ECLI:NL:RBNNE:2022:5566

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
9813522 \ CV EXPL 22-1472
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in een civiele zaak met betrekking tot misleidende handelspraktijken en terugbetaling van een koopsom

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 26 april 2022, heeft de kantonrechter een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D.F. Fransen, vorderde een voorschot van € 99.818,94 van de gedaagde, Gablok Nederland B.V., vertegenwoordigd door mr. P.H.J. Nass. De eiser stelde dat Gablok onrechtmatig had gehandeld door misleidende handelspraktijken te verrichten en vorderde de terugbetaling van de volledige koopsom, alsook schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de eiser geen voorschot vorderde, maar volledige terugbetaling, wat een declaratoir vonnis inhoudt. Dit is niet mogelijk in het kader van een voorlopige voorziening. De kantonrechter concludeerde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de bodemrechter zou oordelen dat de overeenkomst vernietigd of ontbonden moest worden. Bovendien werd het restitutierisico als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Gablok, die op nihil werden vastgesteld, gezien eerdere kostenveroordelingen. De zaak in de hoofdzaak werd verwezen naar een rolzitting voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 9813522 \ CV EXPL 22-1472
vonnis van de kantonrechter d.d. 26 april 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
gemachtigde: mr. D.F. Fransen,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
GABLOK NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Vaals,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
gemachtigde: mr. P.H.J. Nass.
Partijen zullen hierna [eiser] en Gablok worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de rechtbank van 13 april 2022, waarin de zaak is verwezen naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Assen, op dinsdag
19 april 2022 voor een beslissing in de in het incident gevorderde provisionele voorziening;
1.2.
Ten slotte is vonnis in het incident bepaald.

2.De vordering in incident en de beoordeling daarvan

2.1.
In de hoofdzaak vordert [eiser] - samengevat - primair een verklaring voor recht dat Gablok jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld wegens het verrichten van misleidende handelspraktijken, uit hoofde waarvan Gablok jegens [eiser] aansprakelijk is. Daarnaast is gevorderd de tussen koopovereenkomsten(en) tussen [eiser] en Gablok te vernietigen, alsmede Gablok te veroordelen tot de (terug)betaling van en bedrag van
€ 99.818,94, welke bedrag ter uitvoering van de koopovereenkomst aan Gablok is betaald en een bedrag van € 26.594,37 als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente.
Subsidiair is ontbinding van de koopovereenkomst(en) tussen [eiser] en Gablok gevorderd per datum vonnis, alsmede de (terug)betaling van het bedrag ter uitvoering van de koopovereenkomst aan Gablok is betaald en een bedrag als schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens is primair en subsidiair veroordeling van Gablok in de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten gevorderd.
2.2.
[eiser] stelt ter onderbouwing dat (primair) sprake is misleidende, en daarmee oneerlijke handelspraktijken, omdat Gablok onjuiste informatie heeft verstrekt met betrekking tot de door [eiser] aangeschafte elementen van een bouwsysteem, terwijl Gablok wist dat hun bouwsysteem niet voldeed aan het in Nederland geldende Bouwbesluit.
Voorts is gesteld dat nu de handelspraktijken van Gablok als oneerlijk zijn aan te merken, de overeenkomst(en) vernietigbaar zijn en dat als gevolg van de daaruit voorvloeiende ongedaanmakingsverbintenis Gablok het door [eiser] onverschuldigd betaalde bedrag dient terug te betalen. [eiser] stelt daarnaast recht te hebben op een aanvullende schadevergoeding voor de reeds geleden schade. In dat verband wordt gewezen op de door [eiser] als gevolg van de misleidende handelspraktijken gesloten overeenkomsten.
De provisionele voorziening
2.3.
[eiser] vordert in het incident dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, inhoudende dat de rechtbank,
I. Gablok zal veroordelen om bij wijze van voorschot een bedrag van € 99.818,94 aan [eiser] te betalen;
II. Gablok zal veroordelen om aan [eiser] te betalen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, waaronder de kosten advocaat en nakosten, binnen een termijn van veertien dagen na dagtekening van het in deze procedure in het incident te wijzen vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen vanaf het moment dat deze termijn van veertien dagen is verstreken tot het moment van algehele voldoening.
2.4.
Ter onderbouwing stelt [eiser] dat toewijzing van zowel primaire als subsidiaire vordering tot gevolg heeft dat Gablok het bedrag dat thans bij wijze van voorschot wordt gevorderd dient terug te betalen. [eiser] stelt in dat verband dat het evident is dat er sprake is van een ruime kans van slagen van een van beide vorderingen.
Voorts is gesteld dat [eiser] voldoende (spoedeisend) belang heeft bij het instellen van een voorlopige voorziening, omdat het verloop van de bodemprocedure niet kan afwachten. In dit verband is gesteld dat [eiser] dat geruime tijd met zijn partner in een kleine recreatiewoning woont, die niet geschikt is voor permanente bewoning en ook niet permanent bewoond mag worden. Daarnaast is gesteld [eiser] op korte termijn het door hem betaalde bedrag nodig heeft in zijn eigen vermogen, omdat hij thans een woning wenst te realiseren in Duitsland en voor het verkrijgen van een hypotheek aldaar [eiser] zijn eigen vermogen dient aan te tonen. Ook is gesteld dat wordt voldaan aan vereisten van artikel 223 Rv en dat een eventuele belangenafweging in het voordeel van [eiser] dient uit te vallen. Met betrekking tot het restitutierisico is onder meer gesteld dat er genoeg verhaalsmogelijkheden zijn als [eiser] onverhoopt het geld dient terug te betalen.
2.5.
Gablok heeft als verweer onder meer aangevoerd, dat zij zich uitsluitend bezig houdt met levering van de Gablok materialen/producten en dat er alleen ter zake van de levering van deze materialen een koopovereenkomst met [eiser] is gesloten.
[eiser] heeft daarnaast een aparte overeenkomst gesloten met een constructeur (Castermans Enigneering B.V.), die heeft gezorgd voor de bouwvergunning noodzakelijke constructieve berekeningen en tekeningen.
Voorts is aangevoerd dat [eiser] ermee bekend was dat er nog geen officieel certificaat was voor het bouwsysteem van Gablok. Uit de in het geding gebrachte correspondentie blijkt verder dat [eiser] zich heeft verdiept in het bouwsysteem van Gablok en dat hij een welbewuste keus heeft gemaakt om hiermee te gaan bouwen.
Gablok voert verder aan dat [eiser] onjuiste conclusies trekt uit het rapport van de gemeente Emmen, nu het rapport ziet op de ondeugdelijkheid van de specifieke projectsituatie en niet ondeugdelijkheid van het Gablok bouwsysteem. Daarnaast worden door [eiser] onterecht de projectspecifieke conclusies gepresenteerd als algemene uitgangspunten ten aanzien van het Gablok bouwsysteem. Gablok betwist dan ook de door [eiser] gestelde bekentenissen van Gablok, te weten dat zij op de hoogte was van feit dat het Gablok bouwsysteem niet voldoet aan eisen van het bouwbesluit en dat zij desondanks moedwillig met [eiser] een koopovereenkomst heeft gesloten. Gablok licht dit nader toe en wijst daarnaast op betrokkenheid van de constructeur op wie mogelijk met succes bedragen kunnen worden verhaald, zodat er ook geen belang meer bestaat om dezelfde bedragen op Gablok te verhalen.
[eiser] betwist verder dat sprake is van oneerlijke (misleidende) handelspraktijken, nu er te allen tijde openheid van zaken is gegeven en er geen informatie is verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument, zoals [eiser], misleidt of kan misleiden. Ook is betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Uit de overgelegde stukken blijkt van een deugdelijk bouwsysteem. Gablok is van mening dat na berekening en controle onder verantwoordelijkheid van de constructeur, dit systeem aan het bouwbesluit moet kunnen voldoen, zoals ook blijkt uit de verleende bouwvergunningen in andere gemeentes. Bovendien is [eiser] geïnformeerd over de aard en de kenmerken van haar product. Gablok is van mening dat geen sprake is van een tekortkoming, laat staan van een tekortkoming die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. Tevens is aangevoerd dat de vordering van [eiser] om een aantal redenen geenszins duidelijk is, dat toewijzing van de vordering een declaratoir vonnis inhoudt en dat een afweging van de belangen onderhevig is aan verzwaarde eisen, nu sprake is van een geldvordering en dat de in dat kader te maken belangenafweging dient te leiden tot afwijzing van de vordering.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.7.
De kantonrechter overweegt dat [eiser] op zich een voldoende processueel belang heeft bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure zou kunnen worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in verband met het restitutierisico meestal alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
2.8.
Allereerst kan worden vastgesteld dat [eiser] geen voorschot vordert, maar de volledige (terug)betaling van de door hem aan Gablok in verband met de tussen partijen bestaande overeenkomst betaalde koopsom. Voorts wordt overwogen dat Gablok gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van de door [eiser] gestelde oneerlijke en/of misleidende handelspraktijken. Ook is gemotiveerd betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van tussen partijen bestaande overeenkomst.
2.9.
Daarnaast is er door Gablok terecht op gewezen dat toewijzing van het gevorderde - terugbetaling van de volledige koopsom - een declaratoir vonnis inhoudt, waarvoor in het kader van een voorlopige voorziening geen plaats is. Immers, er bestaat eerst aanleiding voor toewijzing van het totaal door [eiser] gevorderde bedrag als tot het oordeel zal worden gekomen, dat de overeenkomst dient te worden vernietigd ofwel dient te worden ontbonden. Op basis van hetgeen door partijen over en weer is gesteld is, gelet op de hiervoor genoemde maatstaf, naar het oordeel van de kantonrechter, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat thans de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de overeenkomst dient te worden vernietigd ofwel dient te worden ontbonden.
2.10.
Voorts acht de kantonrechter van belang dat [eiser] weliswaar heeft gesteld, dat van een mogelijke restitutierisico geen sprake is, maar de kantonrechter acht deze stelling, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Gablok, onvoldoende onderbouwd.
2.11.
De kantonrechter komt op basis van het voorgaande tot afwijzing van de gevorderde provisionele voorziening.
2.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Gablok. De kantonrechter bepaalt deze kosten, gelet op het feit dat [eiser] reeds in de kosten is veroordeeld van het bevoegdheidsincident, op nihil.
in de hoofdzaak
2.13.
De kantonrechter zal de zaak in de hoofdzaak verwijzen naar de na te noemen rolzitting teneinde Gablok in de gelegenheid te stellen te concluderen voor antwoord.

3.Beslissing

De kantonrechter:
in het incident:
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van Gablok en bepaalt deze kosten op nihil;
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
24 mei 2022voor conclusie van antwoord.
Aldus gewezen door mr. S.B. van Baalen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 608/kw