ECLI:NL:RBNNE:2022:672

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
18/270499-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging en mishandeling van ex-vriendin met bijzondere voorwaarden en vrijheidsbeperkende maatregel

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan stalking, bedreiging en mishandeling van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contact- en locatieverbod, en de maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van meer dan een maand schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer door haar te bedreigen en te mishandelen. De verdachte heeft meerdere bedreigende berichten gestuurd en is zonder toestemming de woning van het slachtoffer binnengekomen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de officier van justitie niet ontvankelijk was, omdat er voldoende bewijs was dat het slachtoffer een klacht had ingediend. De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard en de verdachte is schuldig bevonden aan belaging, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de psycholoog en reclassering. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsfeiten en heeft de huidige feiten gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te onderwerpen aan toezicht van de reclassering en heeft de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18/270499-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 09/827538-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in [instelling].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2022.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2021 tot en met 6 oktober 2021, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, in genoemde periode:
- meermalen (via Instagram en/of Whatsapp en/of voicemail) berichten naar die [slachtoffer] gestuurd
(waaronder bedreigende en/of beledigende berichten), en/of
  • meermalen die [slachtoffer] gebeld, en/of
  • meermalen zich zonder toestemming in de woning/kamer van die [slachtoffer] begeven,
(telkens) met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen; 2.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2021 tot en met 6 oktober 2021, in de gemeente Groningen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (telkens)(onder meer via Instagram en/of Whatsapp en/of voicemail) de woorden toe te voegen:
  • wil je hoofd afkappen, en/of
  • jij moet dood gaan, en/of
  • kogel door je fucking hoofd, en/of
  • ik laat me mensen je slopen, en/of
  • ik breek je nek, en/of
  • je gaat zien ik ga vast zitten, en/of
  • Fuck jou ik maak je dood, en/of
  • als ik jou zie dan sloop ik je, en/of
  • je bent nergens save, en/of
  • voor dat je politie bel ik maak je dood,althans (telkens) woorden van gelijke dreigende taal en/of strekking; 3.
primairhij op of omstreeks 1 september 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • meermalen, althans eenmaal, met kracht, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, tegen het lichaamvan die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] in het gezicht, althans op het hoofd, en/of op overigedelen van het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 1 september 2021, in de gemeente Groningen, [slachtoffer], heeft mishandeld, door:
  • meermalen, althans eenmaal, met kracht, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, tegen het lichaamvan die [slachtoffer] te schoppen en/of te trappen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] in het gezicht, althans op het hoofd, en/of op overigedelen van het lichaam te slaan en/of te stompen, en/of - aan de haren van die [slachtoffer] te trekken; 4.
hij op of omstreeks 25 juni 2021, in de gemeente Groningen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of aan de haren te trekken en/of in het gezicht te bijten.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Namens verdachte is betoogd dat de officier van justitie ten aanzien van feit 1 niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een klacht ter zake belaging ontbreekt. Onder verwijzing naar onder meer jurisprudentie van de Hoge Raad, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de klacht binnen drie maanden na kennisname van het delict had moeten zijn ingediend. Ook van de wens tot vervolging, die uit het dossier duidelijk moet blijken, had binnen die drie maanden moeten blijken, hetgeen niet het geval is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het dossier de klacht van aangeefster bevat. In die klacht wordt weliswaar niet het delict ‘stalking’ met zo veel woorden genoemd, maar deze klacht ziet op dezelfde gebeurtenissen die in de aangifte wel als zodanig worden genoemd. In de klacht wordt wel gerefereerd aan het ontvangen van berichten en het is duidelijk dat aangeefster vervolging wenst, hetgeen ook blijkt uit het verzoek om een contactverbod.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Ingevolge artikel 285b, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is het misdrijf belaging slechts op klacht vervolgbaar. De klacht bestaat ingevolge artikel 164, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uit een aangifte met verzoek tot vervolging.
Indien een stuk wel een aangifte bevat maar geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in artikel 164, eerste lid, Sv worden aangenomen, mits op grond van het onderzoek op de terechtzitting is vastgesteld dat de klager ten tijde van het opmaken van dat stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld (vgl. HR 11 januari 1994, LJN ZC8448, NJ 1994/278).
Hoewel er geen formele klacht ter zake belaging ligt, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat aangeefster ten tijde van het doen van de aangifte wenste dat tegen de verdachte vervolging zou worden ingesteld. Zo heeft zij aangegeven dat zij op de hoogte wil worden gehouden van de voortgang van het opsporingsonderzoek. Het verweer wordt daarom verworpen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3 primair en 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, indien de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk acht ten aanzien van dit feit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen oogmerk had aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen. Verdachte stuurde weliswaar veel berichten, maar dit is onvoldoende om als belaging aan te merken. Bovendien gingen verdachte en aangeefster met elkaar om alsof zij nog een relatie hadden.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor feit 3 primair. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op grond van de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] niet kan worden bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De raadsvrouw heeft gesteld dat de onder 3 subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling wel bewezen kan worden.
Ten aanzien van de feiten 2 en 4 heeft de raadsvrouw, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte de feiten 2 en 4 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank ten aanzien van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelenslechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 februari 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van 6 oktober 2021 met bijlagen,opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021273938 van 14 oktober 2021, inhoudend de verklaring van
[slachtoffer].
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 en 3 primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 22 februari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 1 september 2021 is de relatie met aangeefster beëindigd. Die dag was ik in haar kamer. Zij woont aan het [straatnaam] in Groningen. Ik was heel boos. Wanneer ik boos ben, raak ik de controle kwijt.
Ik heb haar toen klappen gegeven. Voordat [getuige] kwam, heb ik aangeefster één klap gegeven. Toen [getuige] erbij was, heb ik aangeefster twee of drie klappen gegeven.
Ik heb aangeefster lastig gevallen. De in de aangifte genoemde berichten heb ik naar aangeefster gestuurd. Ik heb haar ook gebeld. De woorden ‘Ik ben ready om vast te zitten’ heb ik tegen haar gezegd om haar bang te maken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 oktober 2021 metbijlagen, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021273938 van 14 oktober 2021, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer]:
De feiten zijn gepleegd door mijn ex-vriend [verdachte], wonende te Groningen. Op
1 september 2021 was ik op mijn kamer. Plotseling stond [verdachte] in mijn kamer. Hij was boos. Hij sloeg mij met zijn tot vuist gebalde linkerhand in mijn gezicht. Hij raakte mij met zijn vuist aan de rechterkant van mijn gezicht op mijn kaak. Ik voelde hierdoor pijn aan mijn kaak. Hij had hierbij mijn haar nog vast, waardoor ik geen kant op kon. Vervolgens sloeg hij mij twee maal met zijn gebalde vuist tegen mijn ribben. Hij raakte mij met zijn linker vuist en hierdoor ontstond pijn in mijn ribbenkast aan de rechterzij. [getuige] woont vlakbij en kwam meteen naar mij toe. [verdachte] liep om [getuige] heen en liep mijn kamer weer in. Hij kwam op mij af en toen hij vlak voor mij stond haalde hij uit. Hij sloeg mij met zijn rechter gebalde vuist heel hard in mijn gezicht. Hij raakte mij heel hard op mijn linker kaak. Ik voelde een enorme pijn en ik viel achterover. Ik zakte in elkaar op de grond. Ik viel op mijn openstaande koffer die op de grond lag. Ik moest echt bijkomen van de klap. Ik wilde opstaan, maar zag sterretjes. Ik had het gevoel dat ik bijna ging flauwvallen. Vervolgens pakte hij mij opnieuw bij mijn haren met zijn rechterhand en trok mij naar de grond. Hij trapte mij vervolgens meerdere keren met zijn rechterbeen drie keer. Hij raakte mij op mijn lichaam. Ik heb dagenlang erge hoofdpijn gehad.
Twee dagen na de mishandeling kreeg ik ook voicemails over dat hij in mijn huis was. Mijn huisgenoot ging kijken en trof hem inderdaad in een lege kamer aan. Ik heb mijn huisgenoten later gevraagd waarom zij [verdachte] hadden binnen gelaten. Mijn huisgenoten zeiden dat zij hem niet binnen hadden gelaten. De dag erna bleef [verdachte] voicemails sturen. Hij bleef mij lastig vallen. Ik had een gesprek gepland met [verdachte] op 6 september 2021. Ik heb hem te verstaan gegeven dat hij mij met rust moest laten omdat ik anders aangifte zou gaan doen bij de politie. Ik was heel duidelijk. Niet bij mijn huis komen en mij niet lastig vallen. Hierin heb ik hem te verstaan gegeven dat ik niets meer met hem te maken wilde hebben en dat ik aangifte zou doen als hij mij niet met rust zou laten.
Afgelopen nacht, 6 oktober 2021, ontving ik een berichtje via een snapchat account of ik wou praten. Ik reageerde nee en blokte dit account. Vervolgens kreeg ik 23 voicemail-berichten van [verdachte]. Hij zegt in de berichten: "Ik ga je slopen", "Ik ga je slaan", "Ik kom naar je huis", "Kom naar buiten, dan ga je zien", "Ik ga je een geweer laten zien", "Ik ga gaatjes in je maken". Hij heeft 45 keer gebeld.
Hij heeft meerdere malen berichten gestuurd dat hij een einde aan zijn leven zal maken als hij niet bij mij kan zijn. Hij heeft mij na die tijd wel 45 keer gebeld.
Ik vind [verdachte] onberekenbaar en dat maakt hem in mijn ogen heel gevaarlijk. Hij verliest zichzelf in zijn boosheid. Er gaat dan een knop om in zijn hoofd. Ik ben heel bang dat de situatie zal escaleren. Ik ben bang dat [verdachte] mij in zijn boosheid iets aan zal doen. Iets ergs. Ik ben bang dat hij niet zal stoppen met zijn gedrag als er niets gebeurd. Zijn eigen woorden: “Ik ben ready om vast te zitten.”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van
12 oktober 2021, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
[verdachte] is meerdere malen het pand aan het [straatnaam] te Groningen zonder mijn toestemming of de toestemming van mijn huisgenoten binnengekomen. Tevens is hij meerdere malen mijn kamer binnengekomen zonder mijn toestemming.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
6 oktober 2021, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige]:
Ik ben getuige geweest van een mishandeling van mijn vriendin [slachtoffer].
Op 1 september 2021 stuurde [slachtoffer] mij via Snapchat een bericht: Bae bae, help [verdachte] is hier weer en hij heeft me weer geslagen. Waardoor ik gelijk naar haar huis toe rende. [verdachte] kwam met gebalde vuisten die kamer uit gelopen. Hij liep direct op [slachtoffer] af en gaf (
de rechtbank begrijpt: “sloeg”) haar toen met zijn rechtervuist hard tegen de linkerkant van haar hoofd. Door de kracht deinsde [slachtoffer] achteruit en hierop pakte hij haar bij haar opgestoken haar en trok haar naar de grond. Hij sloeg haar met zijn gebalde vuist 3 keer in het gezicht waardoor ze op de grond in haar koffer belandde. Eenmaal op de grond begon [verdachte] op haar in te trappen met zijn rechterbeen alsof ze een voetbal was. Hij droeg daarbij schoenen. Op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag, lag ze op haar rug en werd in haar rechterzij getrapt. Er werd richting haar hoofd geschopt. Ik zag dat hij haar met veel kracht raakte omdat ik zag dat hij zijn been naar achter bracht om meer kracht aan de trap te geven. Hij heeft dit 2 à 3 keer gedaan. Hierop kroop [slachtoffer] in elkaar en ging
(de rechtbank begrijpt: “in”)een soort foetus houding op de koffer liggen. Ik zag gelijk dat haar gezicht flink was toegetakeld, ik zag dat haar hele gezicht rood was en dat haar rechterkant blauw en opgezwollen was. [verdachte] heeft die nacht meerdere malen contact gezocht met [slachtoffer] via de telefoon.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank belaging en een poging tot zware mishandeling, de feiten 1 en 3 primair, bewezen, met dien verstande dat het begin van de pleegperiode bij feit 1 op 1 september 2021 zal worden gesteld. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen de verklaring van verdachte dat de relatie met het slachtoffer op die dag is geëindigd.
Met betrekking tot feit 1 is de rechtbank van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake was. Hierbij verwijst de rechtbank in het bijzonder naar de door verdachte verzonden chat- en voicemailberichten met daarin onder meer doodsbedreigingen en beledigingen richting het slachtoffer. Uit deze berichten komt naar voren dat de verdachte op indringende en intensieve wijze heeft geprobeerd met het slachtoffer in contact te komen en dat het slachtoffer aan verdachte te kennen heeft gegeven van zijn toenaderingen niet gediend te zijn. Uit de opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de in de bewezenverklaring vermelde handelingen heeft verricht. Daaruit kan worden afgeleid dat verdachte het slachtoffer feitelijk heeft gedwongen te dulden dat de verdachte stelselmatig contact met haar zocht en haar vrees heeft aangejaagd. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
De rechtbank acht ten aanzien van feit 3 het primair ten laste gelegde, een poging tot zware mishandeling, bewezen. Uit de opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte het slachtoffer onder meer vuistslagen in het gezicht heeft gegeven. Het slachtoffer is achterover gevallen en toen zij op wilde staan, zag zij sterretjes. Terwijl het slachtoffer op de grond lag, heeft verdachte haar vervolgens met geschoeide voet meerdere keren tegen het lichaam geschopt, onder meer in haar zij. Getuige [getuige] heeft verklaard dat het leek alsof het slachtoffer een voetbal was. Ook heeft verdachte in de richting van het hoofd van het slachtoffer geschopt, maar hebben deze schoppen het slachtoffer niet geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij de controle verliest, als hij boos is. Gezien de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ook bewust aanvaard.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2021 tot en met 6 oktober 2021, in de gemeente Groningen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, in genoemde periode:
- meermalen (via Instagram en/of Whatsapp en/of voicemail) berichten naar die [slachtoffer] gestuurd
(waaronder bedreigende en beledigende berichten), en
  • meermalen die [slachtoffer] gebeld, en
  • meermalen zich zonder toestemming in de woning/kamer van die [slachtoffer] begeven, telkens methet oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen; 2.
hij in de periode van 25 juni 2021 tot en met 6 oktober 2021, in de gemeente Groningen, meermalen, telkens [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] (onder meer via Instagram of Whatsapp of voicemail) de woorden toe te voegen:
  • wil je hoofd afkappen, en
  • jij moet dood gaan, en
  • kogel door je fucking hoofd, en
  • ik laat me mensen je slopen, en
  • ik breek je nek, en
  • je gaat zien ik ga vast zitten, en
  • Fuck jou ik maak je dood, en
  • als ik jou zie dan sloop ik je, en
  • je bent nergens save, en
  • voor dat je politie bel ik maak je dood;3.
hij op 1 september 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
  • meermalen met kracht, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, tegen het lichaam van die[slachtoffer] heeft geschopt of getrapt, en
  • meermalen die [slachtoffer] in het gezicht en op overige delen van het lichaam heeft gestompt,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4.
hij op 25 juni 2021, in de gemeente Groningen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] aan de haren te trekken en in het gezicht te bijten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

belaging;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
primairpoging tot zware mishandeling;
mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 primair en 4, alsmede de twee ad informandum gevoegde feiten, wordt veroordeeld tot
  • een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht;
  • oplegging aan verdachte van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor deduur van 2 jaar, inhoudende een contact- en locatieverbod, en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, te weten 153 dagen. Mocht de rechtbank daarnaast een voorwaardelijk deel nodig achten, dan kan worden volstaan met enkele maanden. De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte wil meewerken aan op te leggen voorwaarden. Het is niet nodig om daarnaast nog een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de psycholoog en reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, diefstal en vernieling, die hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een maand schuldig gemaakt aan stalking van zijn ex-vriendin door haar meermalen bedreigende en beledigende berichten te sturen, te bellen en zonder toestemming haar kamer te betreden. Daarnaast heeft verdachte haar bedreigd met de dood en op verschillende momenten mishandeld. Door zo te handelen heeft verdachte ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bij haar gevoelens van onrust en angst veroorzaakt. Gelet op de ernst van deze feiten, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft daarbij tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsfeiten en de huidige feiten heeft gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het psychologisch rapport van 18 januari 2022, opgemaakt door drs. N. van der Weegen. De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, aan een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en aan een stoornis in het gebruik van cannabis. Dit was ten tijde van het ten laste gelegde hetzelfde. De psycholoog heeft de rechtbank geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank neemt dit advies over en weegt daarom in strafmatigende zin mee dat het hiervoor bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit dit rapport komt ook naar voren dat het recidiverisico hoog is. Door zijn stoornissen is verdachte impulsief en opportunistisch. Zijn geweten is gebrekkig, hij heeft weinig empathie en zijn sociale vaardigheden, probleemoplossende vaardigheden en emotieregulatie-vaardigheden schieten tekort. Om het risico op herhaling te verminderen heeft de psycholoog onder meer als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling geadviseerd met aansluitend een verblijf in een begeleide of beschermde woonvorm.
Blijkens het rapport van 25 januari 2022 verwacht ook de reclassering dat er een kans op herhaling is. De reclassering heeft dit risico als hoog gemiddeld ingeschat. De reclassering heeft tevens haar zorgen uitgesproken over de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd tijdens een lopend begeleidings- en behandelcontact met de reclassering en dat het recidiverisico op 30 september 2021 als laag werd ingeschat. Naast de door de psycholoog geadviseerde bijzondere voorwaarden, heeft de reclassering een meldplicht, een ambulante behandeling, een contactverbod met het slachtoffer, meewerken aan middelencontrole en een ambulante begeleiding geadviseerd.
Hoewel de rechtbank ten aanzien van feit een kortere pleegperiode bewezen heeft verklaard, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan de proeftijd zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zich aan de voorwaarden zal houden. De rechtbank zal de reclassering opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. De rechtbank acht een ruime voorwaardelijke straf als stok achter de deur noodzakelijk om verdachte ook gemotiveerd te houden zich aan de voorwaarden te houden.
De rechtbank zal, gelet op artikel 14e Sr, bepalen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat aan dit criterium wordt voldaan nu verdachte wordt veroordeeld voor een poging tot zware mishandeling en bedreiging. De rechtbank neemt daarbij tevens het recidivegevaar in aanmerking dat naar voren komt uit de omtrent verdachte opgemaakte rapportages.
De rechtbank acht, gelet op het grote risico op herhaling, ter voorkoming van strafbare feiten ook een contact- en locatieverbod noodzakelijk in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, zoals ook verzocht door het slachtoffer. In dit verband is ook van belang dat verdachte na zijn aanhouding, vanuit de PI, wederom contact heeft gezocht met het slachtoffer.
Daarbij zal de rechtbank bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Daarnaast zal de rechtbank bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 17 februari 2017 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Den Haag is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De proeftijd is op 5 juni 2019 verlengd met 1 jaar en eindigt op 10 juni 2022.
De officier van justitie heeft bij vordering van 9 december 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 38v, 38w, 45, 57, 285, 285b, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering Leger des Heils op het adres [straatnaam] te Groningen ([telefoonnummer]) en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zallaten opnemen in een nader te noemen zorginstelling (FPA/Trajectum of een soortgelijke zorginstelling), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling; als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
dat de veroordeelde zich aansluitend op de klinische behandeling, gedurende de gehele proeftijd of
zoveel korter als de reclassering nodig vindt, ambulant laat behandelen door de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
4. dat de veroordeelde aansluitend op de klinische behandeling, gedurende de gehele proeftijd ofzoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
5. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken ofhebben met [slachtoffer], zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde zal meewerken aan controle van het gebruik van drugs om hetmiddelengebruik te beheersen door middel van urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
7. dat de veroordeelde aansluitend op de klinische behandeling, zolang de reclassering dit nodig acht,zal meewerken aan ambulante begeleiding gericht op praktische zaken als dagbesteding, financiën, huisvesting door een door de reclassering nader te bepalen instantie, en zich houdt aan de afspraken die daarvoor nodig zijn.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van 3 jaar

  • zich niet zal ophouden in het gebied in de directe nabijheid van de straatnaam te Emmen;
  • op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 4 april 2022.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

9.827538-16:

Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Den Haag van 17 februari 2017, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2022.
Mr. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.