaard.
Feit 2
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 2, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair en feit 1 subsidiair, gelet op de het ontbreken van opzet bij verdachte om het van het leven te beroven of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Feit 2
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 september 2021,opgenomen op pagina 15 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021255196 d.d. 13 oktober 2021, inhoudend als verklaring van verdachte:
Gisteravond (de rechtbank begrijpt 17 september 2021) ging [slachtoffer] weer helemaal los tegen mij. Hij roept dan: " [verdachte] , [straatnaam] kom langs dan als je durft.". Ik dacht ik ga er heen. Ik wilde er heen de koppen tegen elkaar en dan uitpraten.
Toen ik zeker wist dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) in de kamer zat, belde ik aan.
Maar hij deed de deur niet open. Ik werd kwaad op dat moment. Toen ging de deur open. Ik ben op [slachtoffer] afgelopen. Ik heb toen met mijn rechterhand hem geslagen tegen de linkerzijde van zijn hoofd. Ik heb hem toen nog een paar keer geslagen. Ik heb toen die honkbalknuppel uit zijn arm gepakt.
Ik heb hem toen op zijn schouder geslagen met die honkbalknuppel.
Ik denk dat ik hem drie keer heb geslagen.
2. De door verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris op 21 september 2021 afgelegdeverklaring, voor zover inhoudend:
Ik pakte hem met mijn linkerhand vast en heb hem met mijn rechtervuist gestompt op zijn romp. Met mijn linkerhand drukte ik hem tegen de muur waar hij schuin tegenaan hing. Ik heb hem de honkbalknuppel uit de hand getrokken en heb ik hem ook een paar klappen gegeven met de knuppel. Ik heb vast ook zijn arm geraakt want hij verweerde zich. Dat hij een gebroken ellepijp heeft kan ik wel plaatsen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 september 2021,opgenomen op pagina 54 e.v. van genoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Wij hoorden verdachte verklaren dat hij aangever geslagen had. Aangever zou hem uitgelokt hebben om naar Drachten te komen. De bewoner kwam naar buiten met een honkbalknuppel. Dit gaf de verdachte de kans, volgens eigen zeggen de toestemming, om los te gaan op aangever. Hij had hem meerdere keren geslagen en naar de grond gewerkt om vervolgens de honkbalknuppel af te pakken. Hij had hem met de honkbalknuppel geslagen. Hij was woest vertelde hij.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 september 2021,opgenomen op pagina 22 e.v. van genoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op vrijdag 17 september 2021, omstreeks 22:30 uur, was ik in mijn woning aan de [straatnaam] te Drachten.
Ik was die avond aan het zenden. Zo ken ik [verdachte] ook. Die avond was er over de zender ook wat gedonder. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Ik kom wel bij je langs" of woorden van gelijke strekking. Omstreeks 22:30 uur hoorde ik harde knallen bij mijn voordeur. Ik hoorde glas gerinkel. Ik ben direct naar de voordeur gelopen. Ik heb bij de verwarming een aluminium honkbalknuppel liggen. Ik pakte die knuppel met mijn rechterhand. Toen opende ik de voordeur. Direct hierop zag ik [verdachte] voor de deur staan. Ik zag en voelde dat [verdachte] direct de honkbalknuppel van mij af pakte. Ik zag dat hij die knuppel in zijn rechterhand vast hield. Ik zag dat hij zijn hand met daarin die knuppel boven zijn hoofd bracht. Ik hoorde hem zeggen: "Ik sla je hartstikke dood" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij de knuppel, met kracht, in mijn richting bewoog. Direct hierop voelde ik een scherpe en sterkende pijn aan mijn hoofd. Ik viel direct op de grond. Ik was erg duizelig. Ik voelde dat er vervolgens op mij in werd geslagen. Ik voelde dat hij zeker vier (4) keer op mijn hoofd sloeg. Ik trachtte dit af te weren met mijn linkerhand. Deze hield ik voor mijn gezicht. Ik voelde op mijn arm een felle pijn. Ik ben daarop ook meerdere malen geslagen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 18 september2021, opgenomen op pagina 29 e.v. van genoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op vrijdag 17 september 2021, omstreeks 22.30 uur lag ik op bed in mijn woning. Ik hoorde doffe knallen welke ik niet kon plaatsen. Ik hoorde veel geschreeuw. Ik hing aan de voorzijde van mijn woning uit mijn raam. Ik zag twee mannen in de deuropening staan, ik zag dat [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ), de buurman van [straatnaam], op de grond lag. Ik zag dat één man met een honkbalknuppel op [slachtoffer] aan het inslaan was. Ik zag dat de man aan het doorslaan was. De dader hoorde ik ongeveer zeggen: "Als ik het niet doe, doet hij het wel.".
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 20 september2021, opgenomen op pagina 33 van genoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik zag dat de man die bij [slachtoffer] stond een honkbalknuppel vasthield. Ik zag dat deze man met die knuppel, een paar keer tegen de zijkant van het lichaam van [slachtoffer] sloeg. Toen hij sloeg had hij deze knuppel met beiden handen vast.
Ik zag dat [slachtoffer] na deze klappen, vanuit de gehurkte/scheve houding rechtop probeerde te komen. Ik zag dat de man toen in ieder geval 1 keer met die knuppel op het hoofd van [slachtoffer] sloeg. Dat kan ik echt wel met zekerheid zeggen. Ook bij deze klap had hij de knuppel met beide handen vast. Ik zag door deze klap op het hoofd [slachtoffer] op de grond viel. Ik zag dat de man na deze klap [slachtoffer] nog een paar keer met de knuppel op de zijkant van het lichaam sloeg. Hij was dus gewoon aan het doorslaan.
7. Een geneeskundige verklaring, op 20 september 2021 opgemaakt en ondertekend door H.J.Weitenberg, neuroloog voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Geboren : [geboortedatum] 1986
Uitwendig waargenomen letsel: meerdere oppervlakkige en diepere barstwonden verspreid over behaarde hoofdhuid, zwelling en bloeding linker onderarm Er is sprake van gering uitwendig bloedverlies.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 18-9-21
Overige van belang zijnde informatie: Breuk ellepijp linker onderarm waarvoor gips.
geschatte duur genezing +- 6 weken
Feit 2
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 februari 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2021,opgenomen op pagina 65 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021255196 d.d. 15 oktober 2021, inhoudend de verklaring van verbalisant [verbalisant 3] .
Nadere bewijsoverweging feit 1: opzet
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt:
Er was sprake van een langdurige voorgeschiedenis van ruzie tussen verdachte en aangever. Toen verdachte op 17 september 2021 besloot aangever in zijn woning op te gaan zoeken, was hij kwaad en wilde hij het 'met de koppen tegen elkaar' uitpraten. Verdachte had bovendien naar eigen zeggen daaraan voorafgaand circa 10 flesjes bier gedronken. Verdachte is door zijn zoon naar Drachten gebracht, maar heeft hem niet de werkelijke reden van het bezoek aan aangever verteld en wilde ook niet dat zijn zoon bij de confrontatie met aangever aanwezig was. Aangekomen in Drachten is verdachte naar de woning van aangever gelopen en heeft daar meermalen aangebeld en hoopte dat aangever zou schrikken. Toen de deur niet werd geopend werd verdachte kwaad en schopte tegen de deur en trapte daarbij het raam in de deur kapot. Nadat aangever de deur opende, heeft verdachte de aluminium honkbalknuppel die aangever in zijn hand had afgepakt en heeft aangever daarmee meermalen geslagen tegen het hoofd, de schouder, de linkerarm en het lichaam. Verdachte heeft uitdrukkelijk ontkend dat hij daarbij ook tegen het hoofd van aangever heeft geslagen. Gelet echter op het feit dat er door een arts meerdere diepe barstwonden op het hoofd van aangever zijn geconstateerd én de verklaring van getuige [getuige] , is naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hierbij ook tegen het hoofd van aangever heeft geslagen.
Verdachte heeft tijdens het slaan van aangever onder meer heeft geroepen "Ik sla je hartstikke dood" en "Als ik het niet doe, doet hij het wel". Ook heeft verdachte tegen de verbalisanten gezegd dat aangever hem de kans en de toestemming heeft gegeven om los te gaan op aangever door met een honkbalknuppel aan te komen lopen. Verdachte was naar eigen zeggen bovendien woest.
De rechtbank is van oordeel dat het slaan met een hard en zwaar voorwerp (honkbalknuppel) tegen het hoofd van aangever - een van de kwetsbaarste delen van het lichaam - terwijl verdachte kwaad was en zei aangever te willen doodslaan, naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het onder 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 17 september 2021 te Drachten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte die [slachtoffer] stevig beetgepakt en vervolgens meermalen met kracht tegen het lichaam gestompt en geslagen en tegen een muur gedrukt en naar de grond gebracht en vervolgens nadat verdachte een aluminium honkbalknuppel uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken en gepakt, meermalen met kracht met die aluminium honkbalknuppel tegen het hoofd en tegen de schouder en de linkerarm en het lichaam van die [slachtoffer] geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 17 september 2021 te Drachten opzettelijk en wederrechtelijk een deels glazen voordeur van de woning [straatnaam] , die geheel aan een ander toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

feit 1 primair: poging tot doodslag feit 2: vernieling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is een beroep op noodweer en noodweerexces gedaan. Verdachte heeft zich verdedigd door de honkbalknuppel af te pakken van aangever en hem daarmee te slaan. Voor zover verdachte daarbij de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit heeft overschreden, werd dit veroorzaakt door een hevige gemoedsbeweging als gevolg van de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van noodweer geen sprake is, aangezien verdachte zelf een ruit heeft ingetrapt bij aangever en onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte door aangever is geslagen. Ook van noodweerexces is geen sprake, aangezien er geen heftige gemoedsbeweging bij verdachte was.
Het oordeel van de rechtbank
Noodweer
De rechtbank gaat uit van de, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden welke hiervoor zijn vermeld in de nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangever niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte. Immers, het is verdachte geweest die aangever in zijn woning heeft opgezocht en daarbij op agressieve wijze de confrontatie is aangegaan, onder meer door een ruitje van de voordeur van aangever in te trappen. Ook nadat de deur door aangever werd geopend, is het opnieuw verdachte geweest die op gewelddadige wijze de confrontatie aanging met aangever door hem te slaan. Dat aangever in deze voor hem dreigende situatie een honkbalknuppel in de hand had, maakt het voorgaande niet anders.
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Noodweerexces
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie bespreking beroep op noodweer), zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Het verweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het volgen van een ambulante behandeling. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd als vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een locatieverbod en een contactverbod voor de duur van vijf jaren, met vaststelling van de vervangende hechtenis op twee weken per overtreding. De officier van justitie heeft gevorderd deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest.
Het oordeel van de rechtbank
Algemeen
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering Leger des Heils van 9 december 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 januari 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en een vernieling. Verdachte is, onder invloed van alcohol, naar de woning van aangever gegaan om bij hem verhaal te halen. Omdat aangever in eerste instantie niet opendeed, ontstak verdachte in woede en heeft hij de ruit in de voordeur vernield. Verdachte heeft aangever vervolgens in zijn eigen woning - de plek waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen - meermalen gestompt en geslagen tegen het hoofd en lichaam. Vervolgens heeft verdachte aangever ook tegen het hoofd en lichaam geslagen met een honkbalknuppel. Aangever heeft hierbij hoofdletsel opgelopen en een gebroken arm. Gelet op de gedragingen van verdachte had het letsel van aangever aanzienlijk ernstiger kunnen zijn geweest. Uit het namens aangever uitgeoefende spreekrecht blijkt dat aangever ten tijde van de zitting nog altijd kampt met angstklachten en herbelevingen en waarschijnlijk nog een PTSS behandeling nodig heeft. Ook heeft hij last van een suizende piep in het oor sinds het voorval.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie. Hieruit blijkt dat verdachte eerder - weliswaar lang geleden - onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer geweldsmisdrijven.
Persoon van de dader
Uit het reclasseringsadvies van 9 december 2021, opgesteld door S. Vroom, reclasseringswerker van Leger des Heils, blijkt onder meer het volgende.
Geconcludeerd is dat op basis van het onderzoek er op de onderzochte leefgebieden weinig problemen naar voren komen. Aandachtspunt is het alcoholgebruik van verdachte Hij is gewend met regelmaat grote hoeveelheden alcohol te nuttigen. Verdachte was ten tijde van onderhavig delict onder invloed van alcohol. Ook bij delictplegingen in het verleden heeft alcohol een rol gespeeld. Het drinken van alcohol lijkt voor hem een manier van coping waarmee hij spanningen die hij ervaart tracht te verlichten. Verdachte ervaart het alcoholgebruik niet als problematisch. Hij heeft er begrip voor dat hier door anderen anders naar gekeken wordt en staat derhalve open voor mogelijk opgelegde interventies op dit gebied. Er is enige responsiviteit voor gedragsverandering. Vanuit reclasseringsperspectief is het wenselijk meer zicht op te krijgen op onderliggende problemen, zoals het alcoholgebruik met kans op impulsdoorbraken, en zou een intake en behandeltraject bij een instelling voor verslavingszorg aangewezen zijn. Dit zou vorm kunnen krijgen binnen het kader van een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandelverplichting
  • Contactverbod
  • Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door afdoening met een lichtere strafmodaliteit dan een gevangenisstraf miskend zou worden.
De rechtbank vindt het van belang dat wordt voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarom de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen.
Op te leggen maatregel
In het belang van de beveiliging van de maatschappij en voorkoming van strafbare feiten vindt de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van drie jaren op te leggen, inhoudende een bevel met een locatieverbod voor de woonlocatie van het slachtoffer, te weten: de [straatnaam] te Drachten, en een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] . Het recht van verdachte op bewegingsvrijheid wordt hierdoor slechts in geringe mate en voor bepaalde duur beperkt en dit staat in verhouding tot de daarmee nagestreefde doelen, waaronder het belang van het slachtoffer. Om verdachte ertoe te zetten zich aan het gebiedsen contactverbod te houden, zal de rechtbank bepalen dat twee weken hechtenis wordt toegepast voor elke overtreding van het gebiedsverbod of het contactverbod.
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer. De rechtbank heeft voor dat oordeel in overweging genomen de justitiële documentatie van de verdachte, de rapportage die ten aanzien van zijn persoon is uitgebracht, de bewezenverklaring van het geweldsfeit jegens het slachtoffer gepleegd en hetgeen overigens uit het dossier blijkt omtrent de verhouding tussen de verdachte en het slachtoffer. Reden waarom de rechtbank zal bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een schriftelijke vordering tot schadevergoeding, welk bedrag ter zitting nog is verhoogd. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.662,24 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten van de deurbel met camera geen rechtstreekse schade is en dat er twijfels zijn of de mantelzorg wel geleverd is en betaald. Voor het overige wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Bij toewijzing dient de vordering vermeerderd te worden met wettelijke rente en dient de schadevergoedingsmaatregel opgelegd te worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er sprake is van eigen schuld bij het slachtoffer, waarmee rekening dient te worden gehouden. De materiële schade met betrekking tot de pet, douchehoes, mantelzorg, eigen risico 2021 en schilderwerk kan worden toegewezen. Bij de gordijnen dient gecorrigeerd te worden met een afschrijving. De overige materiële schade wordt betwist.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade met betrekking tot de pet (€ 29,95), douchehoes (€ 16,98), mantelzorg (€ 249,20), eigen risico zorgverzekering 2021 (€ 348,51), honkbalknuppel (€ 19,50) en schilderwerk (€ 539,55) heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Dit deel van de vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 september 2021.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de kosten van de aanschaf van gordijnen een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 1 bewezen verklaarde. Hier dient afschrijving op te worden toegepast. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van deze schade op € 100. De rechtbank zal dit deel van de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met wettelijk rente vanaf 17 september 2021, en voor het overige deel afwijzen.
Ten aanzien van de kosten van een hoortoestel en het eigen risico zorgkosten 2022 beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de kosten voor de aanschaf van een deurbel met camera geen rechtstreekse schade toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering van de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd. De rechtbank stelt deze schade in redelijkheid vast op een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 september 2021, en zal deze voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 76 dagen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat (van) deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot tien (10) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
dat de veroordeelde binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd contact op neemt met dereclassering van het Leger des Heils, te bereiken op telefoonnummer [telefoonnummer], en zich vervolgens blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
dat de veroordeelde zich gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodigvindt, laat behandelen bij een instelling voor verslavingszorg zoals Verslavingszorg Noord Nederland, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
zich niet op te houden in de [straatnaam] te Drachten gedurende
drie jaren;
zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1986, gedurende
drie jaren;
met bevel dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) weken, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
met bevel dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vorderingen van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan [slachtoffer] te betalen:
  • het bedrag van €
  • het bedrag van €
  • de wettelijke rente over deze bedragen vanaf
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor een deel van € 174,55 af.
Verklaart de vordering van voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van aan de Staat te betalen een bedrag van 8.803,69 (zegge: achtduizend achthonderd drie euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
17 september 2021tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit €
1.303,69aan materiële schade en €
7.500,00aan immateriële schade.
Bepaalt de duur waarvoor gijzeling kan worden toegepast op 76 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan de benadeelde partij of aan de Staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K.A. de Groot en mr. M.C. van Linde, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 maart 2022.
Mr. K.A. de Groot, mr. M.C. van Linde en mr. R.G. Bakker-Dees zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.