Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser had beroep ingesteld omdat hij van mening was dat verweerder niet tijdig had beslist op zijn brief van 23 september 2021. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de eiser het verschuldigde griffierecht van € 50,- niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het instellen van beroep. De griffier had de eiser in een aangetekende brief van 30 augustus 2022 de gelegenheid gegeven om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief op 1 september 2022 is bezorgd en dat de eiser het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.