ECLI:NL:RBNNE:2022:552

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
18/297902-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dealen in harddrugs met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende ongeveer twee jaar schuldig heeft gemaakt aan het dealen in harddrugs, waaronder amfetamine, cocaïne en MDMA. De verdachte had op 2 november 2021 een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs in zijn bezit, te weten 4151,85 gram amfetamine, 110,83 gram cocaïne en 1001,31 gram MDMA. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 november 2021 meermalen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van harddrugs. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het bewijs dat is verzameld, waaronder sms-berichten en proces-verbaal van bevindingen, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bij zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven en dat hij gemotiveerd is om zijn leven te beteren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact van harddrugs op de volksgezondheid. De inbeslaggenomen goederen, waaronder weegschalen en een scooter, zijn verbeurd verklaard, en de hasjiesj is onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de toepasselijke wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet in acht genomen.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/297902-21
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] , thans gedetineerd in [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2022.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.A. Bruinsma-Woudstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2019 tot en met 01 november 2021, althans in het/de ja(a)r(en) 2019, 2020 en 2021, te Leeuwarden, in ieder geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine (speed) en/of bevattende cocaine en/of bevattende MDMA/XTC (3,4methyleendioxymethamfetamine) zijnde, amfetamine (speed), cocaine en/of MDMA/XTC (3,4methyleendioxymethamfetamine)
en/of
op 02 november 2021 opzettelijk aanwezig heeft gehad
-6533 gram, althans een (grote) hoeveelheid, amfetamine (speed) en/of
-398, althans een (grote) hoeveelheid, XTC pillen / MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine ) en/of
-een hoeveelheid cocaine
zijnde, amfetamine (speed),cocaine en/of MDMA/XTC (3,4-methyleendioxymethamfetamine) (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat een veroordeling kan volgen voor het ten laste gelegde feit. Zij heeft aangevoerd dat het dealen in harddrugs bewezen kan worden voor de periode van 8 januari 2021 tot en met 1 november 2021, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de gebruikers en het procesverbaal van bevindingen betreffende het uitlezen van de Nokia. Van de handel in harddrugs voorafgaand aan deze periode bevat het dossier te weinig bewijs. De enkele bekennende verklaring van verdachte hieromtrent is onvoldoende.
Ten aanzien van de aangetroffen harddrugs kan een kleinere hoeveelheid worden bewezenverklaard dan in de tenlastelegging is opgenomen. Uit onderzoek is gebleken welke hoeveelheden zijn aangetroffen en die hoeveelheden kunnen worden overgenomen in de bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
De raadsvrouw heeft bepleit dat ten aanzien van het dealen in harddrugs enkel een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 8 januari 2021 tot en met 1 november 2021. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen een langere dealperiode wettig en overtuigend bewezen.
1. De door verdachte ter zitting van 8 februari 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb gehandeld in harddrugs. Het ging om speed, cocaïne en MDMA. Ik vervoerde het meestal met de scooter of lopend. Op het moment van mijn aanhouding was ik daar al een tijd mee bezig, ik denk ongeveer drie jaar. In het contact met [naam 1] gaat het over amfetamine. Het bericht van [naam 2] gaat over cocaïne. Ik had ongeveer 30 tot 40 vaste afnemers.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2021,opgenomen op pagina 68 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002021301686 van 9 december 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik deed onderzoek naar bezit harddrugs. In dit onderzoek werden bij verdachte drie telefoons in beslag genomen. Ik zag dat het toestel een oud model van Nokia betreft. Ik zie dat het eerste inkomende SMS-bericht op 8 januari 2021 is binnengekomen en het laatst inkomende SMS-bericht op 27 oktober 2021. Ik zie dat het eerst uitgaande SMS-bericht op 9 december 2020 09.02 uur is en het laatst uitgaande SMS-bericht op 27 oktober 2021 19.42 uur is.
Uitgaande SMS-berichten:
Contact " [naam 1] "
  • Jumbo vrijheidswijk alsjeblieft
  • Ja sowieso maat ik laat je locatie nog ff op tijd weten, zorg dat t zo klaar ligt
  • Kom eraan 20min
  • 8 uur kan ik op zn laatst, anders i mijn chauffeur te laat thuis voor de avondklok, die rijdt ook met spullen, dus dat risico wil ik niet lopen - ja kan, kun je half 8 albert heijn bilgaard?
  • Mijn weegschaal hjeeft kuren , wil je morgen afspreken voor derest of volgendekeer extra.?
  • Top kom eraan paar min
  • Hoe laat ben je ongeveer lwd dan? Dan kan ik er rekening mee houden dat t nie te lang buitenkoeling is

Contact " [naam 2] "

  • P nu per 5 voor 225 per 10 voor 410
  • P is wat omlaag in prijs 240 voor 5 en 10 v 430
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2021, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In de Nokia zag ik de volgende contacten en telefoonnummers.
[naam 1] : [telefoonnummer]
06-01-2021 is er een bericht van [naam 1] , Half 9? Bij zijkant Blauwe golf? Hij is trouwens wel wat duurder geworden, zit op 650 nu.
19-01-2021 ............................ . goedemiddag, is het mogelijk om een hele te halen
20-01-2021........................... . hey man zouden we morgen kunnen daten? voor een halve 19-04-2021.......................... . hey maat kunnen we vanavond even date voor een halve 19- 04-2021.......................... . Joo jazeker, kwart voor 8 albert heijn emmakade?
25-06-2021.......................... . hey maat hoest nou dan? kan ik vanavond nog even langs komen voor een halve?
22- 07-2021 zouden we vanavond kunnen daten voor een halve?

[naam 2] : [telefoonnummer]

11-03-2021 ................................ , Lukt ut om 1 te brengen groeten [naam 2]
20-03-2021 ................................ , P is wat omlaag in prijs 240 voor 5 en 10 v 430
05-04-2021................................ . P nu per 5 voor 225 per 10 voor 410
Bewijsoverweging rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft verklaard dat hij ongeveer drie jaren in harddrugs heeft gedeald. De rechtbank heeft ter terechtzitting doorgevraagd omtrent de beginperiode van het dealen. Verdachte heeft daarop verklaard dat hij niet precies meer weet wanneer hij daarmee is begonnen en dat zijn verklaring dat het ongeveer drie jaar heeft geduurd een schatting is. Verdachte heeft dit niet kunnen concretiseren.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat uit de telefoon van verdachte blijkt dat hij zich in 2021 bezig hield met het dealen in harddrugs. Uit deze berichten volgt dat verdachte toen al midden in de handel zat. Zo blijkt uit het bericht van 6 januari 2021 van [naam 1] dat het wel wat duurder is geworden, hetgeen impliceert dat verdachte al eerder aan [naam 1] amfetamine verkocht. Gelet hierop, alsook op de verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gedeald in amfetamine, cocaïne en MDMA in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 november 2021.
Voor het overige, zijnde het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, volstaat de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2022;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van binnentreden in woning van 2 november 2021, opgenomen op pagina 26 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021301686 van 9 december 2021, inhoudend het relaas van verbalisant;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 2 november2021, opgenomen onder proces-verbaalnummer PL0100-2021299380-26, inhoudende het relaas van verbalisanten;
een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 14 december 2021, opgenomen op pagina 17
als bijlage bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende het relaas van ing. A.G.A. Sprong;
5. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 14 december 2021, opgenomen op pagina 18 als bijlage bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende het relaas van ing. A.G.A. Sprong;
6. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 14 december 2021, opgenomen op pagina 19 als bijlage bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende het relaas van ing. A.G.A. Sprong;
7. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 14 december 2021, opgenomen op pagina 20 als bijlage bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende het relaas van ing. A.G.A. Sprong;
8. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 14 december 2021, opgenomen op pagina 21 als bijlage bij voornoemd proces-verbaal, inhoudende het relaas van ing. A.G.A. Sprong.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 1 november 2021, te Leeuwarden, in ieder geval in Nederland, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en cocaïne en MDMA en op 2 november 2021 te Leeuwarden opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • een grote hoeveelheid, amfetamine en
  • een grote hoeveelheid MDMA en- een hoeveelheid cocaïne zijnde amfetamine, cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde Het bewezen verklaarde levert op:

De voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest plus één week, in verband met de aansluiting van de elektronische monitoring, met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland van 18 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 december 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende ongeveer twee jaren schuldig gemaakt aan het dealen in harddrugs, te weten amfetamine, cocaïne en MDMA. Daarnaast heeft verdachte op 2 november 2021 een grote hoeveelheid harddrugs, te weten 4151,85 gram amfetamine, 110,83 gram cocaïne en 1001,31 gram MDMA opzettelijk aanwezig gehad. Verdachte heeft direct bij zijn aanhouding volledige openheid van zaken gegeven ten aanzien van het dealen en het aanwezig hebben van harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren. De handel in en het gebruik van harddrugs generen op hun beurt andere strafbare feiten en geven veel overlast in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten dient een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Uit het reclasseringsrapport leidt de rechtbank af dat er bij verdachte veel beschermende factoren zijn. Zo is hij intrinsiek gemotiveerd om schoon schip te maken en heeft verdachte een serieuze relatie. Met zijn vriendin heeft hij een zoontje en hij wil na zijn detentie met haar samenwonen. Daarnaast is verdachte sinds zijn aanhouding gestopt met drugsgebruik en is hij gemotiveerd abstinent te blijven. Verder kan verdachte na zijn detentie waarschijnlijk de schildersvakopleiding oppakken en weer aan het werk bij zijn voormalige werkgevers. Risicofactoren zijn een mogelijke terugval in drugsgebruik en het feit dat verdachte voor de tweede keer vanwege drugshandel in aanraking is gekomen met justitie. De reclassering schat het risico op recidive daarom in als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan middelencontroles, een voorwaardelijke ambulante behandeling, een contactverbod, een locatiegebod met elektronische monitoring, dagbesteding en de voorwaarde dat verdachte zonder toestemming niet mag verhuizen.
Ondanks dat de ernst van de feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke gevangenisstraf niet in het belang van verdachte, alsook niet in het belang van de samenleving is. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive in de toekomst noodzakelijk dat verdachte hulp krijgt en ziet daarvoor ruimte in het advies van de reclassering, in combinatie met een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan verdachte opleggen, met uitzondering van het contactverbod, nu die voorwaarde niet nader is gepreciseerd en daardoor niet controleerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zestien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de genoemde bijzondere voorwaarden passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de weegschalen, het geldbedrag en de scooter verbeurd te verklaren en de hasjiesj te onttrekken aan het verkeer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de weegschalen, het geldbedrag en de scooter vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit voorwerpen zijn die uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen, dan wel met betrekking tot welke het feit is begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen hasjiesj, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 16 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bijReclassering Nederland op het adres [straatnaam] te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode, die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd en op door de reclassering te bepalen plaatsen en tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zal meewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van softdrugs enharddrugs door middel van urineonderzoek of ademonderzoek, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig acht;
dat de veroordeelde zich, indien en voor zover de reclassering dat nodig acht, onder behandelingzal stellen van Verslavingszorg Noord Nederland of een soortgelijke zorgverlener in Leeuwarden, zulks ter bepaling door de reclassering, om abstinent te worden en/of controle te krijgen over zijn drugsgebruik;
dat de veroordeelde zal meewerken aan dagbesteding teneinde een constructieve daginvulling tehebben;
dat de veroordeelde gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd op door de reclasseringvooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op zijn verblijfadres, te weten Aldlânsdyk 34 te Stiens, waarbij de veroordeelde zich onder elektronische monitoring zal stellen ter nakoming van voornoemd locatiegebod. Veroordeelde zal niet naar het buitenland vertrekken zonder daartoe toestemming van de reclassering te hebben;
dat de veroordeelde zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd niet op een anderadres zal vestigen zonder daartoe toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie te hebben.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Inbeslaggenomen goederen

Verklaart verbeurd de in beslag genomen:

  • 3 stuks Weegschaal
  • een geldbedrag van 1654,45 euro
  • 1 Scooter Piaggio, chassisnr: [nummer].

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen 334 gram hasjiesj.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. de Jong, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. M.C. van Linde, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2022.
Mr. N.A. Vlietstra en mr. C.G. Velvis zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.