Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met uitzondering van het contactverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest plus één week, in verband met de aansluiting van de elektronische monitoring, met daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Reclassering Nederland van 18 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 december 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende ongeveer twee jaren schuldig gemaakt aan het dealen in harddrugs, te weten amfetamine, cocaïne en MDMA. Daarnaast heeft verdachte op 2 november 2021 een grote hoeveelheid harddrugs, te weten 4151,85 gram amfetamine, 110,83 gram cocaïne en 1001,31 gram MDMA opzettelijk aanwezig gehad. Verdachte heeft direct bij zijn aanhouding volledige openheid van zaken gegeven ten aanzien van het dealen en het aanwezig hebben van harddrugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren. De handel in en het gebruik van harddrugs generen op hun beurt andere strafbare feiten en geven veel overlast in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij aan deze drugscriminaliteit een bijdrage heeft geleverd. Voor dergelijke feiten dient een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Uit het reclasseringsrapport leidt de rechtbank af dat er bij verdachte veel beschermende factoren zijn. Zo is hij intrinsiek gemotiveerd om schoon schip te maken en heeft verdachte een serieuze relatie. Met zijn vriendin heeft hij een zoontje en hij wil na zijn detentie met haar samenwonen. Daarnaast is verdachte sinds zijn aanhouding gestopt met drugsgebruik en is hij gemotiveerd abstinent te blijven. Verder kan verdachte na zijn detentie waarschijnlijk de schildersvakopleiding oppakken en weer aan het werk bij zijn voormalige werkgevers. Risicofactoren zijn een mogelijke terugval in drugsgebruik en het feit dat verdachte voor de tweede keer vanwege drugshandel in aanraking is gekomen met justitie. De reclassering schat het risico op recidive daarom in als gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan middelencontroles, een voorwaardelijke ambulante behandeling, een contactverbod, een locatiegebod met elektronische monitoring, dagbesteding en de voorwaarde dat verdachte zonder toestemming niet mag verhuizen.
Ondanks dat de ernst van de feiten een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke gevangenisstraf niet in het belang van verdachte, alsook niet in het belang van de samenleving is. De rechtbank acht het ter voorkoming van recidive in de toekomst noodzakelijk dat verdachte hulp krijgt en ziet daarvoor ruimte in het advies van de reclassering, in combinatie met een langdurige voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde voorwaarden aan verdachte opleggen, met uitzondering van het contactverbod, nu die voorwaarde niet nader is gepreciseerd en daardoor niet controleerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zestien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de genoemde bijzondere voorwaarden passend en geboden.