ECLI:NL:RBNNE:2022:553

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
18/287628-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met bedreiging en contactverbod opgelegd

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afpersing. De verdachte heeft in de periode van 22 tot en met 23 oktober 2021 geprobeerd een persoon, aangeduid als [slachtoffer], te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 1500 euro door middel van bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dreigende taal heeft gebruikt en heeft geprobeerd psychische druk uit te oefenen op het slachtoffer door te dreigen met geweld en het inschakelen van de kinderbescherming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij de verdachte op geen enkele wijze contact mag opnemen met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schade heeft vastgesteld op 500 euro. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/287628-21 vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/078145-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2022.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.E.A. Jonkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in de periode van 22 oktober 2021 tot en met 23 oktober 2021 te Vierhuizen, gemeente SúdwestFryslân en/of Twijzelerheide, gemeente Achtkarspelen, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (van in totaal 1500 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), immmers heeft verdachte (op 22 oktober 2021) aan die [slachtoffer] aangegeven/gezegd
  • dat deze aan hem 1500 euro moest betalen in zes termijnen van 250 euro en/of
  • indien dit bedrag niet werd betaald er anders oorlog zou komen en/of
  • dat verdachte iemand naar de woning van die [slachtoffer] zou sturen om de woning te "verbouwen"en/of
  • hij, verdachte, iemand kende die voor 500 euro die [slachtoffer] wel iets wilde aandoen met eenvuurwapen en/of dat die persoon ook beschikt over automatische wapens, waaronder een mitrailleur en/of
  • dat hij de Raad voor de Kinderbescherming zou inlichten over het cocaïnegebruik van die [slachtoffer] en/of
  • dat hij de werkgever van die [slachtoffer] zou inlichten over diens cocaïne gebruik
en/of
(op 23 oktober 2021) aan die [slachtoffer] aangegeven/gezegd
  • dat hij op 24 oktober 2021 zijn eerste betaling wilde hebben en/of
  • dat het anders oorlog zou worden als die [slachtoffer] niet zou betalen en/of
  • dat als die [slachtoffer] niet zou betalen hij ervoor zou zorgen dat hij zonder baan zou komen en/ofdat de kinderen niet meer bij die [slachtoffer] zouden blijven wonen en/of
  • dat hij bij de school van de kinderen van die [slachtoffer] zou gaan staan en/of achter de vrouw vandie [slachtoffer] aan zou gaan rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 22 oktober 2021 tot en met 23 oktober 2021 te Vierhuizen, gemeente SúdwestFryslân en/of Twijzelerheide, gemeente Achtkarspelen, althans in Nederland, een persoon genaamd
[slachtoffer] (en/of diens gezin) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of de algemene veiligheid van die perso(o)n(en) en/of hun goederen, door die [slachtoffer] dreigend (in persoon en/of telefonisch) de woorden toe te voegen (op 22 oktober 2021)
  • dat deze aan hem 1500 euro moest betalen in zes termijnen van 250 euro en/of
  • indien dit bedrag niet werd betaald er anders oorlog zou komen en/of
  • dat hij iemand langs zou sturen om het huis van die [slachtoffer] te "verbouwen" en/of
  • hij, verdachte, iemand kende die voor 500 euro die [slachtoffer] wel iets wilde aandoen met eenvuurwapen en/of dat die persoon ook beschikt over automatische wapens, waaronder een mitrailleur en/of
  • dat hij de Raad voor de Kinderbescherming zou inlichten over het cocaïnegebruik van die [slachtoffer] en/of
  • dat hij de werkgever van die [slachtoffer] zou inlichten over diens cocaïne gebruik en/of
(op 23 oktober 2021)
  • dat hij op 24 oktober 2021 zijn eerste betaling wilde hebben en/of
  • dat het anders oorlog zou worden als die [slachtoffer] niet zou betalen en/of
  • dat als die [slachtoffer] niet zou betalen hij ervoor zou zorgen dat hij zonder baan zou komen en/ofdat de kinderen niet meer bij die [slachtoffer] zouden blijven wonen en/of
  • dat hij bij de school van de kinderen van die [slachtoffer] zou gaan staan en/of achter de vrouw vandie [slachtoffer] aan zou gaan rijden, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 22 oktober 2021 tot en met 23 oktober 2021 te Vierhuizen, gemeente SudwestFryslân en/of Twijzelerheide, gemeente Achtkarspelen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
  • door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen [slachtoffer] en/of tegen hetgezin van die [slachtoffer] , althans tegen derden en/of
  • door bedreiging met smaad en/of smaadschrift,
[slachtoffer] wederrechtelijk te dwingen iets te doen, te weten de afgifte of betaling van een geldbedrag van 1500 euro, te betalen in termijnen van 250 euro per keer, althans de betaling van één of meer geldbedragen, door tegen die [slachtoffer] te zeggen dat hij, verdachte bij niet betaling van dat/die geldbedrag(en)
  • hij, verdachte iemand langs zou sturen om de woning van die [slachtoffer] en/of diens gezin "teverbouwen" en/of
  • hij, verdachte iemand kende die voor 500 euro die [slachtoffer] wel iets wilde aandoen met eenvuurwapen en/of dat die persoon beschikte over automatische vuurwapens, waaronder een mitrailleur en/of
  • hij, verdachte de werkgever van die [slachtoffer] zou inlichten over diens cocaïnegebruik en/of
  • hij, verdachte de Raad voor de Kinderbescherming zou inlichten over het cocaïnegebruik van die[slachtoffer] en/of
  • hij, verdachte ervoor zou zorgen dat die [slachtoffer] zonder baan zou komen en/of dat de kinderenvan die [slachtoffer] niet meer bij die [slachtoffer] zouden blijven wonen en/of
  • hij, verdachte bij de school van kinderen van die [slachtoffer] zou gaan staan en/of achter de vrouwvan die [slachtoffer] aan zou gaan rijden,
in elk geval bij voortduring psychische druk op die [slachtoffer] heeft uitgeoefend om hem tot iets te dwingen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een veroordeling kan volgen voor het primair ten laste gelegde feit, uitgaande van een bedrag van € 180,00. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte een bedrag van € 1.500,00 noemt en dat de getuige heeft verklaard dat ook zij dit bedrag via de telefoon heeft gehoord. Er zijn echter significante verschillen tussen de verklaring van aangever en de verklaring van de getuige. Gelet daarop bestaat de mogelijkheid dat de telefoon niet open stond en dat de getuige het gesprek niet zelf heeft waargenomen, maar enkel door aangever op de hoogte is gebracht over de inhoud van het gesprek. Dit raakt de geloofwaardigheid omtrent de precieze inhoud van de telefoongesprekken.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 februari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik door middel van dreigende taal meneer [slachtoffer] geld afhandig heb willen maken. Ik heb gezegd dat het anders oorlog zou worden, dat ik zijn woning zou verbouwen en naar de school van zijn kinderen zou komen. Ik heb ook gezegd dat hij een groot probleem zou krijgen. Op 22 of 23 oktober had ik met [slachtoffer] afgesproken op een plek in Twijzelerheide. Ik heb ook gezegd dat ik de Raad voor de Kinderbescherming en zijn werkgever zou bellen. Ik zei dat om hem te dwingen te betalen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever van 23 oktober2021, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021289767 van 30 oktober 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 22 oktober 2021 ontving ik via Facebook Messenger een bericht van [verdachte] . Dit is [verdachte] , [verdachte] is zijn roepnaam. Uiteindelijk hebben we om 19:20 uur afgesproken in Twijzelerheide. Ik hoorde hem zeggen dat hij door mij een bedrag van 1800 euro terug moest betalen maar dat hij het schappelijk op wilde lossen en dat ik maar 1500 euro hoefde te betalen. Dit kon ik doen in zes maandelijkse termijnen. Ik moet dan 250 euro per maand aan [verdachte] betalen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik dit moest doen want anders zou er oorlog komen. Ik hoorde hem zeggen dat hij iemand kende die voor 500 euro mij wel iets aan wilde doen met een vuurwapen. Ik hoorde hem daarbij ook zeggen dat hij automatische wapens heeft en een mitrailleur heeft. [verdachte] zei dat als ik niet zou betalen hij de kinderbescherming in zou lichten omdat ik cocaïne zou gebruiken. Hij zou ook mijn werkgever benaderen en hem vertellen dat ik cocaïne gebruik. Vandaag, 23 oktober 2021, werd ik door [verdachte] gebeld. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij morgen, op 24 oktober 2021, zijn eerste betaling wilde hebben. Ik hoorde hem zeggen dat het anders oorlog zou worden als ik niet betaal. Toen ik net onderweg naar het politiebureau reed werd ik weer gebeld door [verdachte] , dit was omstreeks 16:15 uur. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat ik hem morgen het bedrag moet betalen of ik hoefde hem helemaal niet meer te betalen. Dan zou hij er voor zorgen dat ik net als hem zou worden en dat ik zonder baan kwam en dat de kinderen niet meer bij mij thuis zouden wonen. Uiteindelijk hoor ik hem zeggen dat hij zelfs bij de school van mijn kinderen gaat staan en achter de kinderen en achter mijn vrouw aan gaat rijden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 oktober 2021,opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
22 oktober 2021 omstreeks 18:00 vertelde [slachtoffer] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] )dat [verdachte] af wilde spreken. Ik heb met [slachtoffer] afgesproken dat hij zijn telefoonlijn met mij open moest houden. Ik kon continu horen wat er besproken werd bij [slachtoffer] in de auto. Hij had namelijk zijn telefoon bij zich. Omstreeks 19:10 uur vertrok [slachtoffer] in de auto richting de afgesproken plaats. Op een gegeven hoorde ik dat er iemand bij [slachtoffer] instapte. Ik kon aan de stem horen dat het [verdachte] betrof. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij alles kwijt was en dat [slachtoffer] hem 1800 euro moest betalen omdat [slachtoffer] hem had genaaid. [verdachte] zei dat hij schappelijk was en een goed mens was en dat het daarom 1500 euro zou zijn. [verdachte] zei dat [slachtoffer] het in zes termijnen mocht betalen bestaande uit 250 euro per maand waarbij de eerste betaling over twee tot drie weken zou zijn. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij iemand kende die voor 500 euro [slachtoffer] om wilde laten leggen. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij [slachtoffer] zijn baas wilde gaan bellen en de kinderbescherming.
Vandaag om 16:07 uur werd [slachtoffer] wederom gebeld door [verdachte] . [slachtoffer] zette het gesprek op de speaker van zijn telefoon. Ik kon hierdoor goed horen wat [verdachte] allemaal zei. Ik hoorde [verdachte] dreigende taal uitte en dat hij [slachtoffer] zijn baas zou bellen en dat hij de kinderbescherming zou bellen. Het allerergste was toen ik [verdachte] hoorde zeggen dat hij onze kinderen op wilde gaan wachten bij school en dat hij onze kinderen en mij ook lastig wil gaan vallen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 23 oktober 2021, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 23 oktober 2021 kreeg ik van getuige [getuige] een tweetal geluidsfragmenten toegestuurd. Dit betroffen gesprekken tussen haar man [slachtoffer] en tussen [verdachte] .
Het tweede geluidsfragment duurt 3:10 minuten. Dit was om 16:07 uur.
[slachtoffer] = [slachtoffer]
[verdachte] = [verdachte]
Ik zeg het nog één keer dat je het bedrag kunt betalen wat ik je verteld heb of je betaalt helemaal niets en dan ga ik een aantal telefoontjes plegen, dan weet je het even. Geen kinderen meer in huis, geen werk meer.
Jij betaalt mij het bedrag wat ik gezegd heb of je betaalt mij helemaal niets. En dan wordt het oorlog. [verdachte] Anders stuur ik nu iemand naar jou toe en die verbouwt jouw hele woning. Het is maar net hoe je het wil hebben.
Je hebt zelf op papier laten zetten dat je een verslaafde junk bent. Als ik dat naar de kinderbescherming doe dan heb ik je goed te pakken hoor. Dan zie jij je kinderen nooit weer. [slachtoffer] Ik heb niet zoveel geld. Die 180 moet je van mij hebben.
Dan ga ik even bij de basisschool van jouw kinderen staan en dat soort dingen. En dan ga ik jouw vrouwtje achterna volgen en dat soort dingen.
Bewijsoverweging rechtbank
De rechtbank acht op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing van een geldbedrag van € 1.500,00, alsook dat verdachte daarbij alle in de tenlastelegging opgenomen bedreigingen richting aangever heeft geuit.
De rechtbank acht de verklaringen van zowel aangever als de getuige geloofwaardig en ziet geen significante verschillen in deze verklaringen waaruit afgeleid kan worden dat de getuige de gesprekken tussen aangever en verdachte niet zelf zou hebben gehoord. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte grotendeels gelijkluidend aan de verklaringen van aangever en de getuige heeft verklaard. Daarnaast blijkt uit het door verbalisant uitgewerkte geluidsfragment dat aangever heeft gezegd dat hij niet zoveel geld heeft en dat verdachte de € 180,00 die aangever van verdachte had geleend van hem moest hebben. De rechtbank leidt hieruit af dat zijn opmerking dat hij niet zoveel geld heeft ziet op een ander, hoger, bedrag.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair hij in de periode van 22 oktober 2021 tot en met 23 oktober 2021 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geldbedrag van in totaal 1500 euro, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, immers heeft verdachte op 22 oktober 2021 aan die [slachtoffer] gezegd
  • dat deze aan hem 1500 euro moest betalen in zes termijnen van 250 euro en
  • indien dit bedrag niet werd betaald er anders oorlog zou komen en
  • hij, verdachte, iemand kende die voor 500 euro die [slachtoffer] wel iets wilde aandoen met eenvuurwapen en dat die persoon ook beschikt over automatische wapens, waaronder een mitrailleur en
  • dat hij de Raad voor de Kinderbescherming zou inlichten over het cocaïnegebruik van die [slachtoffer] en
  • dat hij de werkgever van die [slachtoffer] zou inlichten over diens cocaïne gebruik
en
op 23 oktober 2021 aan die [slachtoffer] gezegd
  • dat hij op 24 oktober 2021 zijn eerste betaling wilde hebben en
  • dat het anders oorlog zou worden als die [slachtoffer] niet zou betalen en
  • dat als die [slachtoffer] niet zou betalen hij ervoor zou zorgen dat hij zonder baan zou komen en datde kinderen niet meer bij die [slachtoffer] zouden blijven wonen en
  • dat hij bij de school van de kinderen van die [slachtoffer] zou gaan staan en achter de vrouw van die
[slachtoffer] aan zou gaan rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair Poging tot afpersing.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, en als vrijheidsbeperkende maatregelen ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een locatieverbod en een contactverbod voor de duur van vijf jaren, met vaststelling van de vervangende hechtenis op één week per overtreding. De officier van justitie heeft gevorderd deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Ten aanzien van het door de benadeelde partij verzochte contactverbod heeft de raadsman geen standpunt ingenomen. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen aanleiding is om een locatiegebod op te leggen, aangezien er op de locatie waarvoor dit verbod is gevraagd, niets is gebeurd. Daarnaast is het niet mogelijk om deze verboden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 23 december 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 januari 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Dergelijke feiten hebben een grote impact op slachtoffers, hetgeen ook in onderhavige zaak uit de schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken. Verdachte heeft daar niet bij stilgestaan en heeft enkel aan zijn eigen financieel gewin gedacht. De rechtbank neemt hem dit kwalijk.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, maar overweegt dat dit niet voor een soortgelijk feit is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte in de proeftijd van een eerdere veroordeling liep en onder toezicht van de reclassering stond. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich door deze voorwaardelijk opgelegde straf niet heeft laten weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsrapport leidt de rechtbank af dat het toezicht van de reclassering een goede start kende. Het behandeltraject bij Verslavingszorg Noord-Nederland verliep moeizaam en is voortijdig beëindigd, waarbij werd gezocht naar een alternatief. Vanwege de voorlopige hechtenis in onderhavige zaak is dit niet doorgegaan. Positief is dat verdachte in toenemende mate maatschappelijk geaccepteerde doelen nastreeft op het gebied van dagbesteding, huisvesting, zijn sociale netwerk en middelengebruik. Dit lijkt versterkt te zijn door lijdensdruk vanuit detentie. Verdachte is gemotiveerd voor een nieuw ambulant behandeltraject. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en het meewerken aan middelencontroles.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.
Daarnaast ziet de rechtbank ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten, gelet op de aard van de geuite bedreigingen en de omstandigheid dat deze kennelijk te maken hadden met eerdere contacten tussen verdachte en aangever, reden om een maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod met aangever.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 93,40 ter vergoeding van materiële schade en € 800,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de gevorderde kosten voor de camera’s niet toegewezen kunnen worden, omdat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de veiligheid van het woongenot van aangever is aangetast. De reiskosten zijn voldoende onderbouwd. De raadsman refereert zich ten aanzien van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
Indien de rechtbank komt tot oplegging van een contact- en locatieverbod heeft de raadsman aangevoerd dat de camera’s geen zin meer hebben en dat daarin een keuze moet worden gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal gedeeltelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft vergoeding van reiskosten gevorderd als zijnde materiële schade. De rechtbank overweegt dat reiskosten naar de rechtbank proceskosten betreffen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 22 december 2020, te vinden onder ECLI:NL:GHARL:2020:10698, een arrest gewezen over welke proceskosten van de benadeelde partij voor vergoeding in aanmerking komen. Het gerechtshof heeft in dit arrest overwogen dat een redelijke wetsuitleg van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering met zich brengt dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. In dergelijke procedures wordt de maatstaf voor de toekenning van proceskosten ontleend aan artikel 237 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Daaruit volgt -kort gezegd- dat voor vergoeding alleen in aanmerking komen reis-, verlet en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding als in persoon mag worden geprocedeerd en ook daadwerkelijk in persoon is geprocedeerd.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij zich tijdens de zitting heeft laten bijstaan door een medewerker van Slachtofferhulp Nederland. Dit betekent dat hij niet in persoon heeft geprocedeerd. In dat geval komen de gevorderde reiskosten voor het bijwonen van de zitting niet voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de reiskosten dan ook afwijzen.
Camera’s en deuralarm
De gevorderde kosten voor de camera’s en het deuralarm acht de rechtbank voor toewijzing vatbaar. De rechtbank overweegt daartoe dat er sprake is van een voldoende rechtstreeks belang, omdat de dreigementen van verdachte concreet zagen op het ‘verbouwen’ van de woning van aangever.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik en machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. De rechtbank stelt vast dat sprake is van ‘aantasting van de persoon op andere wijze’ en overweegt daartoe dat uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij door de huisarts is doorverwezen naar een psycholoog. De rechtbank acht de hoogte van het gevorderde bedrag van € 800,00 echter niet redelijk en zal de immateriële schade daarom vaststellen op € 500,00. De rechtbank verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 15 juli 2021 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank NoordNederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 319 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 september 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 10 december 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering gedeeltelijk ten uitvoer te leggen voor de duur van 150 dagen en de vordering voor het overige af te wijzen. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden te wijzigen, in die zin dat de ambulante behandeling bij [instelling] als voorwaarde wordt opgenomen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd te verlengen met één jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de vordering niet ten uitvoer te leggen, maar de proeftijd te verlengen. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vordering gedeeltelijk ten uitvoer te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd bij de beoordeling van de vordering rekening te houden met het feit dat onderhavige zaak een ander feit betreft dan het feit waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de rechtbank in beginsel de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het advies van de reclassering om het reclasseringstoezicht door te laten lopen en om gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen, ziet de rechtbank evenals de officier van justitie aanleiding om de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf te gelasten, te weten voor de duur van 150 dagen. De rechtbank ziet tevens aanleiding om de bijzondere voorwaarde betreffende de ambulante behandeling te wijzigen, zodat verdachte zich onder ambulante behandeling bij [instelling] zal stellen. Voor het overige ziet de rechtbank geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden te wijzigen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op 15 november 1990.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte om aan
[slachtoffer]te betalen:
  • het bedrag van
  • de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening;
  • de proceskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerleggingvan deze uitspraak alsnog zal maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de reiskosten ter hoogte van € 12,21 af.
Verklaart de vordering van [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op om ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat te betalen een bedrag van € 581,19 (zegge: vijfhonderdeenentachtig euro en negentien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot de dag van algehele voldoening. Dit bedrag bestaat uit € 81,19 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat bij gebreke van volledig verhaal van de betalingsverplichting aan de Staat gijzeling voor de duur van 11 dagen kan worden toegepast. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.078145-21:

Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 15 juli 2021, te weten een
gevangenisstraf voor de duur van 150 dagenen
wijzigt de bijzondere voorwaardenin die zin dat deze nu als volgt luiden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk 14 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis
meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres [straatnaam] te
Groningen;
2. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van [instelling] in Groningen of eensoortgelijke zorgverlener voor forensische zorg, zulks ter bepaling door de reclassering, waarbij veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zal meewerken aan controles op het gebruik van alcohol, cocaïne en
cannabis om het middelengebruik te beheersen, zo frequent als de reclassering dit nodig acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle;
4. dat de veroordeelde inzage in zijn financiën zal geven aan de reclassering;
5. dat de veroordeelde zich niet in het op de aangehechte kaart weergegeven gebied zal
bevinden, zolang de reclassering dit gedurende het eerste jaar van de proeftijd noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronische monitoring zal stellen ter nakoming van genoemd locatieverbod;
6. dat de veroordeelde gedurende het eerste jaar van de proeftijd of zoveel korter als de
reclassering verantwoord acht op vooraf vastgestelde en in overleg met de reclassering te bepalen tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres, te weten [straatnaam] 29, [woonplaats], waarbij de veroordeelde zich onder elektronische monitoring zal stellen ter nakoming van voornoemd locatiegebod. Veroordeelde zal niet zonder toestemming van de reclassering naar het buitenland vertrekken.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. A. de Jong en mr. M.C. van Linde, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2022.
Mr. C.G. Velvis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage