ECLI:NL:RBNNE:2022:564

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
18-019352-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot afpersing, belaging en smaad in een strafzaak

Op 25 februari 2022 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een man veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een contactverbod met de aangevers. De man was schuldig aan twee pogingen tot afpersing, belaging en smaad. Hij had de slachtoffers, waarvan hij meende dat ze betrokken waren bij een inbraak in zijn woning, onder zware druk gezet om hen te dwingen tot betaling van geldbedragen. De verdachte had hen geïntimideerd en bedreigd met geweld, en had een van de slachtoffers gedurende een half jaar belaagd. Dit leidde tot angst bij de slachtoffers en hun gezinnen, die zich genoodzaakt voelden om onder te duiken. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte niet gerechtvaardigd was, ook al meende hij dat hij recht had op betaling van de schade die hij had geleden door de inbraak. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop van de zaak.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18-019352-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2022.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2020 tot en met 22 januari 2020 te Jistrum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer
1] toebehoorde, in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 1]
- heeft/hebben gebeld en hem dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd – zakelijk weergegeven- dat hij, verdachte, op zoek is naar die [slachtoffer 1] en/of dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, geld moet betalen en/of dat hij er anders aan gaat en/of dat hij was ingehuurd en/of dat hij opdracht had gekregen om van die [slachtoffer 1] 240.000 te incasseren en/of dat die [slachtoffer
1] contact op moet zoeken met [verdachte] en dat zij het onderling moeten oplossen en/of als die [slachtoffer 1] het niet met [verdachte] op zou lossen hij tussenbeide zal komen en/of
  • meermalen (een) SMS-bericht(en) heeft/hebben gestuurd met (onder meer) de tekst(en): "Morgenavond of zat.avond in cafe komen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro" en/of “Je bent nu aangeschoten wild” en/of
  • een emailbericht heeft/hebben gestuurd met (onder meer) de tekst: “Betalen of je gaat voor de bijl.Ik wil alleen mijn geld terug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2020 tot en met 22 januari 2020, te Jistrum, in de gemeente Tytjerksteradiel, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachtes mededader, die [slachtoffer 1]
  • ( telefonisch) (onder meer) dreigend de woorden toegevoegd – zakelijk weergegeven- dat hij,verdachte, op zoek is naar die [slachtoffer 1] en/of dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, geld moet betalen en/of dat hij er anders aan gaat en/of dat hij was ingehuurd en/of dat hij opdracht had gekregen om van die [slachtoffer 1] 240.000 te incasseren en/of dat die [slachtoffer 1] contact moet zoeken met [verdachte] en dat zij het onderling moeten oplossen en/of als die [slachtoffer 1] het niet met [verdachte] op zou lossen hij tussenbeide zal komen en/of
  • via (een) SMSbericht(en) (onder meer) dreigend de woorden/tekst(en) toegevoegd: "Morgenavondof zat.avond in cafe komen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro" en/of “Je bent nu aangeschoten wild” en/of
  • via een emailbericht (onder meer) dreigende de woorden/tekst(en) toegevoegd: :“Betalen of je gaatvoor de bijl. Ik wil alleen mijn geld terug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
2
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Jistrum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk (op verschillende tijdstippen in voornoemde periode)(telkens) (onder meer)
  • via de (mobiele) telefoon contact gezocht met die [slachtoffer 1] en/of
  • ( een) SMS-bericht(en) gezonden met (onder meer) de tekst(en): “Morgenavond, of zat avond in cafekomen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro" en/of “Je bent nu aangeschoten wild” en/of
  • een emailbericht gezonden met de tekst : “Betalen of je gaat voor de bijl. Ik wil alleen mijn geldterug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden” en/of
  • zich (telkens) in de nabijheid van het woonadres van die [slachtoffer 1] opgehouden en/of die[slachtoffer 1] achtervolgd en/of/aldus (telkens) op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en/of gedachtengangen ongewenst en/of hinderlijk en/of bedreigend aan die [slachtoffer 1] opgedrongen;
3 hij in of omstreeks de periode van 23 december 2019 tot en met 13 januari 2020, te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, in elk geval aan en ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 2]
  • via (een) brief(ven) (onder meer) de woorden/tekst(en) heeft/hebben toegevoegd –zakelijkweergegeven- dat die [slachtoffer 2] 35000/vijfendertig duizend Euro terug moest betalen en/of dat die [slachtoffer 2] niet bij de lege kluis wil logeren en/of " [slachtoffer 2] we gaan je pakken. Je had drugsschulden" en/of "Denk je dat je non stop met gordijnen kunt te schuiven, vergeet, je weet [naam 1] is ook gepakt. Wees een kerel kom. Alles bekend. [naam 2] , [naam 3] + tipgevers, waar wat was te halen, p.s. wacht niet te lang” en/of
  • heeft/hebben gebeld en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: “ik beningehuurd, je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 23 december 2019 tot en met 13 januari 2020, te Burgum, in de gemeente Tytjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte en/of verdachtes mededader, die [slachtoffer 2]
  • via (een) brief/ven, (onder meer) dreigend de woorden/tekst(en) toegevoegd: “ [slachtoffer 2] wegaan je pakken. Je had drugs schulden” en/of – zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 2] niet bij de lege kluis wil logeren en/of
  • [naam 4] via (een) Whatsappbericht(en) (onder meer) dreigend de woorden toegevoegd: “Totwoensdag daarna komen de premiejagers voor [slachtoffer 2] , [naam 2] , [naam 3] plus tipgevers", welke bedreiging, althans welke dreigende woorden, althans welke woorden van dreigende aard en/of strekking, (onder meer) bestemd was/waren voor [slachtoffer 2] en welke bedreiging, althans welke dreigende woorden, althans woorden van dreigende aard en/of strekking (vervolgens) door die [naam 4] aan die [slachtoffer 2] ter kennis is/zijn gebracht en/of
  • gebeld en (onder meer) dreigend de woorden toegevoegd: "ik ben ingehuurd, je hebt tot woensdagde tijd anders komen we je omleggen", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking
4 hij op of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 17 juni 2020, te Burgum en/of te Jistrum, in de gemeente Tytjerksteradiel, (meermalen) opzettelijk, (onder meer) mondeling en/of door middel van het verspreiden en/of openlijk tentoonstellen van (een) geschrift(en), telkens de eer en of goede naam van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij verdachte
  • op 5 januari 2020 te Burgum, bij een of meer buurtbewoner(s) van die [slachtoffer 2] een of meerbrief(ven)/bericht(en)/tekst(en) in de brievenbus gestopt met (onder meer) de tekst(en): “"Pas op u heeft inbreker + drugscrimineel in u [straatnaam] pas op dus” en/of
  • op 19 januari 2020 te Jistrum een buurman van die [slachtoffer 1] gesproken en deze buurman dewoorden toegevoegd –zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 1] bij hem, verdachte, had ingebroken en dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, geld moest betalen en/of dat die [slachtoffer 1] een grote crimineel is en het advies gaf om niet met die [slachtoffer 1] om te gaan en/of
  • in februari 2020 te Jistrum een briefje achter de ruitenwisser van de personenauto van die
[slachtoffer 1] heeft gedaan met de tekst:” PREVENTIE PAS OP INBREKER DRUGSCRIMINEEL IN U STRAAT PREVENTIE.” en/of
- op 17 juni 2020 een buurvrouw van die [slachtoffer 1] gesproken en deze buurvrouw de woordentoegevoegd – zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 1] een inbreker is en dat [slachtoffer 1] bij hem, verdachte, had ingebroken en zijn kluis had gestolen en/of dat die [slachtoffer 1] een drugs dealer is en/of dat ze maar om hun kinderen moesten denken want die [slachtoffer 1] kon ook wel drugs aan hun kinderen verkopen en/of dat die [slachtoffer 1] leiding gaf aan een crimineel netwerk.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2, 3 primair en 4.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] gepoogd heeft om beide aangevers af te persen. Er is aangifte gedaan en verdachte heeft bekend dat hij met aangever [slachtoffer 1] heeft gebeld en dat hij hem sms-berichten en e-mails heeft gestuurd. Ook heeft verdachte bekend dat hij de brieven aan aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft geschreven. Gezien de aard van het telefoontje aan [slachtoffer 2] , waarvan medeverdachte [medeverdachte] bij de politie heeft verklaard dat hij heeft gebeld in opdracht van verdachte, en dat hij toen de naam [naam 5] gebruikte, is de officier van justitie van mening dat medeverdachte ook [slachtoffer 1] heeft gebeld. De nauwe en bewuste samenwerking blijkt ook uit de kroegentocht. Medeverdachte wist van de eerdere inbraak. Ze waren samen op zoek naar aangever [slachtoffer 1] en ze hebben samen een bezoek gebracht aan de woning van aangever [slachtoffer 2] . Verder is de officier van justitie van mening dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging. Hij heeft aangever [slachtoffer 1] telefonisch en met smsberichten en e-mails bedreigd, hij is hem regelmatig gevolgd en hij heeft zich gedurende een langere periode telkens hinderlijk opgehouden bij het woonadres van aangever [slachtoffer 1] . Ook de smaad is, volgens de officier van justitie, wettig en overtuigend bewezen. Er is aangifte gedaan en verdachte heeft bekend de brieven met beschuldigingen te hebben geschreven. In de brieven aan de buren stond weliswaar geen naam, maar verdachte heeft een van de buren aangesproken en hem verteld dat aangever [slachtoffer 1] bij verdachte heeft ingebroken. Hierdoor was het voor de buren duidelijk om wie het ging in de brieven. Het standpunt van verdachte dat hij gelijk heeft en in zijn recht staat, omdat de aangevers volgens hem verantwoordelijk zouden zijn voor de inbraak in 2006 bij verdachte, maakt niet dat zijn eigen handelen niet strafbaar is.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat volgens een tipgever beide aangevers betrokken zijn geweest bij een inbraak in zijn woning in 2006. Bij de inbraak is een kluis met daarin een groot geldbedrag buitgemaakt. Hij heeft onderzoek gedaan en zijn bevindingen met de politie gedeeld. Het openbaar ministerie heeft besloten het onderzoek naar de inbraak niet te heropenen. Daarom heeft verdachte zelf beide aangevers, in zijn ogen de daders, benaderd en geconfronteerd. Hij heeft met aangever [slachtoffer 1] gebeld en hij heeft hem sms-berichten en e-mails gestuurd. Ook heeft hij brieven bij aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bezorgd en heeft hij [slachtoffer 1] gevolgd. Verdachte stelt zich op het standpunt dat hij alleen maar de waarheid heeft verkondigd en om zijn geld heeft gevraagd. Hij vindt niet dat hij strafbaar heeft gehandeld en hij ontkent bedreigingen te hebben geuit. Daarnaast is volgens verdachte geen sprake van smaad, omdat hij geen namen heeft genoemd in de brieven die in de buurt zijn verspreid.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair poging afpersing [slachtoffer 1]
Medeplegen
Verdachte wordt verweten dat hij de handelingen zoals ten laste gelegd onder feit 1 tezamen en in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Verdachte heeft aangever op 14 januari 2020 gebeld en hij heeft hem sms-berichten en een e-mail gestuurd. Aangever heeft verklaard dat hij telkens door één persoon is benaderd via de telefoon, sms en e-mail. Medeverdachte [medeverdachte] is over de aangifte van [slachtoffer 1] niet gehoord door de politie.
Gelet op het vorenstaande en nu uit het dossier niet anders blijkt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte deze handelingen kennelijk alleen heeft verricht. Er is niet vast komen te staan dat verdachte de ten laste gelegde handelingen in een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] of iemand anders heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Ten aanzien van het deel van de tenlastelegging dat ziet op het telefoontje van 17 januari 2020 van een onbekende persoon, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte [verdachte] of medeverdachte [medeverdachte] dit telefoontje heeft gepleegd. Van dit deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken.
Poging afpersing
Op grond van de aangifte en de verklaring van verdachte acht de rechtbank het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.
Het verweer van verdachte dat hij recht had op betaling van geldbedragen door aangever en dat hij hem niet heeft bedreigd, zal de rechtbank passeren. Ook indien iemand redelijkerwijs kan menen recht te hebben op de betaling van een bedrag, hoeft dit nog niet te betekenen dat er geen wederrechtelijke bevoordeling kan worden beoogd. Dit oogmerk kan namelijk bestaan als de verdachte moet hebben beseft dat hij door zijn handelwijze de grenzen van het maatschappelijke betamelijke ver heeft overschreden (HR 9 februari 1971, NJ 1972/1). Verdachte heeft die grenzen overschreden. Hij wilde koste wat kost aangever ter verantwoording roepen en hij wilde geld zien van aangever. Uit het dossier blijkt dat verdachte bewust heeft gekozen voor een intimiderende en bedreigende aanpak. Voor zover zijn uitspraken – je moet geld betalen en anders ga je eraan en betalen of je gaat voor de bijl – al niet bedreiging met geweld zouden opleveren, heeft hij door zijn handelen zeker een dreigende sfeer opgeroepen. Voor een bewezenverklaring van dreiging met geweld, zoals bedoeld bij afpersing, is het oproepen van een dreigende sfeer ook voldoende. Dat het oproepen van die sfeer ook de bedoeling was van verdachte blijkt uit de aard en de inhoud van het telefoongesprek, de berichten en de wijze waarop verdachte aangever volgde, in de gaten hield en contact met hem zocht. Aangever voelde zich door dat alles ook bedreigd en geïntimideerd.
Feit 2 Stalking [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 14 januari 2020 is aangever gebeld door verdachte. Op 16 januari 2020 kreeg aangever smsberichten, van verdachte met de teksten: “Morgenavond, of zat avond in cafe komen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro” en “Je bent nu aangeschoten wild”.
Op 22 januari 2020 kreeg hij een e-mail met onder meer teksten als: “Betalen of je gaat voor de bijl. Ik wil alleen mijn geld terug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden”. In de periode van 11 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 bevond verdachte zich 1 tot 2 keer per week in de straat van aangever en ‘schaduwde’ hij aangever regelmatig met zijn auto. Verdachte wilde met deze handelingen aangever zover krijgen dat hij ging betalen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank verwijst in het bijzonder naar de dreigende inhoud van de berichten die aangever heeft ontvangen en de regelmaat en het aantal keren dat verdachte zich in een periode van een half jaar lang zichtbaar heeft opgehouden in de straat en bij de woning van aangever. Aangever voelde zich geïntimideerd en sliep slecht.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
Feit 3 primair poging afpersing [slachtoffer 2]
Medeplegen
Verdachte wordt verweten dat hij de handelingen zoals ten laste gelegd onder feit 3 tezamen en in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Verdachte houdt aangever medeverantwoordelijk voor een inbraak in zijn woning en hij wil dat aangever verantwoordelijkheid neemt en hem geld terugbetaald. Verdachte heeft daarom op 23 december 2019 en 5 januari 2020 brieven met een dreigende inhoud bezorgd bij aangever. Op 11 januari 2020 is verdachte ’s avonds samen met medeverdachte [medeverdachte] bij de woning van aangever geweest, waarbij medeverdachte nog heeft aangebeld. Medeverdachte verklaart daarover dat het bezoek best intimiderend kan zijn overgekomen. Enkele dagen later, op 13 januari 2020, is aangever gebeld door een man die tegen hem zegt: “ik ben ingehuurd, je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen”. Medeverdachte verklaart bij de politie dat hij, in de dagen na het bezoek aan aangever, aangever heeft gebeld omdat hij geld schuldig was aan verdachte en dat medeverdachte daarom druk wilde zetten, zodat het zou worden ‘opgelost’. Bij de politie ontkent hij weliswaar dat hij in het telefoongesprek met aangever de tenlastegelegde bedreiging heeft geuit, maar de rechtbank ziet, buiten de ontkenning van medeverdachte, geen aanleiding om te twijfelen aan de aangifte. Medeverdachte heeft verder verklaard dat hij pas achteraf kennis heeft gekregen van de door verdachte geschreven en bezorgde brieven.
Ten aanzien van feit 3, tweede gedachtestreepje, het bellen en bedreigen van [slachtoffer 2] , is de rechtbank dan ook van oordeel dat op grond van het voorgaande en dan met name gelet op de verklaring van medeverdachte, sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen voor dat deel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 3, eerste gedachtestreepje, de brieven aan [slachtoffer 2] , zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat niet is gebleken dat er op dat punt sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte.
Poging afpersing
De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing, tezamen en in vereniging met een ander. Het verweer van verdachte dat hij recht had op betaling van een geldbedrag door aangever en dat hij hem niet heeft bedreigd zal de rechtbank ook ten aanzien van dit feit passeren. Verdachte heeft bewust heeft gekozen voor een intimiderende en bedreigende aanpak, hetgeen voldoende kan zijn om tot een bewezenverklaring van afpersing te komen zoals overwogen ten aanzien van feit 1. Tijdens het bezorgen van een van de brieven heeft verdachte contact gehad met de vriendin van aangever en heeft gezegd dat ze maar moest vertrekken als ze zich niet veilig voelde. Uit de aard en inhoud van de brieven en het door medeverdachte [medeverdachte] gevoerde telefoongesprek blijkt dat verdachte gedreigd heeft met geweld. Aangever heeft verklaard dat hij zich bedreigd voelde en zelfs vreesde voor zijn leven.
Feit 4 Smaad(schrift)
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Smaad is een misdrijf dat alleen kan worden vervolgd op klacht – bestaande uit een aangifte en een verzoek tot vervolging – van degene tegen wie het feit is gepleegd. Verdachte stelt zich op het standpunt dat aangever [slachtoffer 2] zijn aangifte en daarmee zijn wens tot strafvervolging heeft ingetrokken. Een klacht kan tot acht dagen na indiening worden ingetrokken. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en acht derhalve het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Smaad jegens aangever [slachtoffer 2]
Onder het eerste gedachtestreepje van feit 4 is aan verdachte ten laste gelegd hij op 5 januari 2020 brieven bij de buren van aangever heeft bezorgd met kort gezegd de tekst dat er bij hen een inbreker en drugscrimineel in de straat woont. Verdachte heeft de naam van aangever niet genoemd in de brieven en uit het dossier blijkt verder ook niet dat de buurtbewoners op een andere wijze een link naar identiteit van aangever konden leggen. De rechtbank zal verdachte dan ook partieel vrijspreken.
Smaad jegens aangever [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 19 januari in Jistrum een buurman van aangever aangesproken en, kort samengevat, gezegd dat aangever bij hem heeft ingebroken en een crimineel is. Op 20 februari 2020 heeft verdachte in Jistrum een briefje op de auto van aangever achtergelaten met een soortgelijke tekst. Op 17 juni 2020 heeft verdachte met een buurvrouw van aangever gesproken en aangever ervan beticht dat hij zijn kluis heeft gestolen en een drugsdealer is.
Verdachte erkent deze gedragingen, maar heeft betwist dat er sprake is van smaad omdat aangever werkelijk bij hem heeft ingebroken. De rechtbank overweegt daartoe dat voor smaad(schrift) niet vereist is dat het bepaalde feit waarvan de beledigde wordt beschuldigd, onwaar is. Ook het verweer van verdachte dat er geen sprake was van smaad ten aanzien van het briefje omdat er geen naam op stond, zal de rechtbank passeren. Op het briefje stond weliswaar geen naam, maar doordat verdachte eerder de naam van verdachte heeft genoemd tegen de buurman en hij aangever in dat gesprek een inbreker en crimineel noemde, is het naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat het om aangever ging.
De rechtbank acht de onder 4, gedachtestreepje 2 tot en met 4 ten laste gelegde smaad(schrift) dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 primair, 3 en 4 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De door verdachte ter zitting van 11 februari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend: Ikheb [slachtoffer 1] op 22 januari 2020 een e-mail gestuurd. In de periode van 11 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 ben ik regelmatig door de straat gereden waar [slachtoffer 1] woont. Ook ‘schaduwde’ ik hem regelmatig met mijn auto. Verder heb ik brieven bezorgd bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ze hebben ingebroken in mijn woning en ik wilde mijn geld terug.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 januari 2020,opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002020076650 Z d.d. 29 maart 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 14 januari 2020 werd ik gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik hoorde dat die man zei dat hij uit [woonplaats] kwam en naar mij op zoek was. De man met wie ik sprak zei dat ik geld moest betalen en dat ik er anders aan ging. Deze uitspraak maakte dat ik schrok en mij bedreigd voelde. Ik kreeg sterk het idee dat deze man mij anders fysiek iets zou aandoen. Dit telefoonnummer heb ik vervolgens via het internet opgezocht en hieruit bleek dat het nummer van [verdachte] autohandel was. Op 16 januari 2020 kreeg ik een sms’je van het hierboven genoemde telefoonnummer. De tekst in dit berichtje was het volgende:" Morgenavond, of zat avond in café komen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro". Ik heb hierop geantwoord dat hij niet deugde en dat hij moet bellen of anders zijn we uitgesproken. Diezelfde avond kreeg ik nog een sms’je met de tekst: "Je bent nu aangeschoten wild". Op woensdag 22 januari 2020 kreeg ik een emailbericht in mijn zakelijke mail. Dit was een email van het adres: [e-mailadres]. De tekst in deze mail was als volgt:" Betalen of je gaat voor de bijl. Ik wil alleen mijn geld terug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden.”
Hij is gistermiddag rond 17.00 uur 3 keer bij mij door de straat gereden. Gistermiddag rond dezelfde tijd reed ik naar mijn huis en toen zag ik [verdachte] rijden in zijn grijze [auto]. Dit gaat al weken zo.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 januari 2020,opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik woon op het adres de [straatnaam] in Burgum. Ik woon daar samen met mijn vriendin [naam 4] . Op 23 december 2019 vond ik een brief in de brievenbus van mijn woning aan de [straatnaam] . De inhoud kwam er op neer dat ik 35000/vijfendertig duizend Euro terug moest betalen, dit geld zou gestolen zijn dat dit drugs schulden zouden zijn, dat ik ook wel iets kon regelen of dat ik naar de politie kon gaan. Ook las ik de woorden dat ik niet bij de lege kluis wil logeren. Op de tweede pagina las ik : " [slachtoffer 2] we gaan je pakken. Je had drugs schulden". Op 5 januari 2020 omstreeks 20:00 uur is er een tweede brief bij mij in de brievenbus gedaan. Ik las de volgende woorden : "Denk je dat je non stop met gordijnen kunt te schuiven, vergeet, je weet [naam 1] is ook gepakt. Wees een kerel kom. Alles bekend. [naam 2] , [naam 3] + tipgevers, waar wat was te halen p.s. wacht niet te lang. De tweede pagina, daarop las ik: "Pas op u heeft een inbreker + drugs crimineel in u [straatnaam] Pas op dus".
Wij troffen de man die de brief bezorgde. [naam 4] is met hem in gesprek gegaan. Zij hoorde de man zeggen dat zij ( [naam 4] ) met de kinderen moest gaan vertrekken.
De tweede pagina met de woorden dat er een inbreker en een drugs crimineel in de straat woont, is ook daadwerkelijk bij meerdere buren van mij in de brievenbus gedaan. Het is bij de oom en tante van [naam 6] (dat is een vriend van mij), zij heten [naam 7] en [naam 8] in de bus gedaan. Er is nog een brief bezorgd. In deze brief las ik dat de persoon een adres geeft waar hij woont namelijk
[straatnaam] , [woonplaats], hij geeft zijn telefoonnummer [telefoonnummer] Op de tweede pagina las ik weer de woorden : " [slachtoffer 2] we gaan je pakken Je had drugs schulden" Ik heb daarom ook zelf met de man gebeld, dat was op zaterdag 11 januari 2020. Aan het einde van het gesprek zei hij dat we er niet uit kwamen dat er wel gevolgen zouden komen. Diezelfde avond zaterdag 11 januari 2020 zat ik in de kamer op de bank. Ik zag twee/2 mannen lopen. Een/1 grote vent en een oudere man. Ik zag dat ze eerst mijn woning voorbij liepen. Ik zei tegen [naam 4] daar komen ze. Ik zag een soort cowboy figuur bij mij voor de deur staan. Hij droeg een leren vest, hij had een grote mag lite zaklamp in zijn hand. Ik heb op dat moment het alarmnummer 112 gebeld. Ik voelde mij op dat moment erg angstig. [naam 4] heeft op haar telefoon diverse Whats-App berichten ontvangen. Dat was op maandag 13 januari 19:32 uur. In een van de berichten las ik: "Tot woensdag daarna komen de premiejagers voor [slachtoffer 2] , [naam 2] , [naam 3] plus tipgevers". Meteen na het app bericht op [naam 4] haar telefoon ben ik gebeld door een onbekend nummer. Ik hoorde de volgende woorden: "ik ben ingehuurd, je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen". Ik heb weer met 112 gebeld, ik was echt bang. Ik ben zo bang dat ik niet meer in mijn eigen huis durf te blijven. Via Google maps heb ik het adres nagekeken [straatnaam] te Woutersoude in combinatie met telefoonnummer [telefoonnummer] . Dan kom ik uit op [verdachte] autohandel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 februari 2020, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Ik woon op de [straatnaam] in [woonplaats].
A: Ik schaduwde [slachtoffer 1] . Ik reed achter zijn auto aan. Vanaf Jistrum naar Noordburgum. Dit was kort geleden.
V: Op 14 januari 2020 is er gebeld door [telefoonnummer] naar [slachtoffer 1] . De beller zei dat hij uit [woonplaats] kwam en op zoek was naar [naam 2] . Bent u dit geweest?
A: Het is wel mijn nummer. Ik heb wel tegen hem gezegd dat ik mijn geld terug wilde hebben wat hij bij mij gestolen heeft. En dat hij voor de bijl ging.
V: Heeft u [naam 2] een sms bericht verzonden op 16 januari 2020?
O: Wij tonen u de sms berichten dat [naam 2] naar de kroeg moest komen om te betalen.
V: Klopt het dat u dit gestuurd heeft?
A: Ja, dat klopt. Hij heeft dat geld gestolen en dat wil ik terug.
V: Op 22 januari 2020 is er een mail binnen gekomen van [verdachte] bij Hendrik [slachtoffer 1] .
Daarin stond: Betalen of je gaat voor de bijl....Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis/kluizen. Lijkt mij niet warm. Hebt u deze mail verstuurd?
A: Klopt, heb ik verstuurd.
A: Deze afspraak kwam tot stand nadat ik dingen bij hem door de deur heb gegooid. Zijn vrouw is toen een keer achter mij aan gekomen in het donker.
A: Want [naam 4] liep achter mij aan.
V: Wat heeft u toen allemaal tegen haar gezegd?
A: Ze zei tegen mij dat zij zich niet veilig voelde door deze situatie. Ik heb toen gezegd dat zij dan maar moest vertrekken als zij zich niet veilig voelde.
A: Ik heb wel een brief bij mensen in de bus gedaan met de tekst dat zij een inbreker en drugscrimineel in hun buurt hebben wonen.
A: Na de laatste brief is het telefonisch contact gestart tussen [slachtoffer 2] , [naam 4] en mij. V: Wat heeft u precies gezegd/gedaan? (handgeschreven brief door de brievenbus gedaan en ook bij de buren op de [straatnaam] te Burgum).
A: Ik heb wel brieven door de bus gedaan. Met rode kleur geschreven. Ik wilde de druk op de ketel houden.
0: Verbalisant toont een kopie van de brief. Betreft het betalen van 35000 euro, zou gestolen zijn, drugsschuld?
V: Hoe heeft u dit gedaan?
A: Ik heb dit met een viltstift en een balpen opgeschreven.
A: Ik heb ze zelf geschreven. Ik heb ze ook zelf weg gebracht.
V: Hoe ziet uw schoonzoon eruit?
A: Normaal postuur. V: Cowboy uiterlijk?
A: Hij heeft wel eens een cowboyhoed op.
V: En een zaklamp in de hand?
A: Ja, klopt, we waren daar, Bart, mijn schoonzoon en ik. Ik hoorde later dat zij op de grond lagen. Ze hebben kennelijk gedacht dat er een vuurwapen was.
V: Op 13 januari 2020 krijgt [naam 4] meerdere WhatsApp berichten van het nummer [telefoonnummer] . Herkent u dat nummer? Dat is van u toch?
A: Klopt.
V: In het bericht stond: "Tot woensdag daarna komen de premiejagers voor [slachtoffer 2] , [naam 2] , [naam 3] plus tipgevers." Verklaart u eens?
A: Ik bedoelde dit meer als drukmiddel.
V: Meteen na het app gesprek werd [slachtoffer 2] gebeld door een onbekend nummer. Een man zegt dat hij ingehuurd is. Dat [slachtoffer 2] tot woensdag de tijd heeft anders komen we je omleggen. Wie was dit?
A: Het zou mijn schoonzoon geweest kunnen zijn.
V: [slachtoffer 2] was bang.
A: Dat is alleen maar mooi.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 1 maart 2020, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
A: Wij zijn voor de woning van [slachtoffer 2] langs gelopen. Ik zag dat zij achter de vensterbanken lagen naar buiten te kijken. Het was al donker. Ik denk rond een uur of 7 in de avond. Ik heb nog aangebeld. Zij kwam bij de deur. Zij hadden echter al in de gaten dat ik bij [verdachte] hoorde. Wij zijn er alle drie voor langs gelopen. Dus [verdachte] , Bart en ik zijn voor de woning langs gelopen.
V: Wat voor gevoel denk je dat dat bij [slachtoffer 2] en zijn vriendin gaf?
A: Ja, dat snap ik wel, als je [verdachte] zo ziet, en ik met een hoed op en een talibanbaard. Dus dat kan wel intimiderend overgekomen zijn.
V: Wist je waar [slachtoffer 2] woonde?
A: Ja. Ik had al een keer eerder het rondje gereden langs [slachtoffer 2] zijn woning.
V: De dagen daarna is [slachtoffer 2] gebeld. Door wie?
A: Door mij. Door er druk op te leggen heb ik een prepaidkaartje gekocht. Dat deed ik omdat ik niet wilde dat die mensen zouden weten dat het nummer van mij was. Ik heb gezegd dat ik belde vanuit [verdachte] . Dat hij [verdachte] geld schuldig was. [slachtoffer 2] vroeg: En dan? Ik zei dat dat opgelost moest worden.
V: Heb je bedreigende teksten geschreven of bij [slachtoffer 2] in de brievenbus gedaan?
A: Nee.
V: Zou [verdachte] dat wel gedaan hebben?
A: Ja. [verdachte] heeft wel gezegd dat hij te flyeren was geweest.
V: Weet je wat erop stond op de flyers?
A: Ik heb ze wel gezien. Ik heb er ook wel foto's van. Wij hebben nog gezegd tegen [verdachte] .
"Heit, doch dat no net."
V: Wie hielpen [verdachte] met het flyeren?
A: Dat heeft hij zelf gedaan.
V: Waarom deed hij dat?
A: Om te pushen.
V: Van wie is het nummer [telefoonnummer] ?
A: Van [verdachte] .
V: Heeft [verdachte] ook whatsapp verkeer gehad met [naam 4] , de vriendin van [slachtoffer 2] ? A: Hij heeft wel tegen mij gezegd dat hij geappt heeft.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juni 2020, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020167413
d.d. 19 juli 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Sinds januari 2020 rijdt [verdachte] wel 2 of drie keer per week door de straat waar ik woon.
Ik woon in de [straatnaam] in Jistrum. Ik heb hier in maart 2020 ook melding van gedaan bij de politie te Dokkkum. In begin van februari 2020, op een zaterdag, zag ik dat er een briefje achter de ruitenwissers van mijn auto zat. De auto stond voor mijn woning geparkeerd.
Ik zag dat op het briefje stond. PREVENTIE PAS OP INBREKER +DRUGSCRIMINEEL IN U STRAAT
PREVENTIE. Op [geboortedatum] 2020, hoorde ik van mijn buurman [naam 9] wonende aan de [straatnaam] te Jistrum dat [verdachte] bij hem was geweest. Ik hoorde dat de buurman mij vertelde dat [verdachte] had gezegd dat ik bij hem had ingebroken en dat ik [verdachte] geld moest betalen. [verdachte] zei ook nog dat ik een grote crimineel ben en gaf het advies aan de buurman om niet met mij om te gaan. In de maanden hierop volgend zag ik dat [verdachte] regelmatig in zijn auto bij mij door de straat reed. [verdachte] heeft mij ook meerdere malen in zijn auto achtervolgd.
Op 1 juni 2020 zat ik op het terras bij mijn [naam café] te Jistrum, ik zag dat [verdachte] drie maal langs reed in zijn auto. Later hoorde ik dat [verdachte] op deze dag op de parkeerplaats die achter mijn woning ligt was geweest.
Op woensdag 10 juni 2020 zag ik dat [verdachte] weer op de eerder genoemde parkeerplaats achter mijn woning was. Hij heeft hier niets te zoeken. De weg loopt dood en de parkeerplaatsen zijn voor bewoners. Ik zag dat de auto verderop vlakbij de school stopte. Toen ik ongeveer 20 meter van de auto was verwijderd hoorde en zag ik dat [verdachte] het raam van de auto naar beneden deed en naar mij schreeuwde." Grote boef, we pakken je, je moet betalen." Op het moment dat [verdachte] dit deed stonden er meerdere mensen met hun kinderen op het schoolplein. Ik vond het heel vervelend dat die mensen dit hoorden.
Vorige week donderdag 18 juni hoorde ik van een buurvrouw [naam 10] het volgende:
[naam 10] had gezien dat [verdachte] op woensdag 17 juni weer op de parkeerplaats achter mijn woning was geweest. [naam 10] en haar vriend hebben [verdachte] toen klem gezet. Ze zijn voor de auto van [verdachte] gaan staan. [naam 10] wilde van [verdachte] weten waarom hij op 1 juni foto's van haar auto had gemaakt. [verdachte] zei toen tegen [naam 10] dat hij dacht dat het de auto van mijn vriendin was. [verdachte] zei ook nog tegen [naam 10] en haar vriend [naam 11] dat ik een inbreker ben, dat ik bij hem had ingebroken en zijn kluis had gestolen en dat ik een drugs dealer ben. Ze moesten maar om hun kinderen denken want ik kon ook wel drugs aan hun kinderen verkopen. Ik gaf leiding aan een crimineel netwerk.
Het is nu 24 juni. Ik doe nu aangifte omdat ik wil dat dit stopt. Ik wil helemaal niet dat [verdachte] mijn familie lastig valt. [verdachte] gaat steeds verder, eerst reed hij alleen maar door de straat, nu spreekt hij ook al mijn buren aan. Ik voel mij beledigd door de dingen die [verdachte] aan meerdere mensen over mij vertelt. Ik heb een beveiligingsbedrijf. Door de dingen die [verdachte] vertelt krijg ik en ook mijn bedrijf een slechte naam. Door wat er allemaal gebeurd wordt ik depressief en slaap ik slecht.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juli 2020, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Bij de oprit achterom waar [naam 2] altijd zijn auto geparkeerd heeft. Volgens mij de [straatnaam] in Jistrum. Dat is een week of 2 a 3 geleden. Dat was op een middag. Ik denk tussen 15:00 uur en 17:00 uur.
V: Wat deed jij daar?
A: Ik wilde net even kijken.
V: Jij hebt ook iets tegen hem gezegd toen jij daar in de straat stil stond. Weet je dat nog?
A: Wat heb ik dan gezegd?
V: Dat hij een grote crimineel is?
A: Dat klopt. Dat heb ik gezegd. Dat was die dag dat ik achteruit uit de inrit kwam draaien. Ik heb toen met die vrouw gesproken.
V: Wie is die vrouw?
A: Ik heb geen idee, zij zou wonen in Harkema en haar vriend [straatnaam] .
V: Wanneer was dit dat jij met die vrouw sprak?
A: Dat weet ik zo niet meer. Die vrouw heeft de politie toen gebeld. Het is in 2 weekenden gebeurd. Die man wilde de rechter voordeur van mijn auto open trekken. Die vrouw stond toen links van mijn auto. Ik heb ze toen verteld dat [slachtoffer 1] degene was die niet alleen in drugs doet maar dat hij ooit ook bij mij geld heeft gestolen. Ik heb toen ook mijn telefoonnummer aan hun gegeven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2, 3 primair en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 11 januari 2020 tot en met 22 januari 2020 te Jistrum, in de gemeente
Tytsjerksteradiel, meermalen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 1]
  • heeft gebeld en hem dreigend de woorden heeft toegevoegd -zakelijk weergegeven- dat hij,verdachte, op zoek is naar die [slachtoffer 1] en dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, geld moet betalen en dat hij er anders aan gaat en
  • meermalen SMS-berichten heeft gestuurd met onder meer de teksten: "Morgenavond of zat.avond incafe komen jongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro" en “Je bent nu aangeschoten wild” en
  • een emailbericht heeft gestuurd met onder meer de tekst: “Betalen of je gaat voor de bijl. Ik wilalleen mijn geld terug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 11 januari 2020 tot en met 24 juni 2020 te Jistrum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] , te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk, op verschillende tijdstippen in voornoemde periode, telkens, onder meer
  • via de mobiele telefoon contact gezocht met die [slachtoffer 1] en
  • Sms-berichten gezonden met onder meer de teksten: “Morgenavond, of zat avond in café komenjongens de eerste betaling ophalen, vanaf 1000 euro" en “Je bent nu aangeschoten wild” en
  • een emailbericht gezonden met de tekst : “Betalen of je gaat voor de bijl. Ik wil alleen mijn geldterug, heb geen belang dat je jaren gaat zitten, begrepen. Ik bel je niet, jij moet wat doen. We weten non stop waar je bent, we wachten alleen goede moment af. Je wilt toch niet logeren bij de lege kluis (kluizen). Lijkt me niet warm. Dus geef gas, dicht op open helpt niet. Je vrienden” en
  • zich telkens in de nabijheid van het woonadres van die [slachtoffer 1] opgehouden en/of die[slachtoffer 1] achtervolgd en aldus, telkens, op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en gedachtegangen ongewenst en hinderlijk en bedreigend aan die [slachtoffer 1] opgedrongen;
3 primair
hij in de periode van 23 december 2019 tot en met 13 januari 2020, te Burgum, in de gemeente Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat: verdachte, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 2]
- via brieven onder meer de woorden/teksten heeft toegevoegd –zakelijk weergegeven- dat die[slachtoffer 2] 35000/vijfendertig duizend Euro terug moest betalen en dat die [slachtoffer 2] niet bij de lege kluis wil logeren en " [slachtoffer 2] we gaan je pakken. Je had drugsschulden" en "Denk je dat je non stop met gordijnen kunt te schuiven, vergeet, je weet [naam 1] is ook gepakt. Wees een kerel kom. Alles bekend. [naam 2] , [naam 3] + tipgevers, waar wat was te halen, p.s. wacht niet te lang”
en
dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en verdachtes mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] toebehoorde, welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat: verdachte en zijn mededader, met voormeld oogmerk, opzettelijk die [slachtoffer 2]
- hebben gebeld en die [slachtoffer 2] dreigend de woorden hebben toegevoegd: “ik ben ingehuurd,je hebt tot woensdag de tijd anders komen we je omleggen";
4 hij op of omstreeks de periode van 5 januari 2020 tot en met 17 juni 2020, te Burgum en/of te Jistrum, in de gemeente Tytjerksteradiel, meermalen opzettelijk, mondeling en door middel van het verspreiden en/openlijk tentoonstellen van een geschrift, telkens de eer en of goede naam van [slachtoffer 1] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij verdachte
  • op 19 januari 2020 te Jistrum een buurman van die [slachtoffer 1] gesproken en deze buurman dewoorden toegevoegd –zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 1] bij hem, verdachte, had ingebroken en dat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, geld moest betalen en dat die [slachtoffer 1] een grote crimineel is en het advies gaf om niet met die [slachtoffer 1] om te gaan en
  • in februari 2020 te Jistrum een briefje achter de ruitenwisser van de personenauto van die
[slachtoffer 1] heeft gedaan met de tekst:” PREVENTIE PAS OP INBREKER DRUGSCRIMINEEL IN U STRAAT PREVENTIE.” en
- op 17 juni 2020 een buurvrouw van die [slachtoffer 1] gesproken en deze buurvrouw de woordentoegevoegd – zakelijk weergegeven- dat die [slachtoffer 1] een inbreker is en dat [slachtoffer 1] bij hem, verdachte, had ingebroken en zijn kluis had gestolen en dat die [slachtoffer 1] een drugs dealer is en dat ze maar om hun kinderen moesten denken want die [slachtoffer 1] kon ook wel drugs aan hun kinderen verkopen en dat die [slachtoffer 1] leiding gaf aan een crimineel netwerk.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

poging tot afpersing;
belaging;
poging tot afpersing
en
poging afpersing in vereniging;
4. smaadschrift en smaad.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden contactverbod met de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod voor de dorpen Jistrum en Burgum. De officier van justitie heeft daarbij in strafverminderende zin mee laten wegen dat verdachte geen willekeurige slachtoffers heeft uitgezocht. Verdachte is er kennelijk sterk van overtuigd dat de aangevers verantwoordelijk zijn voor de inbraak in zijn woning in 2006 waarbij een geldkluis met een groot geldbedrag is buitgemaakt.
Standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niets strafbaars heeft gedaan. Hij is het slachtoffer en verdient geen straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportages van reclassering Nederland van 23 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het standpunt van de verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan poging tot afpersing. Verdachte heeft de slachtoffers, waarvan hij meent dat ze betrokken zijn geweest bij een inbraak in zijn woning, onder zware druk gezet in een poging om ze zo forse geldbedragen te laten betalen. Daartoe heeft hij de slachtoffers geïntimideerd en bedreigd met geweld. Ook heeft verdachte een van de slachtoffers gedurende een half jaar belaagd en heeft hij zich schuldig gemaakt aan smaad en smaadschrift jegens dit slachtoffer. Smaad en smaadschrift leiden tot aantasting van de eer en de goede naam van het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van beide slachtoffers.
Dat de slachtoffers volgens verdachte betrokken zijn geweest bij een inbraak in zijn woning, geeft verdachte nog geen recht om voor eigen rechter te spelen. Verdachte heeft door zijn handelen ook het gezin van een van de slachtoffers angst aangejaagd. Het gezin voelde zich genoodzaakt om onder te duiken en de kinderen konden daardoor niet naar school.
Uit het rapport van de reclassering leidt de rechtbank af dat verdachte op alle leefgebieden stabiliteit kent. De reclassering signaleert een causaal verband tussen de onopgeloste kluisdiefstal in 2006, waarvan verdachte slachtoffer werd, en de huidige feiten. Er is bij verdachte sprake van een groot onrechtvaardigheidsgevoel. Hij kan niet begrijpen waarom justitie de diefstal niet opnieuw onderzoekt ondanks alle informatie die hij aan de politie heeft verstrekt. Hij heeft geen vertrouwen meer in de overheid en zegt door te zullen gaan met zijn eigen onderzoek totdat de daders zijn gepakt en hij zijn geld terug heeft. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog en adviseert bij een bewezenverklaring een deels voorwaardelijke straf met oplegging van de bijzondere voorwaarden contactverbod met de slachtoffers en locatieverbod rond de woningen van de slachtoffers.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte een ‘first offender’ is. Verder weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte dat hij zichzelf niet wilde verrijken en dat geen sprake is van geheel willekeurig gekozen slachtoffers. In zijn beleving is hem onrecht aangedaan door de slachtoffers, maar daar heeft hij inadequaat op gereageerd.
De rechtbank zal in strafverminderende zin ook rekening houden met het tijdsverloop.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat in artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. Die termijn heeft in dit geval een aanvang genomen vanaf het verhoor van verdachte op 10 februari 2020 en gaat derhalve een termijn van twee jaren te boven.
De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg dient te hebben.
De rechtbank komt tot oplegging van een aanmerkelijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, vanwege de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de achtergrond van deze zaak, de partiële vrijspraak bij de feiten 1 en 4 en het tijdsverloop.
Alles overwegend, acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarde contactverbod met de slachtoffers.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 261, 285b en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. M.M. Spooren, rechters, bijgestaan door K. de Ruiter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 februari 2022.