ECLI:NL:RBNNE:2022:5530

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
18-840019-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen na eerdere veroordeling wegens poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 5 april 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van de veroordeelde, die in 2016 was veroordeeld wegens poging tot doodslag. De officier van justitie had op 10 februari 2022 verzocht om verlenging van de PIJ-maatregel met 10 maanden. Tijdens de zitting op 22 maart 2022 waren de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. G.I.T. Spaan, de officier van justitie en een GZ-psycholoog aanwezig. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder een rapport van het behandelteam, in overweging genomen.

De rechtbank constateert dat de veroordeelde, ondanks enige vooruitgang in de schematherapie, nog steeds worstelt met zijn gedrag en motivatie. De deskundigen hebben een matig tot hoog recidiverisico vastgesteld en adviseren om de PIJ-maatregel te verlengen. De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de veroordeelde vereisen dat de maatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft besloten om de termijn van de PIJ-maatregel met drie maanden te verlengen, in plaats van de gevraagde tien maanden, en verzoekt de officier van justitie om een reclasseringsrapport op te stellen voor een eventuele volgende verlengingszitting.

De rechtbank benadrukt het belang van de verantwoordelijkheid van de veroordeelde in zijn behandeling en ontwikkeling, en dat hij moet blijven werken aan zijn behandeldoelen. De rechtbank heeft de wettelijke formaliteiten in acht genomen en is van oordeel dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is voor de verdere ontwikkeling van de veroordeelde.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie Groningen
parketnummer 18/840019-16
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 april 2022 op een vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] , thans verblijvende in de [instelling] , hierna te noemen: de veroordeelde

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 10 februari 2022 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde zal verlengen met 10 maanden.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. G.I.T. Spaan, de officier van justitie en mevrouw drs. F. van Doorn, GZ-psycholoog bij [instelling] , als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het rapport met advies d.d. 3 februari 2022, van het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 27 december 2016 heeft deze rechtbank veroordeelde wegens poging tot doodslag de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) opgelegd. De maatregel is aangevangen op 15 januari 2017 en laatstelijk op 14 september 2021 verlengd met 9 maanden.
Het advies van de instelling
In voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de PIJ-maatregel te verlengen met 10 maanden. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Beeld GZ-psycholoog:
[veroordeelde] komt uit het onderhavige persoonlijkheidsonderzoek naar voren als een (boven) gemiddeld intelligente, communicatief vaardige jongen, met kwetsbaar zelfbeeld. Hij toont wel enig probleembesef en -inzicht en heeft het cognitieve vermogen om te reflecteren op zichzelf en zijn situatie, maar is tegelijkertijd ook erg externaliserend en hij geeft blijk van een zogenaamde external locus of control. Hij kan zijn aandeel wel erkennen, maar is tegelijkertijd geneigd dit te minimaliseren en ziet oorzaken en oplossingen voor zijn problemen vooral bij zijn omgeving. Dit conflicteert met zijn sterke behoefte aan zelfbepaling en autonomie en leidt gemakkelijk tot frustratie en gevoelens van machteloosheid, boosheid en verzet naar anderen, met name naar autoriteiten. In de loop van het onderzoek ontstaat de indruk dat [veroordeelde] een sterk vermijdende, zelfbeschermende copingstijl heeft ontwikkeld, die gekenmerkt wordt door fors en langdurig softdrugs gebruik en passiviteit c.q. vluchtgedrag. Wanneer [veroordeelde] wordt geconfronteerd met teleurstellingen en tegenslag is hij sterk geneigd te blijven hangen in wantrouwen en weerstand waardoor het maar moeilijk lukt om zelf tot positieve actie te komen. In de afgelopen jaren tekent zich een patroon af waarbij [veroordeelde] zich met periodes inzet en openstelt voor behandelinvloeden, om na ervaren teleurstelling terug te vallen in verzet en negativiteit en het opzeggen van zijn medewerking, waardoor het erg moeilijk wordt om zijn persoonlijke leerdoelen te behalen en daadwerkelijk tot ontwikkeling te komen. Hoewel er al op diverse manieren is gezocht naar ingangen om dit patroon te doorbreken is dit tot nu toe onvoldoende gelukt, waardoor behandeling is gestagneerd en een negatieve spiraal dreigt te ontstaan, waarin [veroordeelde] steeds bevestigd wordt in zijn wantrouwen in anderen en ook in zijn beperkte vertrouwen in zichzelf en in de toekomst. Dit leidt tot machteloosheid en forse motivatieproblemen. In de gesprekken en de vragenlijsten geeft [veroordeelde] blijk van depressieve symptomen, zoals somberheid en negativiteit, met het risico op de ontwikkeling van een depressieve stoornis. Classificerend is er sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde borderline, narcistische en antisociale trekken, in de zin van een emotionele instabiliteit, een kwetsbaar zelfbeeld en ambivalentie (aantrekken-afstoten) in het contact en onverantwoordelijk, manipulerend, eisend en grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast is sprake van een matige stoornis in cannabisgebruik.
Beeld Kind- en Jeugdpsychiater:
Uit het onderhavige onderzoek, waarin met name zijn meer recente ontwikkeling (een jaar) in de [instelling] is meegenomen, komt een beeld naar voren van een zich thans sociaal wenselijk presenterende adolescent die in de kern egocentrisch, genotzuchtig en oppositioneel kan zijn en
(quasi) ongevoelig voor de opgelegde grenzen. Hij vertoont grensoverschrijdend gedrag
(verslavingsgedrag en zich onttrekken) en hij heeft zijn vaardigheden in het tolereren van autoriteiten niet of nauwelijks verbeterd. Hij doet wat in zijn beleving in zijn voordeel is. Hieruit spreekt zijn egocentrisch manipulatieve kant. De afgelopen periode heeft onderzochte binnen de [instelling] ook laten zien dat hij zich redelijk aangepast kan gedragen. Hij verzet zich weliswaar tegen regels, is oppositioneel, echter buiten het incident waarin hij fysiek werd met een groepsleider, is er geen sprake van een duurzaam antisociaal gedragspatroon. Er was de afgelopen periode weliswaar sprake van set backs, in de zin van zich onttrekken met blowgedrag, drugsgebruik en het mee naar binnen smokkelen van drugs. Dit was naar inzicht van rapporteur vooral gerelateerd aan zijn prikkelbare stemming en gevoel van verzet en boosheid vanwege de overplaatsing naar [instelling] , waar zijn bij [instelling] gestarte STP niet kon worden voortgezet. Hierdoor raakte zijn motivatie in een dip. Concluderend kan wat betreft de DSM-5 classificatie worden gesproken van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Daarnaast is er nog altijd sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis.
Recidiverisico:
Geconcludeerd wordt dat er sprake is van een matig/hoog recidiverisico.
Effect behandeling
In het Pro Justitia Rapport d.d. 30 juni 2021 wordt het geadviseerd om de ingezette behandeling (schematherapie en Brains4Use) te continueren. Met de schematherapie is [veroordeelde] door gegaan, de Brains4Use is gestopt (omdat [veroordeelde] buiten de inrichting onderwijs zou gaan volgen, en in de schematherapie zal er aandacht zijn voor het middelengebruik). De overige bejegenings- en behandelplanningsadviezen zijn ter harte genomen, evenals het vonnis waarin expliciet vermeld staat dat het de bedoeling is het STP zo spoedig mogelijk te realiseren. Vanuit [instelling] is getracht om dit vonnis zo goed als mogelijk ten uitvoer te brengen (zoals te lezen valt in het veertiende perspectiefplan), echter ondanks de inzet en inspanningen blijft [veroordeelde] verzanden in zowel passiviteit als actief verzet hetgeen kenmerkend is voor zijn kernproblematiek en passend bij een persoonlijkheidsstoornis zoals gediagnosticeerd. Terwijl recente IQ-gegevens bevestigen dat [veroordeelde] over de cognitieve- vaardigheden en flexibiliteit blijkt te beschikken om zich hier meer adequaat toe te verhouden. Als gevolg van zowel terugkerende positieve dan wel fraude UC’s, maar ook door het in bezit hebben van een iPhone en het zeer moeizaam geven van openheid over het verduisterde geldbedrag, heeft [veroordeelde] de afgelopen periode zijn verlof nauwelijks op kunnen bouwen waardoor hij niet heeft kunnen werken aan behandeldoelen gericht op resocialisatie of het toewerken naar een STP. Aan behandeldoelen waaraan [veroordeelde] binnen de inrichting wel kon werken heeft hij met name in de schematherapie gewerkt.
Om [veroordeelde] toch actief te betrekken en zoveel als mogelijk te stimuleren maar ook om de te nemen stappen voor hem zo inzichtelijk mogelijk te houden zijn er meerdere trajectberaden geweest, waarin concrete afspraken en vervolgafspraken gemaakt zijn.
Desondanks lijkt het eerder geschetste patroon zich verder te manifesteren, waarbij opvalt dat het voor [veroordeelde] zeer moeilijk blijkt om de aangereikte hand te pakken en daarvan te profiteren. Openheid geven over zijn innerlijke belevingswereld of de terugvallen lijkt hem nog niet te lukken, waarbij faalgevoelens geëxternaliseerd worden.
Pas wanneer het [veroordeelde] lukt zijn directe behoeftebevrediging na te laten, inzicht te verkrijgen in de oorsprong van zijn gedrag (en daarmee onderliggende kernproblematiek) kan hij verantwoordelijkheid nemen om te kunnen gaan werken aan adequate copingstrategieën. Binnen de schematherapie heeft [veroordeelde] hier de voorzichtige eerste stappen gezet doordat hij het contact en de werkrelatie aan lijkt te gaan en bezig is dit inzicht te verkrijgen.
Advies
Gelet op de aard en de omvang van het recidiverisico is het noodzakelijk dat – in het belang van zijn zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling – [veroordeelde] de komende tijd verder gaat werken aan de genoemde behandeldoelen. Om deze doelen te behalen heeft [veroordeelde] nog zeker de resterende tijd in zijn PIJ-maatregel nodig (tot 15-01-2023) waardoor er geadviseerd wordt om de PIJmaatregel tot die periode in ieder geval te verlengen. Het streven is vervolgens om in deze periode toe te werken naar een overplaatsing naar de [instelling] (waarvoor de voorbereidingen al in gang gezet zijn) alwaar hij verdere stappen kan zetten richting het vormgeven van zijn STP. Echter, zoals ook in het voornoemde Pro Justitia rapport aangegeven wordt, zal een terugval ingecalculeerd moeten worden waarbij er ruimte moet zijn voor nieuwe kansen. Leren zal voor [veroordeelde] gaan met vallen en opstaan, waarbij [veroordeelde] zich gesteund en begeleid weet door het behandelteam. Gezien deze in te calculeren terugval lijkt het ons inziens het meest wenselijk en realistisch om een verlengingstermijn van 10 maanden te adviseren.
De deskundige heeft tijdens de terechtzitting het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt zakelijk weergegeven - in:
[veroordeelde] is aangemeld voor de [instelling] in Groningen en de intake aldaar is positief. Een verzoek tot overplaatsing daartoe ligt inmiddels ter beoordeling bij DJIZ. Dit zal naar verwachting 2-6 weken duren.
Vanuit behandeloogpunt is deze overplaatsing -zonder voorafgaand verloftraject- belangrijk om verdere verankering van de kernproblematiek te voorkomen. [veroordeelde] is, met uitzondering van de Schematherapie, uitbehandeld in de huidige [instelling] . De afgelopen jaren is gebleken dat een voortgaande gesloten context contraproductief werkt voor [veroordeelde] . [veroordeelde] is vooruitlopend op de overplaatsing alvast aangemeld voor therapie bij VNN Groningen en staat als eerste op de wachtlijst voor een woning in Groningen.
Gelet op de stappen die nog gezet moeten worden, te weten een verlof- en STP-traject in het Groningse, blijft de deskundige bij het advies om de PIJ-maatregel te verlengen met een periode van 10 maanden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gelet op het advies van de deskundige gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de PIJ-maatregel. In reactie op het betoog van de raadsvrouw heeft hij aangegeven zich te kunnen vinden in een tussentijdse toetsing om het trajectverloop te kunnen polsen.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om de vordering af te wijzen en subsidiair om de duur van de verlenging zoveel mogelijk te beperken, tot een maximum van zes maanden. Door slechts een korte verlenging toe te wijzen kan de rechtbank een vinger aan de pols houden op het verdere verloop van de PIJ-maatregel, met name het opstarten van het STP, die al lang van de grond had moeten komen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen.
De rechtbank stelt op grond van de strafmotivering in het onderliggende vonnis vast dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd ter zake van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Verlenging van de PIJ-maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Verlenging van de maatregel is daarnaast in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde.
De rechtbank constateert dat het verlof- en STP-traject sinds de vorige verlengingszitting niet van de grond is gekomen door het gedrag van veroordeelde. Daar tegenover staat dat veroordeelde de afgelopen maanden wel vooruitgang heeft geboekt in de Schematherapie binnen [instelling] . Hij is actief bezig zijn overgang naar Groningen mogelijk te maken. Hij zet zich in voor het vinden van passende scholing, een therapietraject bij VNN Groningen en een opleidingsplaats bij de [bedrijf] .
Een STP-traject binnen [instelling] , met voorafgaand verlof, is, kijkend naar het behandelverloop van de afgelopen jaren en het onderliggende rapport, een gepasseerd station. De rechtbank is van oordeel dat de door de kliniek ingeslagen weg – te weten aanmelding voor het [instelling] in Groningen – adequaat is en veroordeelde perspectief biedt zodat hij zijn motivatie niet hoeft te verliezen. [veroordeelde] moet daarin echter zelf ook verantwoordelijkheid nemen en niet in de slachtofferrol schieten en in een positieve stemming zijn blik op de toekomstige vrijheid richten.
Het DJIZ zal binnen 2-6 weken de aanvraag beoordelen. De rechtbank wil de komende periode een vinger aan de pols houden en over 3 maanden bezien of de overplaatsing zich heeft gerealiseerd. Gelet daarop zal de rechtbank de termijn voor plaatsing in een inrichting voor jeugdigen verlengen met 3 maanden.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie om de reclassering opdracht te geven voor een
(eventuele) volgende verlengingszitting een nader rapport uit te brengen, waarin de blik wordt gericht op de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging te zijner tijd, rekening houdend met het verlof- en STP-traject dat dan nodig zal zijn.
De rechtbank heeft gelet op artikel 6:6:31 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslissing

De rechtbank
- verlengt de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
veroordeelde met drie (3) maanden;
- stelt het dossier in handen van de OvJ ten behoeve van het opmaken van vooromschrevenreclasseringsrapport.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. J. Edgar en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2022. mr. J. Edgar is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.