Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 376 dagen waarvan 360 dagen voorwaardelijk met aftrek met een proeftijd van 3 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van de reclassering van 26 mei 2021, met uitzondering van het contactverbod met mededaders en aangevuld met de bijzondere voorwaarde dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn netwerk. Gelet op de ernst van de feiten en het gebrek aan dagbesteding, dient aan verdachte een taakstraf van 180 uren te worden opgelegd. Tot slot heeft de officier van justitie bij de formulering van de strafeis het ad informandum gevoegde feit meegenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een taakstraf. De raadsman heeft aangevoerd dat het ad informandum gevoegde feit kan worden meegenomen bij de strafoplegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van de reclassering van 26 mei 2021 en 5 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen door een pakketje met 114 tabletten MDMA aan te bieden bij een DHL verzendpunt met als bestemming een adres in Spanje. Daarnaast heeft verdachte samen met medeverdachte
[medeverdachte] in hun woning een grote hoeveelheid amfetamine aanwezig gehad. De amfetamine zou zijn bewaard voor een persoon van wie verdachte de naam niet wil noemen. Door op deze manier te handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de (grensoverschrijdende) handel van verdovende middelen en de negatieve gevolgen daarvan, waaronder voor de volksgezondheid. Bovendien gaan handel en gebruik van harddrugs vaak gepaard met druggerelateerde misdrijven met veel onrust en overlast voor de samenleving tot gevolg. Verder heeft verdachte twee gaspistolen en munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Tot slot heeft verdachte een bestaand arbeidscontract vervalst om in aanmerking te komen voor een huurwoning. Hoewel verdachte van mening is dat er niemand is benadeeld omdat hij altijd de huur van de woning betaalde, is de rechtbank van oordeel dat hij het vertrouwen heeft beschaamd dat particulieren en bedrijven in de echtheid en juistheid van documenten en van de integriteit van de mensen die zich ervan bedienen, moeten kunnen hebben.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte volgens het uittreksel uit zijn justitiële documentatie van 19 januari 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor (andersoortige) misdrijven en dat het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit bovengenoemde rapporten van de reclassering en de toelichting ter zitting die namens de reclassering is gegeven, volgt dat verdachte gezien kan worden als een man met licht antisociaal gedrag in het verleden en licht pro crimineel gedrag dat tot het huidige delict voortduurde. Mogelijk hebben ongunstige omstandigheden voor zijn gezin het criminele gedrag versterkt. Er zijn contacten met negatieve sociale netwerken en verdachte bewoog zich binnen het harddrugscircuit. Andere problemen zijn de schuldenproblematiek en het lage inkomen. Een indirecte factor is het gebrek aan dagbesteding. De problemen zijn al lang aanwezig en duren tot op heden voort. Er is inzicht in de problemen die verdachte heeft maar hij is onmachtig om tot oplossingen te komen. Verdachte zocht contact met de hulpverlening maar raakte teleurgesteld en haakte af. Uiteindelijk kwam hij met een eigen inadequate oplossing, die resulteerde in de huidige ten laste gelegde feiten. Sinds juni 2021 is de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst en staat hij onder toezicht van de reclassering. Het lijkt het erop dat verdachte precies weet wat hij wel en niet kan delen met de reclassering. Er bestaat een gevoel dat verdachte niet alles vertelt en hierdoor is het lastig om zicht op hem te krijgen. Bij een veroordeling wordt een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden geadviseerd.
Uit de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht volgt dat voor uitvoer en het aanwezig hebben van voornoemde verdovende middelen, tezamen met het voorhanden hebben van de pistolen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt wordt gehanteerd. Gelet echter op de (voorzichtig) positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven, zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met aftrek opleggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk deel worden een proeftijd van 3 jaren en de bijzondere voorwaarden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 26 mei 2021, met uitzondering van het contactverbod met mededaders en onder aanvulling van de bijzondere voorwaarde dat verdachte de reclassering inzicht geeft in zijn netwerk.
Om uitdrukking te geven aan de ernst van het handelen van verdachte en wegens het gebrek aan dagbesteding, zal de rechtbank tot slot de maximale taakstraf van 240 uren opleggen.