ECLI:NL:RBNNE:2022:5536

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/18/205892 / FA RK 21/1424
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking inzake uitvoerbaarheid bij voorraad en verbetering kinderalimentatie

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een herstelbeschikking afgegeven in de zaak tussen een man en een vrouw, die beiden betrokken zijn bij een geschil over kinderalimentatie. De rechtbank ontving op 14 januari 2022 een verzoek van de vrouw om de beschikking van 30 november 2021 aan te vullen, zodat de beslissingen onder 5.1 t/m 5.6 uitvoerbaar bij voorraad zouden worden verklaard. De man verzocht op zijn beurt om verbetering van de beschikking met betrekking tot de kinderalimentatie. De rechtbank constateerde dat in de eerdere beschikking verzuimd was om te beslissen over de uitvoerbaarheid bij voorraad, en dat er kennelijke fouten waren gemaakt in de berekening van de kinderalimentatie.

De rechtbank overwoog dat artikel 32 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de rechter toestaat om op verzoek van een partij zijn beschikking aan te vullen. Aangezien er geen debat was geweest over de uitvoerbaarheid bij voorraad, werd dit verzoek toegewezen. Daarnaast werd vastgesteld dat er fouten waren in de beschikking van 30 november 2021, die eenvoudig te herstellen waren. De rechtbank besloot de beschikking te verbeteren door de rekenfouten te corrigeren en de bedragen voor de kinderalimentatie aan te passen.

De rechtbank vulde de beschikking van 30 november 2021 aan door de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en verbeterde de bedragen die de man moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De uitspraak werd gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij de betrokken rechters aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak-/rekestnummer: C/18/205892 / FA RK 21-1424
Herstelbeschikking van 18 maart 2022,
behorend bij de beschikking van 30 november 2021
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. I.M. Feenstra, gevestigd te Groningen,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F.A. de Munnik-Hoogendoorn, gevestigd te Dronten.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 14 januari 2022 een verzoek van de vrouw ontvangen om een herstelbeschikking ex artikel 32 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) af te geven, in die zin dat de beslissingen gegeven onder 5.1 t/m 5.6 in het dictum van de beschikking van 30 november 2021 uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
1.2.
Op 28 januari 2022 heeft de rechtbank een F9-formulier met een reactie van de man ontvangen. De man voert verweer strekkende tot afwijzing van het verzoek van de vrouw. Voorts verzoekt de man de rechtbank om de beschikking van 30 november 2021 op grond van artikel 31 lid 1 Rv te herstellen met betrekking tot de beslissing ter zake de kinderalimentatie.
1.3.
Op 18 februari 2022 heeft de rechtbank een reactie van de vrouw ontvangen. De vrouw verzet zich niet tegen het afgeven van een herstelbeschikking zoals door de man verzocht. De vrouw handhaaft haar verzoek met betrekking tot het afgeven van een herstelbeschikking ten aanzien van de uitvoerbaarheid bij voorraad.
1.4.
Vervolgens heeft de rechtbank bepaald dat deze beschikking wordt gegeven.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank overweegt over het verzoek van de vrouw om de beschikking van 30 november 2021 aan te vullen als volgt. De rechtbank stelt voorop dat artikel 32 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter te allen tijde op verzoek van een partij zijn beschikking aanvult indien hij heeft verzuimd te beslissen over een onderdeel van het verzochte. In het onderhavige geval heeft de rechtbank in de beschikking van 30 november 2021 verzuimd te beslissen op het verzoek om de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank heeft het deel van het verzoek waarin partijen verzoeken de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren over het hoofd gezien. Over de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring is tussen partijen geen debat geweest en als te doen gebruikelijk wordt dan de verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad toegewezen. De rechtbank had, indien er wel een debat zou zijn geweest, een beslissing dienaangaande moeten nemen en daaraan een overweging moeten wijden. De in het dictum geformuleerde zinsnede ''wijst het meer of anders verzochte af'' heeft dan ook geen betrekking op de verzochte uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring.
2.2.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank de beschikking van 30 november 2021 aanvult en de beslissingen geformuleerd onder 5.1 t/m 5.6 van het dictum uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3.
De rechtbank overweegt over het verzoek van de man om de beschikking van 30 november 2021 met betrekking tot de beslissingen ter zake de kinderalimentatie te verbeteren als volgt. De rechtbank stelt voorop dat artikel 31 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter te allen tijde op verzoek van een partij of ambtshalve in zijn beschikking een kennelijke rekenfout, schrijffout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, verbetert. Het is de rechtbank gebleken dat de beschikking van 30 november 2021 kennelijke fouten bevat en het voor partijen duidelijk is dat van een vergissing sprake is. De rechtbank zal de beschikking van 30 november 2021 dan ook verbeteren, in die zin dat in het lichaam van de beschikking onder 4.6.13. het ''+ teken'' voor het bedrag € 289,- wordt gewijzigd in een ''= teken'' en dat in het dictum onder 5.5. het bedrag van € 127,-- wordt gewijzigd in € 99,--.
2.4.
Een en ander brengt met zich dat de beschikking van 30 november 2021 als volgt wordt aangevuld en verbeterd.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
vult voormelde beschikking van 30 november 2021 als volgt aan:
- in het dictum: verklaart de beslissingen vermeld onder 5.1 t/m 5.6 uitvoerbaar bij voorraad;
3.2.
verbetert voormelde beschikking van 30 november 2021 in die zin dat:
- de passage onder 4.6.13. waar thans onder meer staat opgenomen:
''Zijn aandeel in de kosten van [de minderjarige] bedraagt 476/893 x 543 + € 289,-.'',
als volgt wordt gewijzigd:
''Zijn aandeel in de kosten van [de minderjarige] bedraagt 476/893 x 543 = € 289,-.''
- in het dictum onder 5.5. waar thans staat opgenomen:
''bepaalt dat de man met ingang van de datum van deze beschikking € 127,-- per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw'',
als volgt wordt gewijzigd:
''bepaalt dat de man met ingang van de datum van deze beschikking € 99,-- per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] telkens bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw'';
3.3.
bepaalt dat deze verbetering onder vermelding van de datum 18 maart 2022 wordt vermeld op de minuut van de beschikking van 30 november 2021;
3.4.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van de beschikking van 30 november 2021 na ontvangst van deze herstelbeschikking aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Mr. F. Brekelmans, voorzitter van de meervoudige kamer bij deze rechtbank, tevens kinderrechter, en mr. H.L. Stuiver en mr. G.H.G. Reitsma - van Riel, rechters, zijn tot deze aanvulling en verbetering overgegaan. Deze uitspraak is geschied ter openbare terechtzitting van 18 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: RV)