ECLI:NL:RBNNE:2022:616

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
182310
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing aan een minderjarige met als doel schoolverzuim te voorkomen en examen te behalen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 9 februari 2022 een beschikking gegeven in het kader van het jeugdrecht. De zaak betreft een minderjarige, geboren in 2005, die onder toezicht staat van de Gecertificeerde Instelling (GI) Regiecentrum Bescherming en Veiligheid. De GI heeft een schriftelijke aanwijzing gegeven aan de minderjarige om ongeoorloofd schoolverzuim te voorkomen, met als doel dat hij zijn examen kan halen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld na een verzoek van de GI, dat op 20 januari 2022 bij de griffie is ingekomen. De mondelinge behandeling vond plaats op 9 februari 2022, waarbij zowel de minderjarige als zijn moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, ondanks eerdere waarschuwingen, nog steeds ongeoorloofd afwezig is geweest van school. De moeder heeft aangegeven dat zij moeite heeft om de minderjarige te motiveren, en de GI heeft gesignaleerd dat de minderjarige ontwijkingsgedrag vertoont. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd, omdat deze noodzakelijk is om de minderjarige te stimuleren zijn schoolverplichtingen na te komen en zijn toekomstperspectief te verbeteren. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige zich volledig inzet om zijn VMBO-diploma te behalen, en dat hij daarbij de ondersteuning van zijn moeder en de GI moet aanvaarden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de kinderrechter heeft geen andere rechtsmiddelen toegestaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/182310 / FJ RK 22-57
Datum uitspraak: 9 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
Regiecentrum Bescherming en Veiligheid,
gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI, ingekomen bij de griffie op 20 januari 2022;
- het actuele verzuimoverzicht van [de minderjarige] , op 4 februari 2022 door de GI aan de kinderrechter overhandigd.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek stond in eerste instantie op 4 februari 2022 gepland. Aangezien [de minderjarige] en de moeder niet bij deze gelegenheid zijn verschenen, heeft de kinderrechter besloten om de behandeling van het verzoek aan te houden tot de zitting van 9 februari 2022.
1.3.
Op 9 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- [de minderjarige] , die afzonderlijk is gehoord;
- de moeder;
- namens de GI, de heer [naam jeugdzorgwerker 1] en mevrouw [naam jeugdzorgwerker 2] .

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 23 november 2021 is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 8 december 2022.
2.4.
De GI heeft [de minderjarige] op 27 december 2021 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende zijn verzorging en opvoeding. Hierin is het volgende opgenomen:
"Vanaf heden heeft [de minderjarige] geen ongeoorloofd schoolverzuim meer. Dit betekent ook dat als er geen fysieke mogelijkheid tot het volgen van onderwijs op school mogelijk is, je de digitale lessen volgt en dat je de begeleidingsafspraken met mentor, leerkrachten, huiswerkbegeleiders en coaches nakomt."

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de GI aangevoerd dat [de minderjarige] tot nu toe ieder schooljaar heeft gehaald door op het laatste moment nog even goed zijn best te doen, terwijl hij de rest van het schooljaar heel veel (ongeoorloofd) verzuim had. Dit schooljaar - zijn examenjaar - lijkt [de minderjarige] het er echter helemaal bij te laten zitten. [de minderjarige] gaat vaak niet naar school, heeft zijn profielwerkstuk niet gemaakt en staat voor vijf vakken onvoldoende, terwijl hij een aantal toetsen helemaal niet heeft gemaakt. Het lukt de GI niet om te achterhalen waarom de schoolgang van [de minderjarige] zo moeizaam verloopt. [de minderjarige] lijkt zich achter allerlei redenen te verschuilen en vertoont ontwijkingsgedrag. De moeder is niet bij machte om [de minderjarige] voldoende structuur te bieden en hem hierin te sturen. Ook het netwerk van begeleiding wat rondom [de minderjarige] is opgebouwd, heeft de situatie niet ten goede kunnen keren. De leerplichtambtenaar is inmiddels ook betrokken bij [de minderjarige] en heeft hemdoorverwezen naar [instantie]. Het gesprek bij [instantie] moet nog plaatsvinden. Als [de minderjarige] niet aan zijn schoolverplichtingen voldoet, kan hij in april 2022 geen examen doen. Om [de minderjarige] de ernst van de situatie te laten inzien en ervoor te zorgen dat [de minderjarige] weer naar school gaat, heeft de GI in december 2021 besloten om hem een schriftelijke aanwijzing op te leggen. Hierin is bepaald dat [de minderjarige] geen ongeoorloofd schoolverzuim meer mag hebben. Op dinsdag 11 januari 2022, vlak na de kerstvakantie, heeft [de minderjarige] echter wederom zonder afmelding het eerste en het derde lesuur gemist. [de minderjarige] verscheen die dag pas om elf uur op school en is ook niet bij de huiswerkbegeleiding verschenen. Uit het door de GI overgelegde verzuimoverzicht blijkt dat [de minderjarige] ook daarna nog vaak ongeoorloofd afwezig en ziek is geweest. Om [de minderjarige] te laten inzien dat het volgen van lessen en het nakomen van afspraken op school niet vrijblijvend is, verzoekt de GI de kinderrechter om de schriftelijke aanwijzing van 27 december 2021 te bekrachtigen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

[Standpunt van de minderjarige]
4.1.
[de minderjarige] geeft aan dat hij begrijpt dat school belangrijk is. Voordat hij zijn best gaat doen om zijn examen te halen, wil hij echter wel eerst weten of het überhaupt nog mogelijk is om examen te doen. [de minderjarige] zal de dag na de zitting weer naar school gaan en dit bespreken met zijn begeleiders op school. Als blijkt dat het nog mogelijk is dat hij dit jaar examen doet, zal [de minderjarige] hier zijn best voor doen. [de minderjarige] wil daarna graag een IT-opleiding volgen aan [onderwijsinstelling] . Als hij dit schooljaar niet haalt, is hij van plan om dit op een andere manier te bereiken, bijvoorbeeld door middel van een entree-opleiding.
[Standpunt van de moeder]
4.2.
Volgens de moeder is het lastig om [de minderjarige] aan zijn verstand te brengen dat het voor zijn toekomst belangrijk is dat hij zijn school afmaakt. De moeder hoopt dat [de minderjarige] dit schooljaar haalt, zodat hij meteen aan de IT-opleiding kan beginnen en niet eerst een entree-opleiding hoeft te doen. De moeder zal haar best doen om [de minderjarige] te helpen om dit te bereiken.

5.De beoordeling

5.1.
Blijkens artikel 1:263, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen indien de met het gezag belaste ouder of minderjarige niet instemt met, dan wel onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3, eerste lid, van de Jeugdwet of indien dit noodzakelijk is teneinde de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. Ingevolge het tweede lid dienen de met het gezag belaste ouder en de minderjarige een schriftelijke aanwijzing op te volgen. Op grond van het derde lid kan de GI de kinderrechter verzoeken om een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.
5.2.
Een schriftelijke aanwijzing moet worden beschouwd als een beschikking in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Uit artikel 1:3, eerste lid Awb volgt dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Hiermee wordt bedoeld een op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid verrichte handeling, welke is gericht op een rechtsgevolg.
5.3.
De vraag die moet worden beantwoord is of de door de GI gegeven aanwijzing bekrachtigd moet worden. Het geven van een schriftelijke aanwijzing is een vrij ingrijpende beslissing waartoe pas dient te worden overgegaan als de gewenste medewerking van (een van) de ouders of de minderjarige niet door overleg en overreding kan worden bereikt. De aanwijzing moet in elk geval het doel van de ondertoezichtstelling dienen en mag niet in strijd komen met het recht. Daarvoor moet - onder meer - beoordeeld worden of het besluit van de GI zorgvuldig is voorbereid en deugdelijk is gemotiveerd. De rechter beoordeelt dit naar de situatie van dit moment en kan rekening houden met gewijzigde omstandigheden.
De kinderrechter is van oordeel dat aan deze formele vereisten is voldaan en zal nu op de inhoud van de schriftelijke aanwijzing ingaan en zal zich daarbij speciaal tot [de minderjarige] richten.
Speciaal voor [de minderjarige] :
5.4.
De kinderrechter vindt dat de schriftelijke aanwijzing moet worden bekrachtigd. Dat betekent dat de kinderrechter het eens is met wat de gezinsvoogd daarin heeft opgeschreven. De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen over [de minderjarige] . Het is [de minderjarige] de afgelopen schooljaren telkens gelukt om over te gaan naar het volgende jaar, waardoor hij inmiddels in de eindexamenklas zit. De afgelopen tijd heeft [de minderjarige] er echter dusdanig met de pet naar gegooid, dat het nu zelfs de vraag is of hij wel examen mag doen. [de minderjarige] heeft met de IT-opleiding een mooi doel voor ogen en het is belangrijk dat hij zich de komende tijd volledig inzet zodat hij dit doel zo snel mogelijk kan behalen.
Op de zitting heeft [de minderjarige] weliswaar aangegeven dat hij met de entree-opleiding ook een plan B heeft, maar de kinderrechter zegt hierover dat een entree-opleiding toch niet hetzelfde is als een VMBO-diploma. Met een VMBO-diploma heeft [de minderjarige] meer mogelijkheden. Daarom moet hij zich nu eerst volledig op plan A storten en dat is het halen van het VMBO-diploma, want daar is hij slim genoeg voor. Dit betekent dat [de minderjarige] voortaan iedere dag naar school moet gaan, alle lessen moet volgen en ook alle andere afspraken op school na moet komen. De kinderrechter wijst [de minderjarige] erop dat er vanuit allerlei hoeken wordt geprobeerd om hem hierbij te helpen, juist omdat de mensen die hem helpen wel geloven dat hij het kan en het zonde vinden als hij het er nu bij laat zitten. Het is dan ook van belang dat [de minderjarige] alle hulp die hij kan krijgen aangrijpt om zijn cijfers te verbeteren en dat hij ervoor zorgt dat hij dit jaar examen kan doen. Ook voor de moeder is er een belangrijke rol weggelegd om [de minderjarige] hierin te stimuleren en te ondersteunen.
De kinderrechter hoopt dat het gesprek op de rechtbank [de minderjarige] heeft laten inzien dat het nu echt vijf voor twaalf is en dat hij de rest van het schooljaar er alles aan zal doen om zijn diploma te halen, zoals hij ook met de kinderrechter heeft afgesproken. De kinderrechter benadrukt daarbij nogmaals dat [de minderjarige] het snelst aan de IT-opleiding kan beginnen als hij nu nog even doorbijt en streng voor zichzelf is en geen uitvluchten of andere plannen B, C of D meer bedenkt. Want eigenlijk is plan A voor hem de makkelijkste weg.
5.5.
Ten slotte overweegt de kinderrechter nog het volgende. De GI heeft verzocht om deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Nu op grond van artikel 807 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering tegen deze beslissing geen ander rechtsmiddel openstaat dan cassatie in het belang der wet, zal de verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet worden uitgesproken.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 27 december 2021;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022 door mr. M. van der Hoeven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Schaafsma als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 februari 2022.