ECLI:NL:RBNNE:2022:5573

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
31 juli 2024
Zaaknummer
9512218 CV EXPL 21-4868
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens achterstallige huurbetalingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een verzetprocedure tegen een verstekvonnis. De opposant, die de huur van een woning niet tijdig en volledig had voldaan, had verzet ingesteld tegen het eerder gewezen verstekvonnis van 3 augustus 2021, waarin de huurovereenkomst was ontbonden en ontruiming was bevolen. De opposant stelde dat zij de huur had opgeschort vanwege ernstige gebreken aan het gehuurde, maar deze stelling werd niet onderbouwd. De kantonrechter oordeelde dat het verzet tijdig en op de juiste manier was ingesteld, maar dat de opposant niet had aangetoond dat er sprake was van de gestelde gebreken. De kantonrechter bevestigde dat de huurovereenkomst terecht was ontbonden en dat de opposant de achterstallige huurpenningen verschuldigd was. De termijn voor ontruiming werd vastgesteld op twee weken na betekening van het vonnis. De kantonrechter wees ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet aan de wettelijke eisen voldeed. De proceskosten werden toegewezen aan de geopposeerde partij.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
Zaak\rolnummer: 9512218 CV EXPL 21-4868
Vonnis van de kantonrechter van 13 september 2022
inzake
[opposant],
wonende te [woonplaats] ,
opposant,
gemachtigde: aanvankelijk mr. J.J.M. Pinners, die zich heeft onttrokken,
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerde,
gemachtigde: M. Hennen van Juristu Incassodiensten B.V.
Partijen zullen hierna [opposant] en [geopposeerde] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
- het tussenvonnis van 4 januari 2022;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 25 mei 2022;
- de conclusie van antwoord in oppositie van 5 juli 2022;
- de bij de stukken gevoegde producties.
1.2.
[opposant] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van repliek in oppositie genomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [geopposeerde] als verhuurder en [opposant] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde). De maandelijkse huurpenningen bedragen € 680,00 per maand.
2.2.
[opposant] heeft de huur niet steeds tijdig en volledig voldaan. Namens [geopposeerde] is [opposant] verzocht c.q. gesommeerd om de huurachterstand te voldoen, maar daaraan heeft [opposant] geen gehoor gegeven.
2.3.
Op 11 juni 2021 heeft [geopposeerde] [opposant] gedagvaard en – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van een bedrag van
€ 7.480,00 aan achterstallige huurpenningen gevorderd. [opposant] heeft niet geantwoord op de dagvaarding. De kantonrechter van deze rechtbank heeft op 3 augustus 2021 een verstekvonnis, zaaknummer 9294950 CV EXPL 21-2946 (hierna: het verstekvonnis), gewezen waarin de huurovereenkomst tussen partijen is ontbonden en [opposant] is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van € 7.480,00 aan achterstallige huurpenningen vermeerderd met de wettelijke rente, € 680,00 per maand tot het einde van de huurovereenkomst, € 562,65 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
2.4.
[opposant] heeft op 20 oktober 2021 verzet ingesteld tegen het verstekvonnis.

3.Het geschil

3.1.
[opposant] heeft bij verzetdagvaarding gevorderd het verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de door [geopposeerde] gevorderde hoofdsom, buitengerechtelijke incassokosten en ontbinding en ontruiming af te wijzen met veroordeling van [geopposeerde] in de proceskosten. Zij heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat het gehuurde ernstige gebreken vertoont, welke niet door [geopposeerde] worden opgelost.
3.2.
[geopposeerde] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal hierna voor zover nodig nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid van het verzet
4.1.
Het verzet wordt geacht tijdig en op de juiste manier te zijn ingesteld, nu het tegendeel niet is gebleken en [geopposeerde] dit ook niet heeft gesteld. [opposant] kan daarom in haar verzet worden ontvangen.
De oorspronkelijke vordering van [geopposeerde]
4.2.
heeft gesteld dat [opposant] sinds augustus 2020 de huurpenningen niet meer heeft voldaan. Ten tijde van de door [geopposeerde] uitgebrachte dagvaarding bedroeg de huurachterstand € 7.480,00, of wel een achterstand van (destijds) 11 maanden. Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde was dan ook gerechtvaardigd, evenals de veroordeling van [opposant] tot betaling van de huurachterstand, aldus [geopposeerde] .
4.3.
[opposant] heeft zich in haar verzetdagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling verweerd met de stelling dat zij haar betalingsverplichting van de maandelijkse huurtermijnen had opgeschort vanwege ernstige gebreken aan de woning. Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is daarom volgens [opposant] niet gerechtvaardigd.
4.4.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vraag is of het laten ontstaan van de huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en - in het verlengde daarvan - dat [opposant] wordt veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde. Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat iedere tekortkoming in de nakoming grond kan opleveren voor ontbinding van een gesloten huurovereenkomst. [opposant] heeft niet betwist dat zij vanaf augustus 2020 de huurtermijnen niet heeft voldaan, zodat vaststaat dat er ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding een bedrag van
€ 7.480,00 aan huurtermijnen achterstallig was. [geopposeerde] heeft het verweer van [opposant] dat zij betaling van de huurtermijnen heeft opgeschort vanwege gebreken bij conclusie van antwoord in oppositie gemotiveerd weersproken. Onder meer heeft [geopposeerde] aangevoerd dat de gestelde gebreken door [opposant] op geen enkele wijze zijn onderbouwd.
4.5.
De kantonrechter stelt vast dat [opposant] de door haar gestelde gebreken noch bij verzetdagvaarding, noch tijdens de mondelinge behandeling heeft onderbouwd. Een begin van bewijs van haar stellingen heeft zij niet geleverd. [opposant] heeft ook geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid om bij conclusie van repliek in oppositie alsnog stukken over te leggen waaruit de juistheid van haar verweer had kunnen blijken. Het door [opposant] in de verzetdagvaarding gevoerde verweer tegen de vordering van [geopposeerde] moet daarom als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. [opposant] heeft aldus zonder gegronde reden, althans is daar niet van gebleken, vanaf augustus 2020 de huurtermijnen niet voldaan, zodat komt vast te staan dat zij niet heeft voldaan aan haar betalingsverplichting uit de huurovereenkomst. De verklaring voor recht dat [opposant] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst kan dan ook worden gegeven. Gelet op het hiervoor vastgestelde ernstige tekortschieten van [opposant] in de nakoming van haar betalingsverplichting als huurder is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is van een tekortkoming van voldoende gewicht om de huurovereenkomst van partijen te ontbinden. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is gerechtvaardigd, alsmede dat [opposant] de achterstallige huurpenningen is verschuldigd. De termijn voor ontruiming zal, in afwijking van hetgeen gevorderd, worden gesteld op twee weken na betekening van het vonnis.
4.6.
De gevorderde machtiging tot ontruiming voor [geopposeerde] met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen. [geopposeerde] behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder, die zich zo nodig kan laten bijstaan door de politie, verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht.
4.7.
De door [geopposeerde] gevorderde wettelijke handelsrente kan niet worden toegewezen, nu de huurovereenkomst tussen partijen zich niet kwalificeert als een handelstransactie waarover volgens artikel 6:119a BW wettelijke handelsrente is verschuldigd. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen.
4.8.
Voorts heeft [geopposeerde] vergoeding gevorderd van alle kosten die hij dient te maken die redelijkerwijs voor rekening van [opposant] komen. [geopposeerde] heeft deze kosten niet gespecificeerd, zodat onvoldoende duidelijk is waar deze kosten voor staan, of deze kosten daadwerkelijk gemaakt zullen worden en of zij in redelijkheid zullen worden gemaakt. De vordering tot vergoeding van deze kosten zal dan ook worden afgewezen.
4.9.
[geopposeerde] heeft vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat [geopposeerde] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [opposant] heeft haar verweer dat er geen kosten zijn gemaakt die toewijzing rechtvaardigen niet (nader) onderbouwd. Het door [geopposeerde] gevorderde bedrag voldoet echter niet aan de in artikel 6:96 lid 6 BW gestelde eisen, nu in de aanmaning van 28 januari 2021 een lager bedrag is genoemd dan [geopposeerde] in de dagvaarding heeft gevorderd. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn daarom slechts toewijsbaar tot het in de aanmaning vermelde bedrag.
Conclusie
4.10.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de beslissing in het verstekvonnis van
3 augustus 2021 worden bekrachtigd.
Proceskosten
4.11.
[opposant] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de proceskosten van deze verzetprocedure. De kosten aan de zijde van [geopposeerde] worden begroot op € 622,00 (2 punten x tarief € 311,00) voor salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
bekrachtigt het door deze rechtbank op 3 augustus 2021 onder zaaknummer 9294950 CV EXPL 21-2946 gewezen verstekvonnis;
5.2.
veroordeelt [opposant] tevens in de kosten van de verzetsprocedure, aan de zijde van [geopposeerde] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 622,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, en op 13 september 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
cp: 48299