Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie vordert daarnaast als bijzondere voorwaarde een contactverbod met minderjarige personen, met uitzondering van familieleden van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest en daarnaast een forse taakstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weet dat er een straf zal volgen, maar dat het niet wenselijk is dat hij opnieuw naar de gevangenis moet. In de afgelopen periode heeft verdachte laten zien dat hij zijn leven een positieve wending heeft gegeven. Hij heeft hulp gezocht en weer werk gevonden. Het is van belang dat verdachte zijn werk en woning kan behouden. Met betrekking tot de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden merkt de raadsman op dat een behandeling, gelet op de behandeling van verdachte bij VNN en de behandeling bij Synaeda, niet meer nodig is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van Reclassering Nederland en het strafblad, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seks met een destijds 13-jarige jongen. Hij is met de minderjarige in contact gekomen via een chatsite, gericht op het maken van seksafspraken. Ondanks dat verdachte zegt bij de eerste afspraak een slecht voorgevoel te hebben gehad over de leeftijd van de minderjarige, heeft het hem er niet van weerhouden de minderjarige mee te nemen in zijn auto en daar seks met hem te hebben en zelfs later nog een tweede afspraak met hem te maken. Bij deze tweede afspraak heeft verdachte de minderjarige meegenomen naar zijn woning en daar, tegen betaling, onbeschermde seks met de minderjarige gehad. Verdachte heeft met zijn handelen blijk gegeven slechts oog te hebben gehad voor zijn eigen lustgevoelens. De rechtbank rekent dit alles verdachte ernstig aan. Ook het feit dat verdachte onbeschermde seks heeft gehad neemt de rechtbank hem, gelet op alle risico’s die daaraan verbonden zijn, zeer kwalijk.
Seksueel misbruik van minderjarigen vormt een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De wet beschermt minderjarigen jonger dan 16 jaar tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Zij moeten zich veilig kunnen ontwikkelen op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn om hun seksuele integriteit te bewaken en de gevolgen en draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Om deze ontwikkeling normaal te laten verlopen, moet de minderjarige beschermd worden tegen seksueel contact met volwassen.
Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik vaak nog gedurende langere tijd lichamelijke en psychische gevolgen ondervinden van het misbruik. Uit de op de terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen blijkt dat het onderhavige feit nog altijd een grote impact heeft op het slachtoffer en zijn moeder. De verdachte heeft zich hiervan ten tijde van het plegen van het onderhavige feit kennelijk op geen enkele wijze rekenschap gegeven.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd. Uit het reclasseringsrapport d.d.
13 januari 2022 blijkt dat de kans op herhaling als laag-gemiddeld wordt ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Op het bewezenverklaarde feit staat een maximale gevangenisstraf van acht jaren. Daarbij is het taakstrafverbod van toepassing. Op grond van dit artikel mag in geval van veroordeling voor een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad in ieder geval niet enkel een taakstraf worden opgelegd.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank een taakstraf en een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman is aangevoerd, niet aangewezen is. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat vanwege de ernst van het feit een gevangenisstraf passend is. De ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank in het bijzonder gelegen in de omstandigheid dat verdachte onbeschermde seks met het slachtoffer heeft gehad, terwijl het slachtoffer nog maar 13 jaar was. Bovendien neemt verdachte niet de volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Ter zitting bleek dat verdachte meer oog heeft voor de gevolgen van zijn handelen voor zijn eigen familie en zichzelf dan voor de schadelijke gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank zal voor het bepalen van de hoogte van de straf de door de officier van justitie geëiste straf als uitgangspunt nemen. Gelet op het tijdsverloop van de zaak en het feit dat verdachte in de tussentijd niet opnieuw de fout is ingegaan, ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf iets te matigen.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van
18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. De rechtbank legt daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden op van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van de geadviseerde verplichting tot het innemen van medicijnen, nu de noodzaak daartoe door de reclassering niet is onderbouwd. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod met minderjarigen in het algemeen op te leggen, zoals gevorderd door de officier van justitie. Deze bijzondere voorwaarde is onvoldoende specifiek en ook niet door de reclassering geadviseerd.