Op 17 augustus 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank overweegt dat op 12 april 2022 een besluit is genomen op het verzoek van de eiser, wat vóór het indienen van het beroep op 16 mei 2022 is gebeurd. Hierdoor is het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk, aangezien er geen beroep kan worden ingesteld nadat het besluit is genomen en bekendgemaakt.
De rechtbank wijst erop dat tegen een reëel primair besluit bezwaar moet worden gemaakt. De eiser heeft op 18 juli 2022 aangegeven dat het besluit nooit aan hem bekend is gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de eiser zijn standpunten hierover in bezwaar kan aanvoeren bij de verweerder. De brief van de eiser zal worden doorgestuurd naar de verweerder ter behandeling als bezwaarschrift, omdat de verweerder in het besluit van 12 april 2022 voor het eerst een inhoudelijk standpunt heeft ingenomen ten aanzien van het verzoek van de eiser.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 17 augustus 2022 door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van P.W. Karsowidjojo, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld bij deze rechtbank.