ECLI:NL:RBNNE:2022:61

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
18 januari 2022
Zaaknummer
181988
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) voor betrokkene met psychische stoornis

Op 6 januari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van verplichte zorg aan een betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, alsook verslavingsstoornissen. De betrokkene, die op dat moment verblijft in een GGZ-instelling, heeft een uitgebreide behandelgeschiedenis en is bekend met problematiek rondom drugsgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn stoornis, wat leidt tot levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang.

Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor zorg op vrijwillige basis, gezien de ambivalente houding van de betrokkene ten opzichte van zorg en zijn neiging om zorg te mijden. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd door te verwijzen naar de risico's die de betrokkene met zijn gedrag met zich meebrengt, zowel voor zichzelf als voor anderen.

De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, waarbij verschillende zorgvormen zijn goedgekeurd, zoals het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, en het insluiten van de betrokkene indien nodig. De rechtbank heeft echter enkele zorgvormen afgewezen, zoals het toedienen van vocht en voeding, en het gebruik van communicatiemiddelen, omdat de noodzaak hiervoor niet voldoende was aangetoond. De beschikking is mondeling gegeven door rechter G.J. Baken en is op 12 januari 2021 schriftelijk vastgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/181988 / BZ RK 21-1129
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
6 januari 2022naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging aansluitend op een verlenging crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[Betrokkene]
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende te [GGZ instelling],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. D.G. Nagel, kantoorhoudende te Almere.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 29 december 2021, en van de volgende bijlagen:
  • de medische verklaring d.d. 24 december 2021;
  • de zorgkaart met bijlagen d.d. 16 december 2021;
  • het zorgplan met bijlagen d.d. 16 december 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz en het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d. 28 december 2021;
  • gegevens over eerder voor betrokkene afgegeven machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling;
  • gegevens over een eerder voor betrokkene afgegeven rechterlijke machtiging op grond van de Wet Bopz;
  • gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
  • politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens;
  • een uittreksel uit het curatele- en bewindregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft door middel van beeldbellen plaatsgevonden op 6 januari 2022. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. D.G. Nagel;
  • [naam] verpleegkundig specialist HIC, namens de zorgverantwoordelijke;
  • [naam], verpleegkundig specialist ambulante zorg, namens de zorgverantwoordelijke;
  • [naam], curator en vader van betrokkene;
  • [naam], curator en moeder van betrokkene.
1.3.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 6 januari 2022 de genoemde personen gelijktijdig door middel van beeldbellen gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
2.2.
De advocaat heeft aangegeven zich aan het oordeel van de rechtbank te refereren met betrekking tot het oordeel of een zorgmachtiging nodig is.
2.3.
De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.
2.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige materiële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is bekend met schizofrenie en verslavingsproblematiek. Hij heeft een uitgebreide behandelvoorgeschiedenis. Betrokkene heeft een justitiële maatregel opgelegd gekregen vanwege brandstichting. Sinds het aflopen van deze justitiële maatregel in december 2020 is betrokkene onbegeleidbaar vanwege psychotisch gedrag en drugsgebruik. Ook neemt betrokkene al enige maanden zijn medicatie niet meer in. Als gevolg daarvan decompenseert betrokkene, waardoor hij voor overlast zorgt op de zorglocatie waar hij woont.
Zo heeft betrokkene recentelijk, mogelijk onder invloed van drugs, in de zorglocatie brand veroorzaakt. Betrokkene laat toenemend psychotisch gedrag zien en is daarbij zeer achterdochtig. Hij denkt dat er camera’s geplaatst zijn in zijn woonruimte. Ook spreekt hij onsamenhangend. Op het moment dat betrokkene psychotisch is, vertoont hij fors agressief en gewelddadig gedrag en verwaarloost hij zichzelf. Betrokkene heeft bij een psychotische ontregeling de betrokken casemanager van het FACT een klap op zijn hoofd gegeven. Deze gebeurtenis in combinatie met het toenemende middelengebruik van betrokkene heeft ervoor gezorgd dat hij is opgenomen op de HIC. Betrokkene maakt nog altijd een zeer vluchtige, chaotische, drukke en gedreven indruk. Hij is snel zijn gedachtenlijn kwijt waardoor betrokkene moeilijk te volgen is.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en het dusdanig herstellen en stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat het op dit moment beter met hem gaat en dat hij het aardig eens is met de behandelaren. Hij erkent structuur nodig te hebben. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank overweegt daartoe dat zowel uit de overgelegde stukken, alsook uit wat er ter mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat betrokkene erg ambivalent is in het al dan niet accepteren en toelaten van zorg. In het verleden is geprobeerd de zorg op vrijwillige basis te verlenen, maar dit is niet gelukt. Bovendien is uit de stukken gebleken dat er moeilijk in contact kan worden gekomen met betrokkene. Zo komt hij niet opdagen op afspraken of hij zorgt er voor op dat moment weg te zijn. Betrokkene is erg zorg mijdend. Hoewel er een wisselend besef bij betrokkene is dat het hem zelf niet lukt en dat hij hulp nodig heeft, is dit besef niet consistent aanwezig. Dit maakt dat niet kan worden vertrouwd op een bestendige vrijwilligheid. Om deze reden is verplichte zorg nodig.
Bovendien, zo blijkt uit de verklaring van de verpleegkundig specialist, heeft betrokkene ook tijdens zijn verblijf in de accommodatie nog de drang om naar middelen te grijpen. Dit heeft ervoor gezorgd dat het op de afdeling wel eens is misgegaan, hoewel betrokkene zich goed heeft weten te herpakken. Vanwege de drang naar middelen en de noodzaak voor het hebben van structuur is een stok achter de deur nodig. Dit biedt de mogelijkheid om drang en dwang te kunnen toepassen, om zo (verder) ernstig nadeel te voorkomen en tijdig in te kunnen grijpen bij zorg mijdend gedrag, danwel bij escalaties.
2.7.
De verpleegkundig specialist heeft ter zitting verklaard dat, hoewel het doel is om toe te werken naar ambulante zorg, dit tot op heden nog niet gelukt is. Het lukt betrokkene zelf (nog) niet om structuur aan te brengen en betrokkene is ambivalent in het al dan niet accepteren van de benodigde zorg. Het is voor nu van belang dat de medicatie en behandeling gewaarborgd worden, voordat betrokkene eventueel weer terugkeert naar een beschermd/begeleid wonen. Op dit moment is het te vroeg om dit in een ambulant kader te doen. De rechtbank is daarom van oordeel dat er een helder en strak kader moet zijn voor betrokkene, om hem de structuur te kunnen bieden die hij nodig heeft om zichzelf te kunnen ontplooien. Ambulante zorg is op dit moment niet toereikend om het ernstig nadeel af te wenden, waardoor er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • insluiten;
  • uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
2.9.
De rechtbank ziet aanleiding om de verplichte zorgvormen ‘het toedienen van vocht en voeding’, ‘ter behandeling van een somatische aandoening’ en ‘het gebruik van communicatiemiddelen’ bij de zorgvorm 'aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen' af te wijzen. De rechtbank volgt hierin het door de advocaat ingenomen standpunt tijdens de zitting en is van oordeel dat de noodzaak van deze zorgvormen niet is gebleken.
Ten aanzien van de overige verplichte zorgvormen oordeelt de rechtbank nog als volgt:
Ter zitting is aangegeven dat de zorgvorm ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’ ziet op toezicht indien er sprake is van suïcidaliteit. Nu ter zitting door de psychiater is verklaard dat suïcidaliteit niet aanwezig is, is door de advocaat gepleit tot afwijzing van deze zorgvorm. De psychiater heeft in dit kader ter zitting uitgelegd en onderbouwd dat op het moment dat betrokkene ingesloten wordt, er in de separeerruimte volgens het protocol standaard een camera aanwezig is om de veiligheid van betrokkene te kunnen waarborgen. Een camera op de kamer van betrokkene zelf is volgens de psychiater niet noodzakelijk. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank de advocaat deels in het door haar ingenomen standpunt en zal bepalen dat het 'uitoefenen van toezicht op betrokkene' alleen mag worden uitgeoefend in geval van insluiting.
De advocaat bepleit verder om de zorgvorm ‘onderzoek aan kleding of lichaam’ te beperken tot de momenten waarop betrokkene de kliniek verlaat en terugkeert, en zo nodig bij aanvang van een opname. De rechtbank is echter, anders dan de advocaat, van oordeel dat deze zorgvorm in algemene zin moet worden opgenomen en te allen tijde moet kunnen worden toegepast indien de behandelaren daartoe aanleiding zien. Betrokkene is bekend met middelengebruik. De rechtbank overweegt dat de mogelijkheid bestaat dat betrokkene ook tijdens het verblijf in een accommodatie drugs ontvangt van medepatiënten. Het is daarom van belang dat de psychiaters en behandelaren in dit soort situaties de mogelijkheid hebben om bij betrokkene onderzoek te doen aan kleding of lichaam.
Ten aanzien van de zorgvorm ‘controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen’ is door de advocaat bepleit dat bloedafname hiervan dient te worden uitgesloten, aangezien de psychiater ter zitting heeft aangegeven dat er in dit kader urine- en ademonderzoek plaatsvindt. De rechtbank volgt dit standpunt van de advocaat en sluit bloedafname ten aanzien van deze zorgvorm uit.
2.10.
Tot slot is door de advocaat van betrokkene ten aanzien van de zorgvormen ‘insluiten’ en ‘opname in een accommodatie’ een maximumduur bepleit. Voor wat betreft het insluiten meent de advocaat dat dit dient te worden beperkt tot een maximumduur van twee dagen per situatie dat betrokkene ingesloten moet worden. Het is niet nodig een langere termijn te hanteren, aangezien gebleken is dat betrokkene vrij snel stabiliseert, aldus de advocaat. Ten aanzien van de zorgvorm opname in de accommodatie dient dit volgens de advocaat te worden beperkt tot een maximumduur van één maand zodra betrokkene de accommodatie heeft verlaten. De advocaat voert hiertoe aan dat het doel is om betrokkene in een begeleid/beschermd wonen te plaatsen. Het zou kwalijk zijn indien betrokkene door een langdurige opname zijn plek in de woonvorm kwijt raakt. De advocaat is daarom van oordeel dat op het moment een opname langer dreigt te duren dan één maand, er een afweging zou moeten komen in hoe verre de noodzaak van het laten voortduren van de opname opweegt tegen het risico dat betrokkene zijn plek in de woonvorm verliest (proportionaliteits- en subsidiariteitstoets).
De rechtbank gaat niet mee met het verweer van de advocaat en wijst een maximumduur ten aanzien van zowel insluiting als opname in de accommodatie dan ook af. De rechtbank neemt in acht dat de belangen van betrokkene voldoende worden gewaarborgd door de duidelijke werkinstructies en protocollen waar de zorgmedewerkers van de GGZ zich aan dienen te houden. Om de veiligheid van zowel betrokkene als de zorgmedewerkers te kunnen garanderen acht de rechtbank het verder van belang dat de psychiaters en de behandelaren – met inachtneming van de geldende, strikte protocollen – kunnen beoordelen hoe lang de insluiting en opname nodig is. De rechtbank merkt op dat een te ruim gebruik van de machtiging wordt voorkomen doordat de zorgverantwoordelijke bij de beslissing op de voet van art. 8:9 lid 1 Wvggz tot toepassing van een vorm van verplichte zorg, naar de actuele situatie dient te beoordelen of aan de beginselen van proportionaliteit, evenredigheid en doelmatigheid is voldaan.
2.11.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.
2.13.
Na de mondelinge behandeling is een kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz aan de zorgaanbieder en de advocaat van betrokkene uitgereikt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[Betrokkene]geboren op [geboortedatum], inhoudende dat gedurende de geldigheid van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene in het geval van insluiting;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen, met uitzondering van bloedonderzoek;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 juli 2022;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 6 januari 2022 mondeling gegeven door mr. G.J. Baken, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 12 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
..
fn. 896/yb
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.