ECLI:NL:RBNNE:2022:652

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
18-260394-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf wegens het voorhanden hebben van pepperspray en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid amfetamine

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een wapen (pepperspray) en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid amfetamine. De verdachte, geboren in 1978 en woonachtig in Groningen, was op 16 maart 2021 in de gemeente Groningen aangehouden. Tijdens de zitting op 22 februari 2022 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. P.T. Huisman, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het voorhanden hebben van een busje pepperspray, dat valt onder de Wet wapens en munitie, en het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het pepperspray wettig en overtuigend heeft voorhanden gehad, aangezien zij dit feit duidelijk heeft bekend. Wat betreft de amfetamine heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de woning waar zij samen met een medeverdachte woonde.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van drie jaar, alsook een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2022.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Groningen
parketnummer 18-260394-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 maart 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] , wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 februari 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 16 maart 2021, in de gemeente Groningen, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray (merk/type: Ko Fog Pfeffer), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
2.
zij op of omstreeks 16 maart 2021, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer één of meer hoeveelheden, te weten:
  • 1012,82 gram, en/of
  • 75,67 gram, en/of
  • 66,98 gram, en/of
  • 102,48 gram, en/of
  • 377,76 gram, en/of
  • 1119,12 gram, en/of- 1827,76 gram,
in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. Hoewel verdachte wist dat medeverdachte [medeverdachte] drugs aanwezig had in de woning, had verdachte hier niets mee te maken omdat zij en medeverdachte [medeverdachte] ieder een eigen leven leidden. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 februari 2022;
een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 18 maart 2021, opgenomen op pagina 836 e.v. van hetdossier van Politie Noord-Nederland 2020270668-003 d.d. 2 juni 2021;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen Wet Wapens en munitie
d.d. 28 oktober 2021 als los document gevoegd, inhoudend een relaas van verbalisant;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de door verdachte ter zitting 22 februari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik verbleef in de woning aan de [straatnaam] te Groningen vanaf februari 2021.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2021,opgenomen op pagina 348 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020270668-003 d.d. 2 juni 2021, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op dinsdag 16 maart 2021 zijn wij de woning binnengetreden gelegen aan de [straatnaam] te Groningen.
Wij, verbalisanten zijn begonnen met zoeken op de 1ste verdieping in de keuken/eetkamer. Hier troffen wij het volgende aan wat wij ook in beslag hebben genomen:
  • In een globe drankmeubel werd een zakje met daarop een afbeelding van Pablo Escobar en daarinwit poeder;
  • Een zakje met wit poeder;- Injectienaalden;
  • Een zwart Louis Vuitton tasje met daarin een zwart tasje met cash geld in de volgende coupures: 2x5 euro, 22 x 20 euro, 18 x 50 euro en 1 x 100 euro. In totaal 1450 euro aan cash geld. Tevens zat er in dit tasje de identiteitskaarten van [medeverdachte] en [verdachte] ;
  • Op de eetkamertafel een zakje met 2 roze pillen en 2 zakjes met daarin een brokje hasj;
  • In de diepvries vonden wij een waterdicht opberg tonnetje met rode deksel met daarin eenonbekende vloeistof;
  • 2 x vacuümgetrokken zakken met wit poeder;
  • lx zak met wit poeder;
  • lx een aangebroken zak met wit poeder;
  • 2 x een zakje in de vorm van een bol;
  • Een mesje in een doosje op de diepvries/koelkast;
  • In de keuken een vijzel met daarin witte poeder en twee ponypacks;
  • Injectiespuiten;
  • Zak vloeistof gelijkend op water;- 3 x een weegschaal.
1ste verdieping woonkamer
In de woonkamer troffen in een kastje in de schouw troffen wij het volgende aan wat wij ook in beslag hebben genomen:
  • Tupperware bakje met daarin meerdere gripzakjes, ponypacks en andere drugs gerelateerdeattributen;
  • Nivea potje met daar in een pil en een poeder;
  • Een blikje Red Bull dit zo geprepareerd was dat die kan worden gebruikt om iets in te verstoppen.
2e verdieping
Op de tweede verdieping troffen wij in de slaapkamer een potje vloeistof met daarop een 'mix 20’.
3. een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 maart 2021, opgenomen op pagina 809 e.v. vanvoornoemd dossier:
Plaats : [straatnaam] te Groningen
Datum en tijd : 16 maart 2021
Omstandigheden : aangetroffen in de diepvries
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1973
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Goednummer : PL0100-2020270668-1368030
Categorie omschrijving : Medicamenten/hulpmiddelen
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d.
24 maart 2021, opgenomen op pagina 664 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Goednummer : PL0100-2020270668-1368030
Omschrijving : een dicht gesealde kleurloze plastic verpakking met daarin een dicht gesealde kleurloze plastic verpakking met daarin een zeer vochtige witte substantie.
Netto gewicht : 1.012,82 gram
SIN Monster : AAOF0502NL
Indicatieve testen : Positief voor amfetamine
5. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie vanJustitie en Veiligheid , zaaknummer 2020.10.26.224, d.d. 17 maart 2021, opgenomen op pagina 666 van voornoemd dossier, opgemaakt door N. van Doorn, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige:

KenmerkOmschrijving FOConclusie

AAOF0502NL substantie, wit, uit 1012,82 bevat amfetamine gram
6. een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 17 maart 2021, opgenomen op pagina 812 e.v. vanvoornoemd dossier:
Plaats : [straatnaam] , Groningen (diepvries)
Datum en tijd : 16 maart 2021 te 23:30 uur
Omstandigheden : Lag in de diepvries deur, vermoedelijk verdovende middelen.
Achternaam : [medeverdachte]
Voornamen : [medeverdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1973
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Goednummer : PL0100-2020270668-1368736
Object : Verdovende middelen
Bijzonderheden : 1 boterhamzakje met witte poeder circa 106 gram incl. zakje
Goednummer : PL0100-2020270668-1368737
Object : Verdovende middelen
Bijzonderheden : 1 boterhamzakje met crème kleurige poeder circa 83 gr incl. zak
Goednummer : PL0100-2020270668-1368748
Object : Verdovende middelen
Bijzonderheden : Witte poeder circa 124 gram incl. zak
Goednummer : PL0100-2020270668-1368749
Object : Verdovende middelen
Bijzonderheden : Witte poeder circa 416gram incl. zak
Goednummer : PL0100-2020270668-1368750
Object : Verdovende middelen
Bijzonderheden : Witte poeder circa 1051 gram incl. zak
Goednummer : PL0100-2020270668-1368774
Object : Verdovende middelen
Bijzonderheden : Ton met vloeistof
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen d.d.
29 maart 2021, opgenomen op pagina 667 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:

Goednummer: PL0100-2020270668-1368736

Omschrijving: Een dichtgeknoopte kleurloze plastic zak met daarin een dichtgeknoopte kleurloze plastic zak met daarin een witte, vochtige substantie
Netto gewicht: 75,67 gram
Indicatieve testen: Positief voor amfetamine
Goednummer: PL0100-2020270668-1368737
Omschrijving: Een dichtgeknoopte kleurloze plastic zak met daarin crèmekleurig poeder
Netto gewicht: 66,98 gram
Indicatieve testen: Positief voor amfetamine

Goednummer: PL0100-2020270668-1368748

Omschrijving: Een open stuk plastic met daarin witte brokken en poeder Netto gewicht: 102,48 gram
Indicatieve testen : Positief voor amfetamine

Goednummer: PL0100-2020270668-1368749

Omschrijving: Een gesealde, kleurloze plastic zak met daarin een witte vochtige substantie
(gelekt in sealbag)
Nettogewicht: 377,76 gram
Indicatieve testen: Positief voor amfetamine

Goednummer: PL0100-2020270668-1368750

Omschrijving: Een gesealde, kleurloze plastic zak met daarin een witte vochtige substantie en een troebele kleurloze vloeistof (gelekt in sealbag)
Netto gewicht: 1119,12 gram
Indicatieve testen: Positief voor amfetamine

Goednummer: PL0100-2020270668-1368774

Omschrijving: witte plastic ton met rode deksel voorzien van etiket met barcode en 'Made in Holland' met daarin een lichtgele, troebele vloeistof.
Netto gewicht: 1827,76 gram
Indicatieve testen: Positief voor amfetamine.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 mei 2021,opgenomen op pagina 624 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb de Samsung Galaxy SM-935F S7 Edge voorzien doorzocht. De telefoon heeft Imeinummer [nummer] . Ik maak uit de gegevens op dat het de telefoon van [verdachte] is. Omdat zij zelf in haar eerste verhoor aangeeft dat dit haar telefoon betreft nadat haar een foto is getoond van haar telefoon op de plek waar die is aangetroffen. Tevens staat zij, [verdachte] , als device user in de telefoon. Aan de hand van de chat gesprekken, daarin staat ‘ [verdachte] ’als ‘owner’. Tevens staat er een foto van [verdachte] als profielfoto in WhatsApp waarop ik haar herken. Tevens is het mij bekend dat zij zichzelf en bekenden van haar, haar ‘ [verdachte] ’ noemen. Dit weet ik omdat zij en [medeverdachte] dit hebben aangegeven in hun verdachten verhoor.
In een telegram chat tussen ‘ [verdachte] ’ en [naam 1] wordt openlijk gesproken over handel in harddrugs. Hierbij neemt ‘ [verdachte] ’ af van [naam 1] . Aan het einde van deze chat wordt er gesproken over dat telegram niet veilig is en wordt er geopperd om via de chat dienst Wickr verder te gaan. In een chat bericht van Wickr tussen ‘ [verdachte] ’ en ‘[naam 2]’ wordt openlijk gesproken over handel in harddrugs. In de chats zijn nog meerdere gesprekken waaruit opgemaakt kan worden dan [verdachte] zich bezig houdt met de handel van verdovende middelen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 18 maart 2021,opgenomen op pagina 714 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (V: Vraag en A: antwoord):
V: In de diepvries hebben we 3 gesealde plastic zakken aangetroffen.
A: Die heb ik in bewaring voor iemand. Ik zou daar geld voor krijgen. Ik wou de eindjes aan elkaar knopen.
V: In de deur van de diepvries troffen we bovenin ook twee plastic zakken, twee bollen aan. Een zak met wit poeder en een zak met crèmekleurig poeder. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat hoort daar allemaal bij.
V: Ook troffen wij in de diepvries een wit waterdichte ton met een rode deksel aan met hierin een vloeistof. Wat kun je hierover verklaren?
A: Weet ik niet, hoort bij dezelfde dinges. Die heb ik ook in bewaring
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde stelt de rechtbank voorop dat van “aanwezig hebben” als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet sprake is als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat zij daarover kan beschikken. Voor een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is - vanwege het vereiste van (voorwaardelijk) opzet - voorts vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. Voor de bewezenverklaring van het “aanwezig hebben” hoeft niet te kunnen worden vastgesteld dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen.
1
Uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat in de woning waar verdachte vanaf 1 februari 2021 met medeverdachte [medeverdachte] woonde, amfetamine is aangetroffen. Daarnaast lagen andere drugs (XTC en hash) en druggerelateerde spullen (schaaltjes met ponypacks en weegschaaltjes) verspreid door de woning. Op de telefoon van verdachte zijn verschillende chatberichten gevonden waaruit volgt dat zij zich na 1 februari 2021 vermoedelijk bezighield met de handel in harddrugs.
Verdachte heeft zowel ter zitting als bij de politie verklaard dat ze niets afweet van de aangetroffen amfetamine. Ze leefde gescheiden van medeverdachte [medeverdachte] op de tweede verdieping van de woning. Verdachte keek nooit in de koelkast/diepvries op de eerste verdieping omdat ze haar eigen koelkast had. De rechtbank acht de ontkennende verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Uit het dossier volgt dat de (gestelde eigen) koelkast van verdachte in dezelfde ruimte stond als die waarin de amfetamine is aangetroffen. Ze maakten gezamenlijk gebruik van de keuken van de woning, waar beide koelkasten stonden. Voorts lagen er diverse persoonlijke spullen van verdachte en medeverdachte door elkaar in de woning, ook op de eerste verdieping, waar zij dus kennelijk regelmatig kwam. Zo zaten in het zwarte heuptasje van medeverdachte [medeverdachte] niet alleen diverse coupures contact geld en het blauwe boekje waarin hij (onder meer druggerelateerde) administratie bijhield, maar ook de identiteitskaart van verdachte. Gelet op voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de in de koelkast aangetroffen amfetamine en kon zij hierover beschikken. Aldus had zij samen met medeverdachte [medeverdachte] de in de diepvries aangetroffen amfetamine opzettelijk aanwezig in de zin van artikel 2 onder C van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
zij op 16 maart 2021 in de gemeente Groningen een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een busje pepperspray (merk/type: Ko Fog Pfeffer), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
2.
zij op 16 maart 2021 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad hoeveelheden, te weten:
  • 1012,82 gram, en
  • 75,67 gram, en
  • 66,98 gram, en
  • 102,48 gram, en
  • 377,76 gram, en
  • 1119,12 gram, en- 1827,76 gram,
van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren en een taakstraf van 200 uren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een voorwaardelijke straf en eventueel een korte taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Bij verdachte is een busje pepperspray aangetroffen, zijnde een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben daarvan kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen. Daarnaast heeft verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] in hun woning een grote hoeveelheid amfetamine aanwezig gehad. Het bezit en gebruik daarvan brengt maatschappelijk onwenselijke effecten met zich en is bovendien schadelijk voor de volksgezondheid.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte volgens het uittreksel justitiële documentatie van 19 januari 2022 niet eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
De reclassering heeft geen advies omtrent verdachte uitgebracht. Ter zitting heeft verdachte over haar persoonlijke omstandigheden verklaard dat ze na een moeilijk periode een woning en een baan heeft gevonden en dat ze met vragen terecht kan bij haar maatschappelijk werker.
Uit de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht volgt dat voor het aanwezig hebben van voornoemde verdovende middelen oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als uitgangspunt wordt gehanteerd. Gelet echter op de justitiële documentatie van verdachte waaruit volgt dat ze niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke delicten en zij haar leven (voorzichtig) een positieve wending heeft gegeven, zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opleggen met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zal de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf aan verdachte opleggen. De rechtbank acht een taakstraf van 180 uren passend gelet op het aantal en de ernst van de feiten waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Timmermans, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema-Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 maart 2022.
Mr. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.