ECLI:NL:RBNNE:2022:680

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
18/670213-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging en voorwaardelijke beëindiging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld na een veroordeling voor ernstige misdrijven, waaronder doodslag. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, maar tegelijkertijd de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege toegestaan, op voorwaarde dat de veroordeelde Nederland verlaat en niet terugkeert. De rechtbank baseerde haar beslissing op een uitgebreid repatriëringsplan, dat in samenwerking met een kliniek in Benin was opgesteld. De veroordeelde heeft een netwerk in Benin dat hem kan ondersteunen bij zijn terugkeer, en er zijn afspraken gemaakt voor zijn zorg na terugkeer. De rechtbank oordeelde dat het behandelplafond in Nederland was bereikt en dat resocialisatie in Nederland niet mogelijk was. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling te verlengen met dwangverpleging, maar de rechtbank volgde dit niet, gezien de omstandigheden en de adviezen van deskundigen. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid van de maatschappij in Benin gewaarborgd kon worden door de voorwaarden die aan de beëindiging van de terbeschikkingstelling waren verbonden. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de adviezen van deskundigen en de situatie van de veroordeelde.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/670213-11
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2022 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , thans verblijvende te [instelling] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met een jaar. De raadsman heeft schriftelijk verzocht de maatregel voorwaardelijk te beëindigen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2022, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. J. van Appia en de officier van justitie mr. A. van den Oever. Als deskundigen waren aanwezig mevrouw F. Scholten, GZ-psycholoog en hoofdbehandelaar, en de heer [naam 1] , adviseur repatriëring.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies d.d. 22 december 2021 en het aanvullende advies d.d. 22 februari 2022 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 11 december 2014 heeft het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden veroordeelde wegens doodslag, meermalen gepleegd, poging tot doodslag, meermalen gepleegd, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd en poging tot zware mishandeling ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 14 maart 2017 en laatstelijk op 4 maart 2021 verlengd met een jaar, welke verlengingsbeslissing in hoger beroep door het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden is bevestigd bij beslissing van 17 juni 2021.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies van 22 december 2021 wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen onder voorwaarde van vertrek uit Nederland (artikel 6:6:10b Sv). In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
De veroordeelde is een 36-jarige man bij wie sprake is van psychotische kwetsbaarheid en van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast heeft de veroordeelde een gebrekkig empathisch vermogen.
In 2020 heeft een overleg plaatsgevonden met alle betrokken disciplines. Er is besproken dat het behandelplafond is bereikt binnen het tbs-systeem van Nederland. De veroordeelde heeft zelf eveneens geen verdere hulpvraag. In lijn met dit overleg zijn de psychotherapie en de PMT afgesloten. Dit neemt niet weg dat het extern risicomanagement van belang is om blijvende aandachtspunten te waarborgen.
Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het realiseren van terugkeer naar het land van herkomst van de veroordeelde middels een gedegen repatriëringsplan. In samenwerking met een kliniek in Benin, in het bijzonder met de heer [naam 2] , is een plan opgezet omtrent het vormgeven van de zorg in Benin. De kliniek aldaar heeft laten weten bereid te zijn de veroordeelde te ondersteunen. Het gaat hierbij om medicatie, ambulante begeleiding, psycho-educatie aan de familie en een gedwongen opname in geval van decompensatie dan wel dreiging van recidive.
De veroordeelde heeft een groot netwerk dat hem kan ondersteunen in zijn plannen om terug te keren. De familie [naam 3] - ouders van één van de slachtoffers - heeft aangegeven bereid te zijn de veroordeelde financieel, emotioneel en op praktische aspecten te ondersteunen in zijn terugkeertraject. Verder heeft de veroordeelde steun via landgenoten uit Benin in Nederland, welke hem helpen met zijn businessplan om na terugkeer een bedrijfje te beginnen in transport. De ouders van de veroordeelde zijn bereid hem te ondersteunen en op te vangen. Zij zijn bekend met het justitiële verleden van de veroordeelde. Daarnaast zijn zij bekend met de psychische kwetsbaarheid van veroordeelde, hoewel daar in Benin op een andere manier mee om wordt gegaan dan in de Westerse wereld. Psycho-educatie voor de familie is derhalve van belang, en zal plaatsvinden. Ook met de broer van veroordeelde in Berlijn is contact.
Veroordeelde wil graag zo snel mogelijk terugkeren naar Benin. Hij is bereid aan alle voorwaarden van de repatriëring te voldoen. Hij is medicatietrouw en zal zich onder de zorg van de voorbedoelde psychiatrische kliniek stellen.
Ten tijde van schrijven is er een toezegging van de Honorair Consul verkregen voor de afgifte van een uitreisdocument aan de veroordeelde. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft een paar keer met de veroordeelde gesproken. Indien er een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel volgt, zullen zij ondersteunen bij het organiseren van logistieke zaken voor terugkeer.
Alles overziend kan gesteld worden dat het behandelplafond binnen de huidige setting is bereikt, er een repatriëringsplan ligt waarmee blijvende risicofactoren worden ingebed en er een toezegging is voor een uitreisdocument. De kliniek adviseert derhalve verlenging van de tbs-maatregel en voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, onder voorwaarde van vertrek (artikel 6:6:10b Sv).
In het aanvullend advies d.d. 22 februari 2022 staat onder meer het volgende vermeld, zakelijk weergegeven:
De familie van de veroordeelde heeft middels een verklaring aangegeven de veroordeelde op te vangen in hun midden. De veroordeelde is aangemeld voor ambulante psychische behandeling in de woonplaats van zijn familie en de kliniek aldaar heeft aangegeven ambulante behandeling en begeleiding aan te kunnen bieden zoals psycho-educatie aan de familie en toezicht/controle op het toestandsbeeld en de medicatie. Deze kliniek is naar lokale maatstaven toereikend voor de problematiek van de veroordeelde. Veldzicht zal een voorraad aan medicatie aan de veroordeelde meegeven voor de duur van een jaar. Daarna kan de medicatie middels een herhaalrecept vanuit het hulpsysteem van de veroordeelde naar de kliniek in Benin worden verzonden. Indien de medicatievoorziening van het middel dat de voorkeur van de veroordeelde heeft problemen oplevert aldaar, is een alternatief middel in Benin voorhanden. Samen met de veroordeelde is een signaleringsplan en een terugvalpreventieplan opgesteld. Bij repatriëring zal de veroordeelde door de adviseur repatriëring en door de Koninklijke Marechaussee begeleid worden. Veldzicht zal minimaal zes maanden na terugkeer contact houden met de veroordeelde in Benin. Indien gewenst kan deze termijn verlengd worden. De veroordeelde is bekend met het inreisverbod en hij heeft aangegeven niet terug te zullen keren naar Nederland.
Deskundige Scholten heeft tijdens de terechtzitting van 4 maart 2022 de adviezen bevestigd en nader toegelicht. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het behandelplafond is bereikt en dat resocialisatie in Nederland niet aan de orde is. Het team acht (begeleid) verlof - alvorens wordt overgegaan tot voorwaardelijk beëindiging – niet nodig. (Begeleid) verlof zal geen verder inzicht geven in de problematiek van de veroordeelde of het recidiverisico.
Daarnaast geldt dat inzet van het verlofsysteem in deze casus geen zin heeft nu daarmee de mogelijkheid van een veilige resocialisatie in de Nederlandse maatschappij kan worden onderzocht, maar niet dienstig kan zijn voor de beoordeling van deze vraag in de - behoorlijk afwijkende maatschappij in Benin. Inzet van het verlofsysteem bij veroordeelde zal geen verder inzicht kunnen geven in het recidiverisico van de veroordeelde.
Deskundige De Jong heeft ter zitting uitleg gegeven over de vervolgstappen indien de verpleging van overheidswege voorwaardelijk wordt beëindigd onder voorwaarde van vertrek. Er zal in dat geval contact worden gelegd met de Dienst Terugkeer & Vertrek, er zal een ticket geboekt worden en de veroordeelde zal vertrekken onder begeleiding van de deskundige en van de Koninklijke
Marechaussee. Daarnaast heeft de deskundige aangegeven dat het verkrijgen van een laissez-passer – het voor de veroordeelde benodigde reisdocument - een langdurig en ingewikkeld proces is geweest. De laissez-passer is inmiddels verkregen en heeft een beperkte geldigheidsduur. Of deze nogmaals verstrekt zou kunnen worden is zeer ongewis, maar wordt ingeschat als negatief, hetgeen te wijten is aan het (door de Covid-pandemie ook nog eens sterk gewijzigde en beperkte) consulaire systeem van Benin in het buitenland. Terugkeer van veroordeelde is daarmee onmogelijk.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging voor de duur van een jaar. Daarnaast heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging afgewezen dient te worden. Hoewel sprake is van een repatriëringsplan en er vanuit de kliniek veel inspanningen zijn verricht en voorzieningen zijn getroffen, kan momenteel niet worden gesteld dat het recidivegevaar in Benin tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht. Alvorens sprake kan zijn van voorwaardelijke beëindiging, dient begeleid verlof ingezet te worden. Dit geeft de mogelijkheid te beoordelen hoe de veroordeelde zich voorbereidt op verlof, hoe hij zich buiten de muren van Veldzicht opstelt, hoe hij met buitenstaanders communiceert en hoe hij zich gedraagt. De ervaringen die worden opgedaan tijdens begeleid verlof zullen meegewogen moeten worden bij de beoordeling of de veroordeelde de vrijheid in Benin aankan. Hoewel het openbaar ministerie zich realiseert dat dit standpunt een breuk oplevert met de consequente opstelling van het openbaar ministerie in deze, waarbij de laatste jaren ook ingezet is op zo spoedig mogelijke terugkeer, verdient de veiligheid van de burgers in Benin een voorafgaande toetsing middels verlof. Daarbij moet voorkomen worden dat de veroordeelde zijn slachtoffers tegenkomt.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
De raadsman is van mening dat deze zaak zich leent voor een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging. Het behandelplafond in Nederland is bereikt en het recidiverisico is laag. Er ligt een gedegen repatriëringsplan en de veroordeelde kan op zeer korte termijn gerepatrieerd worden naar het land van herkomst. De benodigde laissez-passer is moeizaam en na veel inspanning verkregen. Het standpunt van de officier van justitie gaat voorbij aan de kern van de zaak. Voor voorwaardelijke beëindiging is formeel niet nodig dat (begeleid) verlof is ingezet en materieel geldt dat verlof niet is aangewezen en niet dienstig is, nu de veroordeelde geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
Tot slot geldt dat het standpunt van het openbaar ministerie in strijd is met hetgeen bij eerdere verlengingszittingen door het openbaar ministerie naar voren is gebracht en daarmee in strijd is met het vertrouwensbeginsel, hetgeen schrijnend is voor veroordeelde nu de kans op verkrijging van een nieuw laissez-passer vrijwel onmogelijk is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundigen gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op de inhoud van voormeld advies, nog steeds sprake van een stoornis en recidivegevaar. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling verlengen met één jaar.
Aan de veroordeelde is een inreisverbod voor de duur van 10 jaren opgelegd, hetgeen betekent dat de veroordeelde in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 van de
Vreemdelingenwet 2000. Dit brengt met zich dat resocialisatie in Nederland is uitgesloten en dat de behandeling gericht wordt op terugkeer naar het land van herkomst. In een geval, zoals hier, kan de rechtbank op grond van artikel 6:6:10b Sv de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
De rechtbank overweegt dat uit de adviezen van Veldzicht blijkt dat het behandelplafond voor de veroordeelde is bereikt en dat de veroordeelde zelf eveneens geen verdere hulpvraag heeft. Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het opmaken van een gedegen repatriëringsplan. Uit dat repatriëringsplan blijkt dat de veroordeelde bij aankomst in Benin zal worden opgevangen door zijn familie en bij hen zal verblijven. De veroordeelde is aangemeld voor psychiatrische behandeling en noodzakelijke medicatie is voorhanden.
Na een langdurig en ingewikkeld proces is aan de veroordeelde een laissez-passer verschaft, geldig in de maand april 2022, wat mogelijk maakt dat de veroordeelde naar Benin zal afreizen.
De rechtbank ziet in hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd geen reden om niet over te gaan tot toepassing van artikel 6:6:10b Sv. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat voor voorwaardelijke beëindiging niet is vereist dat (begeleid) verlof is ingezet. Daarnaast volgt uit het advies van de kliniek en uit hetgeen deskundige Scholten ter zitting naar voren heeft gebracht dat begeleid verlof geen verder inzicht zal geven in de problematiek en het recidiverisico van de veroordeelde. De rechtbank overweegt voorts dat het standpunt van het openbaar ministerie onverwachts is, niet nader is onderbouwd en afwijkt van hetgeen het openbaar ministerie op eerdere verlengingszittingen naar voren heeft gebracht. De rechtbank wijst in het bijzonder op de meest recente verlengingsbeslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 17 juni 2021, waaruit volgt dat het openbaar ministerie zich op het standpunt heeft gesteld dat repatriëring naar Benin de aangewezen volgende stap is, en slechts het ontbreken van de benodigde reispapieren zich daartegen verzet. Ook uit de motivering van het hof blijkt dat deze het wenselijk oordeelt dat de veroordeelde zo snel mogelijk terugkeert naar Benin.
Van relevante omstandigheden die het openbaar ministerie heeft kunnen brengen tot het formuleren van extra voorwaarden omtrent de repatriëring naar Benin, is de rechtbank niet gebleken. De gewijzigde inzichten ontberen een onderbouwing door ter zake deskundigen.
Op grond van de adviezen van de kliniek, hetgeen naar voren is gebracht door de deskundigen en al hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat voor de veroordeelde een passende voorziening is getroffen in Benin die met voldoende waarborgen is omkleed voor veroordeelde en de maatschappij waarin hij leeft, en waarmee het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voorwaardelijk dient te worden beëindigd op grond van het bepaalde in artikel 6:6:10b Sv op het moment dat de veroordeelde bij zijn familie in Benin arriveert. Als voorwaarde voor de beëindiging geldt dat de veroordeelde Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. De terbeschikkingstelling herleeft derhalve van rechtswege indien de veroordeelde de voorwaarde niet naar Nederland terug te keren overtreedt.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38, 38a, 38d, 38e van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6:6:10b van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank:
  • verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met één jaar;
  • beëindigt voorwaardelijk de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op het tijdstip dat de veroordeelde arriveert bij zijn familie in Benin. Stelt als voorwaarde dat de veroordeelde Nederland verlaat en dat hij niet naar Nederland terugkeert (artikel 6:6:10b Wetboek van Strafvordering).
Stelt daarbij als algemene voorwaarde, dat de terbeschikkinggestelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. J.G.F. van Boven, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 maart 2022.
Mr. H.J. Schuth en A.W. ten Have-Imminga zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.