ECLI:NL:RBNNE:2022:5463

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
C/18/217686 KG RK 22-289
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens schijn van partijdigheid door onplezierige bejegening tijdens zitting

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 december 2022 een verzoek tot wraking van rechter mr. E.D. Rentema toegewezen. Het verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft de wraking aangevraagd naar aanleiding van de wijze van bejegening door de rechter tijdens een mondelinge behandeling op 18 oktober 2022. Verzoeker en zijn advocaat ervoeren de houding van de rechter als onplezierig en hebben dit als grond voor de wraking aangevoerd. De rechter zou onderuitgezakt in zijn stoel hebben gezeten en met grote armgebaren de zitting hebben geleid, wat door de advocaat als onprofessioneel werd ervaren. Tijdens de zitting ontstond er een discussie over het toelaten van een akte van de wederpartij, waarbij de rechter de advocaat verweet niet flexibel te zijn en haar vroeg niet zo boos te kijken. Dit leidde tot een gevoel van onheus bejegenen bij de advocaat, die vervolgens de rechter heeft gewraakt. De rechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat zijn opmerkingen bedoeld waren om de situatie te verhelderen en dat hij niet onheus had gehandeld. De wrakingskamer oordeelde echter dat de opmerkingen van de rechter, in combinatie met de omstandigheden van de zitting, een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bij verzoeker hebben opgeroepen. De wrakingskamer concludeerde dat de wijze van bejegening door de rechter grond opleverde voor de schijn van partijdigheid, en heeft het verzoek tot wraking gegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Assen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/18/217686 KG RK 22-289
Beslissing van 22 december 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat: [gemachtigde] .
strekkende tot de wraking van
mr. E.D. Rentema,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 18 oktober 2022 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de brief van [gemachtigde] van 18 oktober 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 20 oktober 2022.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
- [gemachtigde] .
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met zaaknummer [zaaknummer] .
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft de houding van de rechter bij binnenkomst in de zittingszaal als uiterst onplezierig ervaren. De rechter zat onderuitgezakt in zijn stoel en leidde de zitting met grote armgebaren. Ook de gemachtigde van verzoeker, [gemachtigde] , heeft de wijze waarop de rechter haar benaderde tijdens de zitting als erg onplezierig ervaren. Op de wrakingszitting heeft zij dit nader toegelicht. [gemachtigde] maakte op de zitting bezwaar tegen het toelaten in de procedure van een verkapte conclusie van repliek ingediend door de wederpartij. Volgens de rechter kon zij vanwege de beperkte omvang van de akte inhoudelijk ter zitting op de akte reageren. De rechter verweet haar dat zij niet flexibel was. Ook merkte de rechter op dat zij niet zo boos hoefde te kijken. [gemachtigde] heeft op dat moment aangegeven dat zij zich onheus bejegend voelde en vroeg toen of dit te maken had met een privé-zaak waarbij de rechter de behandeld rechter was geweest. Toen [gemachtigde] uitlegde om welke zaak het ging, gaf de rechter aan dat zij destijds nogal had uitgepakt tegenover de parketteur en dat hij zich kon herinneren dat zij de zaak destijds had verloren. Daarop heeft [gemachtigde] de rechter gewraakt. Nadat de rechter de behandeling ter zitting had gesloten, heeft de rechter toegestaan dat de wederpartij nog een opmerking maakte over het verloop van de zitting. De gemachtigde van de wederpartij gaf toen aan dat hij [gemachtigde] erg onprofessioneel vond. De rechter greep toen niet in.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Over het toelaten van een akte met producties merkt de rechter op dat dat behoort tot zijn rechterlijk domein en dat dit niet voor wraking vatbaar is.
De boosheid van [gemachtigde] in zijn richting was voor de rechter reden om die aan te kaarten, omdat het een goede comparitie leek te verhinderen. De rechter wilde de kou uit de lucht halen. Van een rechter wordt ook verwacht dat zulke gevoelens bespreekbaar worden gemaakt, in het belang van een goede comparitie. De rechter geeft aan dat de zitting nu ruw is verstoord, wat een enorme vertraging oplevert, gelet op de agendering van zaken en dat ook de kans op een eventuele schikking voorlopig is verkeken. Met betrekking tot de privézaak uit 2019 merkt de rechter op dat [gemachtigde] die zaak zelf aan de orde heeft gebracht, dat hij een ander procesdossier mag benoemen als daarvoor aanleiding is en dat hij [gemachtigde] op geen enkel moment onheus heeft bejegend.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
[gemachtigde] heeft aangegeven dat zowel zij als haar cliënt de bejegening door de rechter tijdens de zitting als zeer onprettig hebben ervaren, met name door de wijze waarop de rechter [gemachtigde] tijdens de zitting benaderde. [gemachtigde] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij erg van slag raakte doordat de rechter haar tijdens een discussie over de aard van een door de wederpartij ingediende akte verweet niet flexibel te zijn. Kort daarna zei hij tegen haar dat ze niet zo boos hoefde te kijken. Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft [gemachtigde] daarop aangegeven dat zij een korte schorsing wenste omdat zij overwoog om de rechter te wraken. Zij wees toen op een procedure die zij zelf had gevoerd en waarbij de rechter bij haar thuis was geweest, wat zij ook als onprettig had ervaren. Blijkens het proces-verbaal reageerde de kantonrechter als volgt.
"Bij u thuis geweest? O ja! De zaak met de parketvloer. Ik had dat verband niet gelegd. Nu weet ik het weer. Toen hebt u nogal uitgepakt tegenover de parketteur. Ik meen dat u die zaak uiteindelijk hebt verloren."
3.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer kan onder omstandigheden de wijze van bejegening grond opleveren voor het oordeel dat sprake is van schijn van partijdigheid van de rechter, namelijk voor zover uit die bejegening een objectief te rechtvaardigen grond is af te leiden voor de vrees dat het de rechter aan onpartijdigheid heeft ontbroken.
Daarvan is ten deze sprake. Uit het proces-verbaal van de zitting en het verhandelde op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek blijkt dat tussen de rechter en
[gemachtigde] een zakelijke discussie is ontstaan over het toelaten van een akte van de wederpartij en dat deze discussie mede door opmerkingen van de rechter zodanig op de persoon van [gemachtigde] - de advocate van verzoeker –gericht is geraakt dat hierdoor bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees heeft kunnen ontstaan dat de rechter niet onpartijdig is. Niet alleen heeft de rechter [gemachtigde] gebrek aan flexibiliteit verweten en geconstateerd dat zij boos naar hem keek en dat dat nergens voor nodig was, maar ook heeft de rechter op een voor [gemachtigde] en verzoeker onprettige wijze gerefereerd aan een eerdere zaak waarbij [gemachtigde] in privé betrokken was.
Dat [gemachtigde] zelf naar deze eerdere zaak had verwezen kan niet afdoen aan de ongelukkig overkomende opmerkingen die de rechter daarover vervolgens heeft gemaakt. Vastgesteld moet worden dat, hoewel de rechter aangeeft dat zijn opmerkingen bedoeld waren om de kou uit de lucht te halen, het effect daarvan tegengesteld is geweest. Gelet op een en ander zal het verzoek tot wraking worden toegewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart gegrond en wijst toe het verzoek tot wraking van de kantonrechter
mr. E.D. Rentema;
4.2.
beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en de rechter.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. J. de Vroome, voorzitter, J.S. Bartstra, en C.J.R. de Locht in tegenwoordigheid van de griffier mr. M. Dijk en in openbaar uitgesproken op
22 december 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.