ECLI:NL:RBNNE:2022:5554

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2022
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
LEE 22/1951 V
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 31 oktober 2022 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 27 juli 2022. De opposant had beroep ingesteld tegen een brief van de inspecteur van de Belastingdienst, maar de rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen. De opposant heeft verzet ingesteld tegen deze onbevoegdverklaring. Tijdens de zitting op 17 oktober 2022 was de opposant aanwezig, maar de geopposeerde, de inspecteur, was niet verschenen. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat de brief van 21 april 2022 geen voor bezwaar vatbare beschikking is en dat alleen beroep kan worden ingesteld tegen belastingaanslagen of voor bezwaar vatbare beschikkingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en heeft het verzet ongegrond verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien er geen schade is die voor vergoeding in aanmerking komt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/1951 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2022 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant

tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 juli 2022 in het beroep van opposant tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Eindhoven, geopposeerde.

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de brief van geopposeerde van 21 april 2022.
Bij uitspraak van 27 juli 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van dat beroep kennis te nemen.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft het verzet op 17 oktober 2022 op zitting behandeld. Opposant is verschenen. Geopposeerde is niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de brief van geopposeerde van 21 april 2022 geen voor bezwaar vatbare beschikking is of een belastingaanslag.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat zijn schadeverzoek is gericht tegen het nalaten van handhaving en de IB aanslagen 2009 tot en met 2016. Opposant geeft in verzet aan dat volgens informatie van www.rechtspraak.nl schadeclaims en nadeelcompensaties bij de bestuursrechter ingediend moeten worden. Verder vraagt opposant om een vergoeding van kosten en schade door nalatig handelen van de rechtbank.
4. De rechtbank stelt vast dat opposant bij zijn beroepschrift een brief heeft overgelegd met dagtekening 21 april 2022. Deze brief heeft als onderwerp: “reactie op uw klacht” en bevat geen rechtsmiddelen verwijzing. Naar de rechtbank begrijpt is deze brief een reactie op het verzoek van opposant tot uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 24 december 2021. Naar het oordeel van de rechtbank is de brief van 21 april 2022 geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Anders dan in het gewone bestuursrecht kan bij de belastingrechter alleen beroep worden ingesteld tegen een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking. Hierbij verwijst de rechtbank naar artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De rechtbank heeft zich dan ook terecht onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep. Aan een inhoudelijk oordeel inzake het verzoek om schadevergoeding dan wel nadeelcompensatie komt de rechtbank daardoor niet toe.
5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 27 juli 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De rechtbank is niet gebleken van geleden schade die voor vergoeding in aanmerking komt, waardoor het verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.