ECLI:NL:RBNNE:2022:5576

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
9232479 \ CV EXPL 21-2360
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van bemiddelingskosten en rectificatie van negatieve uitlatingen over gedaagde in verband met de aankoop van een voertuig uit de VS

In deze zaak heeft eiser een voertuig uit de Verenigde Staten aangeschaft via gedaagde, die als bemiddelaar optrad. Eiser heeft de koopsom en bemiddelingskosten aan gedaagde betaald, maar heeft de overeenkomst beëindigd omdat het voertuig niet geleverd werd. Eiser heeft gedaagde op internet beschuldigd van oplichting, wat leidde tot een tegenvordering van gedaagde voor rectificatie van deze uitlatingen. De kantonrechter oordeelt dat eiser de bemiddelingsovereenkomst tussentijds mocht opzeggen, maar dat hij een redelijk loon verschuldigd is voor de verrichte werkzaamheden. De kantonrechter heeft bepaald dat eiser de helft van de bemiddelingskosten moet betalen. Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat eiser zich zonder redelijke grond negatief heeft uitgelaten over gedaagde en heeft hij eiser bevolen om de negatieve review te verwijderen of te rectificeren. De vordering van gedaagde tot schadevergoeding is afgewezen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd van geleden schade door de negatieve uitlatingen. De kantonrechter heeft de vorderingen in conventie gedeeltelijk toegewezen en de vorderingen in reconventie afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 9232479 \ CV EXPL 21-2360

vonnis van de kantonrechter van 29 maart 2022

in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: M. Hennen,
verbonden aan Juristu Incassodiensten N.V.,
tegen

[gedaagde] , HANDELENDE ONDER DE NAAM [bedrijf] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 mei 2021
- de conclusie van antwoord op de rol van 24 juni 2021
- de conclusie van repliek op de rol van 7 september 2021
- de conclusie van dupliek op de rol van 5 oktober 2021 - de akte uitlating producties op de rol van 2 november 2921
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling in conventie en in reconventie Processuele aspecten

2.1. [
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord in zijn "bijlage 3" een tegenverzoek ingediend. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt dit een eis in reconventie genoemd. Die eis moet bij conclusie van antwoord worden ingesteld. Daaraan is voldaan. [gedaagde] heeft het woord "reconventie" niet als kop bij zijn processtukken vermeld en daardoor is het bij de griffie van de rechtbank niet als een reconventie aangemerkt. Dat staat er echter niet aan in de weg om de vordering in reconventie te beoordelen. [gedaagde] procedeert in persoon zodat hem niet kwalijk valt te nemen dat hij de juridische terminologie niet kent. Bovendien eindigt zijn verzoek in een duidelijke, voor beoordeling vatbare, eis in reconventie. [eiser] heeft op de eis in reconventie alleen in de akte uitlating producties kort gereageerd. Voor zover [eiser] , die zich wel door een professioneel gemachtigde laat bijstaan en van de inhoud van de conclusie van antwoord kennis heeft kunnen nemen, het tegenverzoek niet heeft opgevat als een vordering in reconventie, komt dat voor zijn rekening en risico.
2.2.
De kantonrechter zal de vorderingen in conventie en in reconventie, vanwege de onderlinge samenhang, gelijktijdig behandelen.
Waar gaan de vorderingen over?
2.3. [
[gedaagde] heeft voor [eiser] bemiddeld bij de aanschaf van een tweedehands auto uit de Verenigde Staten (VS). [eiser] heeft de koopsom en bemiddelingskosten vooruit betaald. De levering liet langer op zich wachten dan voorzien vanwege onder andere problemen met het verkrijgen van het Amerikaanse kenteken. Het duurde [eiser] te lang en daarom heeft hij gezegd dat hij de auto niet
meer wilde. [gedaagde] heeft de koopsom terugbetaald maar heeft een bedrag van de factuur gehouden, namelijk de bemiddelingskosten en de kosten voor het verkrijgen van het Amerikaanse kenteken. [eiser] vindt dat hij de bemiddelingskosten en de kosten voor het kenteken niet hoeft te betalen omdat hij er niets voor heeft gekregen. Hij vordert die kosten daarom in deze procedure terug. [gedaagde] vordert in reconventie dat [eiser] de overeenkomst nakomt en wordt veroordeeld tot afname van de auto en tot betaling van alle kosten. Daarnaast vordert hij schadevergoeding en het verwijderen van reviews en posts op internet omdat [eiser] zich volgens hem ten onrechte negatief over hem uitlaat, wat ten koste gaat van zijn bedrijf.
Wat is er gebeurd?
2.4.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
a. [gedaagde] heeft een eenmanszaak. Hij handelt in tweedehands auto's uit de VS. [eiser] heeft[gedaagde] via Messenger benaderd omdat hij een tweedehands Chevrolet wilde hebben. [gedaagde] heeft in maart 2020 voor [eiser] gezocht naar een auto die aan de door [eiser] gestelde eisen voldeed. Op 25 maart 2020 heeft [gedaagde] laten weten dat hij een mooie Chevrolet heeft gevonden die voor
5.000 te koop is.
Op 27 maart 2020 heeft [gedaagde] [eiser] laten weten dat het Amerikaanse kenteken (de "title")dat nodig is voor de export naar Nederland kwijt is, dat de huidige eigenaar een nieuwe heeft aangevraagd maar dat hij deze nog niet heeft gekregen omdat er nog een lening van $ 500 op het voertuig zit van de vorige (overleden) eigenaar. [gedaagde] schrijft dat uitgezocht wordt hoe het kenteken verkregen kan worden. Hij heeft ook gewezen op de mogelijkheid om via de verscheper een kenteken te regelen voor $ 950, maar [eiser] heeft aangegeven dat dit hem te duur is. [gedaagde] heeft [eiser] een indicatie gegeven van de kosten die met het transport gemoeid zijn ( 400,00 voor transport binnen de VS, 1.600,00 voor een plek in de container en 350,00 voor demontage van de spatborden en wielen) en desgevraagd van zijn bemiddelingskosten ( 500 - 750). Ook heeft [gedaagde] aangegeven dat het verkrijgen van het kenteken wel een aantal weken gaat duren en heeft hij [eiser] gevraagd of hij die tijd wil nemen. [eiser] heeft daarop geantwoord dat dit geen probleem is.
Op 28 maart 2020 heeft [gedaagde] de auto gekocht voor $ 5.500,00. Hij heeft [eiser] op 28 maart2020 een factuur verzonden voor een bedrag van 5.786,50. De factuur is uitgesplitst in de koopsom van 5.000,00 en 650,00 bemiddelingskosten en vermeerderd met de btw.
Op 13 mei 2020 heeft [gedaagde] laten weten dat het kenteken er nog niet is maar dat dit bij deDMV (de Amerikaanse RDW) klaar ligt en dat hij het kenteken daar moet ophalen. Ook schrijft hij dat vanwege Covid-19 de DMV nog gesloten is. Op 26 mei 2020 laat hij weten dat hij een manier heeft gevonden het kenteken per aangetekende post te ontvangen en dat het wachten daarop is. Op 12 juni 2020 laat [gedaagde] [eiser] weten dat hij zelf de volgende dag naar de DMV zal rijden. Op 27 juni 2020 laat hij weten dat het nog niet gelukt is, dat hij de verkoper van de auto nergens kan vinden en dat het voertuig nog op een afgesloten parkeerterrein staat. Op 28 juni 2020 heeft [gedaagde] geschreven dat hij zijn handen er vanaf heeft getrokken en het aan iemand anders (een bounty hunter) overlaat om de verkoper te vinden.
Op 25 augustus 2020 heeft [eiser] laten weten dat hij alle vertrouwen in de aankoop heeft verlorenomdat hij telkens niets meer hoort. Hij schrijft:
Ik begrijp dat er Corona is, maar dit loopt toch een beetje de spuigaten uit. Ik zou dan ook graag de samenwerking willen stop zetten en mijn geld terug willen, dan zoek ik volgend jaar verder ().Op 26 augustus 2020 heeft [gedaagde] geantwoord dat hij dat jammer vindt en dat de kosten die gemoeid waren met het alsnog leveren van de truck voor hem enorm zijn opgelopen. Hij schrijft dat beide partijen een risico lopen en dat hij hoopt dat ze het samen netjes kunnen regelen, zodat hij niet alleen voor de kosten hoeft op te draaien. [eiser] heeft geantwoord dat hij niet voor niets een bedrijf heeft benaderd om de aanschaf voor hem te regelen zodat het risico van extra kosten volgens hem bij [gedaagde] ligt. Hij schrijft:
"Ik vind het stom als ik moet tegemoet moet komen voor iets wat ik niet gehad heb".
[gedaagde] heeft een creditnota voor een bedrag van 4.500,00 verstuurd. [eiser] heeft dit bedrag
ontvangen.
Uiteindelijk heeft [gedaagde] op 19 januari 2021 het kenteken ontvangen en is het voertuig inNederland aangekomen. [gedaagde] heeft het voertuig op markplaats te koop aangeboden.
[eiser] heeft [gedaagde] verzocht om teruggave van het volledige bedrag dat hij in maart 2020heeft betaald, bij gebreke waarvan hij aangifte zal doen van oplichting.
[eiser] heeft op diverse plekken op Facebook zijn verhaal gedaan en [gedaagde] een
"vuile oplichter"genoemd.
Wat vordert [eiser] in conventie?
2.5. [
[eiser] vordert, verkort weergegeven, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] 1.411,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke (handelsrente) en met de buitengerechtelijke incassokosten ad 256,19, en met de proces- en nakosten. Hij stelt hiertoe, samengevat weergegeven, dat hij via [gedaagde] een auto heeft gekocht en betaald die door problemen met het kenteken echter niet kon worden geleverd. Hij stelt dat hij daarom van de koop heeft afgezien en dat [gedaagde] niet de volledige factuur heeft gecrediteerd maar ten onrechte een bedrag van 1.411,50 heeft gehouden. [eiser] meent dat [gedaagde] ten onrechte een deel van de door [gedaagde] gemaakte kosten op hem wil afwentelen.
Hij wil niet betalen voor een product dat hem niet is geleverd.
Het verweer en de vordering in reconventie
2.6. [
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen in conventie. In reconventie vordert hij, verkort weergegeven:
  • veroordeling van [eiser] tot afname van het voertuig en tot betaling van de totale kosten van8.336,77,
  • veroordeling van [eiser] tot het betalen van immateriële schadevergoeding,
  • [eiser] te gebieden om zijn smaad- en lastercampagne te stoppen, op straffe van een door dekantonrechter vast te stellen dwangsom,
  • veroordeling van [eiser] om de negatieve Google review die op 21 januari 2021 door [naam] isgepost, te laten verwijderen,
  • veroordeling van [eiser] om op Facebook een rectificatie te plaatsen voor de posts op 21 januari en23 januari 2021.
Hij stelt hiertoe, samengevat, dat hij veel kosten heeft moeten maken voor een voertuig dat hij speciaal in opdracht van [eiser] heeft gekocht en dat hij dit voertuig niet makkelijk aan een ander kan verkopen. De kosten bedragen in totaal 8.336,77. Verder stelt hij dat [eiser] op internet een ware hetze is begonnen tegen zijn bedrijf en dat dit nadelige gevolgen heeft voor zijn bedrijf omdat klanten hierdoor afhaken.
Het oordeel van de kantonrechter
2.7.
Partijen hebben een gemengde overeenkomst gesloten: [gedaagde] heeft in opdracht en voor rekening van [eiser] bemiddeld bij de zoektocht naar en aanschaf van een voertuig uit de VS en daarnaast heeft [eiser] de auto van [gedaagde] gekocht en is sprake van een koopovereenkomst. Dat partijen zich hiervan bewust zijn geweest, blijkt uit hun correspondentie en uit de factuur. [eiser] heeft op 27 maart 2020 namelijk zelf gevraagd wat, naast de koopsom en de vervoerskosten, de (bemiddelings)kosten van [gedaagde] zullen zijn. De factuur is vervolgens opgesplitst in een deel koopsom en een deel bemiddelingskosten.
2.8.
Als sprake is van een gemengde overeenkomst, zijn de voor elk van die soorten overeenkomst gegeven bepalingen naast elkaar op de overeenkomst van toepassing, tenzij die bepalingen niet met elkaar verenigbaar zijn of de strekking daarvan zich tegen toepassing verzet (artikel 6:215).
2.9. [
[eiser] heeft in augustus 2020 "de samenwerking opgezegd". In juridische termen betekent dit dat hij de koopovereenkomst heeft ontbonden en de overeenkomst van opdracht heeft opgezegd.
2.10.
Wat de koopovereenkomst betreft, geldt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst de wederpartij de bevoegdheid geeft tot ontbinding, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Die bevoegdheid ontstaat pas wanneer de schuldenaar in verzuim is, tenzij nakoming onmogelijk is. [gedaagde] beroept zich erop dat het overmacht is dat door covid-19 het Amerikaanse RDW langdurig gesloten was en de verkoper langdurig onbereikbaar was omdat hij geveld was door covid-19. Hij beroept zich er met andere woorden op dat de ontbinding niet gerechtvaardigd is. Ook voert hij aan dat er geen termijn voor levering is overeengekomen. Deze kwesties kunnen in dit kader echter in het midden blijven. [gedaagde] heeft namelijk in de ontbinding berust: hij heeft de koopsom teruggestort en hij heeft de auto daarna op Marktplaats aan anderen te koop aangeboden. Hij kan dan niet alsnog vorderen dat [eiser] de overeenkomst naleeft en de auto moet afnemen (rechtsverwerking). De eerste vordering in reconventie moet dus worden afgewezen.
2.11.
Wat de overeenkomst van opdracht betreft, kan de opdrachtgever (dat is hier [eiser] ) de overeenkomst te allen tijde opzeggen. Dat betekent niet vanzelfsprekend dat [eiser] niets hoeft te betalen voor de bemiddeling door [gedaagde] . Er zijn immers werkzaamheden verricht. Wel is de vraag welk gedeelte van de overeengekomen beloning van 650,00 verschuldigd is.
2.12. [
[gedaagde] stelt dat de [eiser] de volledige bemiddelingskosten verschuldigd is omdat deze alleen betrekking hebben op de reeds voltooide zoekopdracht. Volgens hem zou [eiser] deze kosten ook hebben gehad als hij niet tot koop was overgegaan. De kantonrechter oordeelt daar anders over. In de correspondentie van 27 maart 2020 (productie 3 bij antwoord), nadat de zoekopdracht geslaagd was, heeft [gedaagde] een opgave van zijn kosten gedaan waaruit blijkt dat de kosten afhankelijk zijn van hoeveel tijd en mijlen hij er (dus ook na het voltooien van de zoekopdracht) in moet stoppen. Dat wijst er op dat niet alleen het zoeken van een voertuig maar ook het regelen van de koop in de VS en het verzorgen van het transport naar Nederland tot de bemiddelingskosten hoort. De verschuldigdheid van het loon is daarom niet slechts afhankelijk van het voltooien van de zoekopdracht maar van het volbrengen van de gehele opdracht, namelijk het ervoor zorgen dat de auto gekocht en geleverd wordt.
2.13.
Artikel 7:411 BW bepaalt dat als de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is afgerond en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van het volbrengen van de opdracht, de opdrachtgever een naar redelijkheid vast te stellen loon is verschuldigd. Daarbij moet de rechter rekening houden met de reeds door de opdrachtnemer verrichte werkzaamheden, het voordeel dat de opdrachtgever daarvan heeft, en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Een opdrachtnemer heeft slechts recht op het volle loon indien het einde van de overeenkomst is toe te rekenen aan de opdrachtgever en de betaling van het loon, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is.
2.14.
Bij de vaststelling van de redelijkheid van het loon neemt de kantonrechter de volgende omstandigheden in aanmerking. Partijen hebben voor de levering van het voertuig geen (fatale) termijn afgesproken en gesteld noch gebleken is dat [eiser] de auto met spoed nodig had. Het was [eiser] bekend dat er problemen waren met het Amerikaanse kenteken en dat het verkrijgen ervan enkele weken in beslag kon nemen, maar hij vond dat geen probleem. Hij heeft gekozen voor de goedkopere optie die enkele weken meer in beslag zou nemen. Vervolgens heeft [gedaagde] door het uitbreken van de covid-19 pandemie niet de beschikking kunnen krijgen over het kenteken en kon hij niet de beschikking krijgen over het voertuig omdat de verkoper als gevolg van covid-19 niet bereikbaar was. Daarna heeft [eiser] er in augustus 2020 voor gekozen niet langer af te wachten maar de overeenkomst te beëindigen. De kantonrechter overweegt dat het weliswaar [eiser] is geweest die ervoor heeft gekozen de overeenkomst op te zeggen, maar dat betekent niet dat het einde van de overeenkomst aan hem is toe te rekenen. Het valt te begrijpen dat hij vijf maanden na het sluiten van de (koop)overeenkomst er geen vertrouwen meer in had dat hem nog een voertuig zou worden geleverd. Het einde van de overeenkomst heeft vooral te maken met de gevolgen van de pandemie.
Dit is een omstandigheid die onder het ondernemersrisico van [gedaagde] valt. Dat betekent dat [gedaagde] geen recht heeft op het volledige loon.
2.15.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de helft van de in rekening gebrachte bemiddelingskosten van 650,00 exclusief btw ( 786,50 inclusief btw) verschuldigd is (dat wil zeggen 393,25 inclusief btw) en wel voor de volgende werkzaamheden: het zoeken en vinden van een auto voor [eiser] , het kopen van de auto en de inspanningen om het kenteken te verkrijgen en in contact
te komen met de verkoper. De kosten van de werkzaamheden die [gedaagde] na de opzegging op 25 augustus 2020 heeft verricht om het kenteken te verkrijgen en de auto naar Nederland te brengen, kunnen niet op [eiser] worden afgewenteld. Het is de keuze van [gedaagde] en niet van [eiser] geweest om, hoewel de overeenkomst met [eiser] was beëindigd, toch een kenteken te regelen en de auto naar Nederland te laten transporten. Bij dit alles speelt mee dat [eiser] van de werkzaamheden geen enkel voordeel heeft gehad. Verder weegt mee, zoals de kantonrechter hiervoor heeft overwogen, dat de gevolgen van de pandemie omstandigheden zijn die tot het ondernemingsrisico van [gedaagde] behoren. Het risico dat hij een auto niet kan leveren, is er altijd, ook los van covid-19. De kantonrechter acht het redelijk dat [eiser] de helft van de bemiddelingskosten moet betalen.
2.16.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de kosten voor het verkrijgen van het Amerikaanse kenteken niet hoeft te betalen. De bemiddelingsovereenkomst en de koopovereenkomst waren immers al beëindigd op het moment dat het kenteken werd verstrekt. [eiser] heeft geen enkel belang bij het kenteken.
2.17. [
[eiser] heeft niet betwist dat hij zich in meerdere Facebookgroepen negatief heeft uitgelaten over
[gedaagde] door deze van oplichting te beschuldigen. Het gaat dan om de Facebookgroepen "De
Amerikaan", "USA Cars te koop", "Oldtimers USA" en "loop.sloop Amerikaanse autos en onderdelen".
Ook heeft hij niet betwist dat hij onder de naam Kenny [eiser] een review op de website van [gedaagde] heeft geplaatst waarin hij deze een oplichter noemt.
2.18.
Uit de overwegingen hierboven blijkt dat de beschuldiging van oplichting geen steun vindt in de feiten. [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat hij als gevolg van de covid-19 pandemie het Amerikaanse kenteken niet kon ophalen en dat hij geen contact kon krijgen met de verkoper omdat deze door covid-19 was geveld. Dat hij daardoor de auto gedurende meerdere maanden niet aan [eiser] kon leveren, heeft niets te maken met oplichting. [gedaagde] heeft voorgesteld de door hem gemaakte kosten te delen en ging er daarbij ten onrechte van uit dat hij een deel van zijn bedrijfsrisico op [eiser] als klant kon afwentelen, maar dat iemand een vanuit juridisch oogpunt onjuist standpunt neemt, is niet hetzelfde als oplichting. [eiser] stelt weliswaar dat een bedrijf nu eenmaal met positieve én negatieve reviews te maken heeft en daarmee moet omgaan en er lessen uit moeten trekken, maar dat rechtvaardigt niet dat hij [gedaagde] een "vuile oplichter" noemt. De kantonrechter zal [eiser] gebieden om de review te verwijderen. [eiser] is niet ingegaan op de vordering in reconventie en heeft dus niet betwist dat hij de review onder de naam [naam] heeft geplaatst. Voor het geval dat niet juist is en [eiser] feitelijk niet in staat zal zijn de review te verwijderen, zal de kantonrechter bepalen dat [eiser] dan een rectificatie moet plaatsen bij de review met de volgende tekst:
Ook zal de kantonrechter [eiser] gebieden in de Facebookgroepen een rectificatie te plaatsen.
2.19.
De kantonrechter acht het redelijk hieraan een dwangsom te verbinden (dat is ook niet weersproken) van 100,00 per dag dat [eiser] hiermee in gebreke blijft met een maximum van 5.000,00. Ook zal de kantonrechter [eiser] gebieden zich niet opnieuw negatief uit te laten over [gedaagde] .
2.20.
De vordering tot schadevergoeding is niet toewijsbaar. [gedaagde] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij schade heeft geleden als gevolg van de negatieve berichten op internet. Zo heeft hij niet onderbouwd hoeveel opdrachten hij daadwerkelijk heeft gemist door de negatieve berichten of tot welk verlies aan inkomsten dit heeft geleid. Hij wijst er ook zelf op dat er nog steeds klanten zijn die wel met hem in zee willen gaan. Voor het vergoeden van immateriële schade komt [gedaagde] niet in aanmerking. Van een aantasting in persoon is geen sprake omdat het nadeel hem is toegebracht in het kader van zijn beroep op bedrijf. Daardoor kan niet gezegd worden dat de eer of goede naam van zijn persoon is aangetast. De kantonrechter is van oordeel dat met het plaatsen van de rectificaties de reputatieschade voldoende is gecompenseerd.
2.21.
De vordering in conventie wordt gedeeltelijk toegewezen, namelijk tot een bedrag van 500,00 + 393,25 = 893,25 te vermeerderen met de wettelijke rente en met de buitengerechtelijke incassokosten over het toegewezen bedrag ad 162,12. [eiser] heeft [gedaagde] immers herhaaldelijk aangemaand en heeft dus kosten moeten maken om het bedrag terugbetaald te krijgen.
2.22. [
[gedaagde] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. Wat het salaris gemachtigde betreft, sluit de kantonrechter aan bij het toegewezen bedrag. De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • explootkosten 114,04
  • griffierecht 240,00
  • salaris gemachtigde
totaal 602,04
2.23.
De nakosten zullen worden toegewezen overeenkomstig de richtlijnen van het LOVCK en worden begroot op een half salarispunt conform het liquidatietarief proceskosten met een maximum van 124,00 aan nakosten salaris, hetgeen in dit geval neerkomt op 62,00.
2.24.
De vorderingen in reconventie tot nakoming en tot betaling van schadevergoeding worden afgewezen. Dat geldt ook voor de vordering tot het stoppen van de "smaad- en lastercampagne" omdat dit te algemeen is geformuleerd. De vorderingen die de kantonrechter wel toewijst, voorzien hier voldoende in, namelijk de vordering om een rectificatie te doen uitgaan.
2.25. [
[eiser] zal als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De kantonrechter sluit aan bij de toegewezen vordering. Die is van onbepaalde waarde en de kantonrechter stelt deze op 124,00.
De proceskosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
248,00(2 punten x tarief 124,00).
De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van 893,25 te vermeerderen met de rente over dit bedrag vanaf 26 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van een bedrag van 162,12 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op 602,04 en en veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op 62,00 aan nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.6.
gebiedt [eiser] om de Google review die op 21 januari 2021 door [naam] is gepost te verwijderen en om, mocht verwijdering niet mogelijk zijn, bij de review een rectificatie te plaatsen met de in r.o. 2.18 genoemde tekst, op straffe van een dwangsom van 100,00 per dag dat [eiser] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van 5.000,00
3.7.
gebiedt [eiser] om bij de posts in de Facebookgroepen een rectificatie te plaatsen met de in r.o 2.18 genoemde tekst op straffe van een dwangsom van 100,00 per dag dat [eiser] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van 5.000,00,
3.8.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op 248,00,
3.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2022.
361/cd